Christelijke doodts-betrachting
(1687)–Willem Sluiter– Auteursrechtvrij
[pagina 8]
| |
Op de wijse; De werelt, als ick sterf sal weynigh van my weten.Siet de Musijk-nooten achter de Christelike Seneca van V. van Osterwijck. Of op de Wijse: O Heere, Davids Soon, &c.
Ga naar margenoot+MYn Godt, wildt by my zijn in d'uire van mijn sterven,
Ga naar margenoot+Wanneer ik tusschen tijdt en eeuwigheydt sal swerven.
Ga naar margenoot+Volbreng uw groote kracht in mijne swakheyt dan.
Ga naar margenoot+Dat my de Vyandt niet als tarwe sift' en wann'.
| |
[pagina 9]
| |
2.
Mijn sonde sullen sich dan teghen my gaen setten, Ga naar margenoot+
De Wet, der sonden kracht, sal noch den prickel wetten, Ga naar margenoot+
| |
[pagina 10]
| |
Ga naar margenoot+Mijn selfs ghewete sal my knagen aen het hert,
Ga naar margenoot+En daghen voor het recht my soo gheheel benert.
3.
Ga naar margenoot+Des Satans gramschap sal als dan te grooter worden,
Ga naar margenoot+En kleiner mijne kracht om my ten strijt te gorden.
Ga naar margenoot+Mijn Godt, het vall' my hier vry al mijn leven suer,
Indien ghy maer van my niet wijkt in stervens uer.
4.
Ga naar margenoot+Verberg uw aensicht, na u Vaderlik behagen,
Ga naar margenoot+Soo dikwils 't u belieft: mijn tijdt gae door met klagen:
Ga naar margenoot+Soo 't leste uirken maer magh zijn in vreed en vreugd',
Ga naar margenoot+En dan mijn ziel te recht zy in uw heyl verheugt.
5.
Ga naar margenoot+Geef, dat ik op uw komst alsdan te vlijt'ger wake,
Bewaer my by 't gebruyk van goet verstant en sprake,
Ga naar margenoot+Op dat ik aen de mijn', en all d'omstanders,
Mijns herten laetst gepains noch mede deelen kan.
6.
Ga naar margenoot+Laet, in mijn doot, mijn ziel soo by uw gunste leven,
Ga naar margenoot+Dat sich mijn geest voel hoog, en boven 't aerdsch te sweven,
| |
[pagina 11]
| |
En juich' en triumpheer' ook over doodt en hell', Ga naar margenoot+
Of wat sich teghen my op 't meest ten strijde stell'. Ga naar margenoot+
7.
Wanneer ik in uw naem voor 't lest mijn hooft sal buigen, Ga naar margenoot+
Soo laet noch uwe Geest met mijnen geest getuigen, Ga naar margenoot+
Dat ik vast ben en blijv' uw uitverkooren kint,
Van eeuwigheidt in uw gheliefde Soon bemint. Ga naar margenoot+
8.
O ware levens Vorst, ô stercke doodts verwinner, Ga naar margenoot+
O Satans dwang en schrik, ô lieve mensch beminner, Ga naar margenoot+
O Iesu, Iesu, help my in dat uirken maer Ga naar margenoot+
Door 't duister dal des doodts; soo vrees' ik geen gevaer. Ga naar margenoot+
9.
Indien ik op en neer; door golven van versoeking, Ga naar margenoot+
Geslingert worden moet, soo sal ik, met verkloeking
Door u doch zijn gebraght in d'haven van de rust, Ga naar margenoot+
En, van d' onstuim'ge zee, aen 's Hemels blijde kust.
10.
Gy, die my nu verleent hierom te konnen smeken, Ga naar margenoot+
Ei! wijk doch niet van my als alles schijnt geweken. Ga naar margenoot+
| |
[pagina 12]
| |
Ga naar margenoot+Geef, dat ik in mijn dood verheerlijk uwen Naem,
Op dat ik 't namaals doe in 't eeuwigh leven t' saem
11.
Ga naar margenoot+'k Weet niet, wanneer, of waer de Doodt my aen sal randen,
Ga naar margenoot+Daerom beveel ik nu mijn Geest hier in uw handen.
Ga naar margenoot+Versterk my met den Geest der wijsheyt en des raets,
Dat ik de doot soo wacht op ieder tijdt en plaets.
12.
Nu vrees' ik niet, ik leev' op aerden om te sterven, Ga naar margenoot+
Maer sterven sal ik, om het leven te verwerven Ga naar margenoot+
Met u, HEER, die de Bron en Son mijns levens zijt. Ga naar margenoot+
Hoe ruim leeft mijn geloof, als gy mijn hert verwijdt! Ga naar margenoot+
|
|