Buiten- eensaem huis- somer- en winter-leven
(1687)–Willem Sluiter– AuteursrechtvrijStem: Psalm 106. Danks Godt, want hy is vrindelijck. Of: Ostes ce noir, belle Phillis. Of: Aldus.Hoe lieflijck, soet, en aengenaem,
O Iesu! is my uwen Naem!Ga naar voetnoot+
Indien men my het herte kliefde,
Men vond'er desen Naem wel in;
Want d'heil'ge vlam van uwe liefdeGa naar voetnoot+
Verruckt by na mijn hert en sin.
2. 'k Vergeet' u niet om lief of leet,
Ia, Heer, indien ick u vergeet',Ga naar voetnoot+
Vergeet mijn rechterhant haer selven;
Ick spann' te samen al mijn kracht,
Hoe 'k best uw liefd' in 't hert bedelve,
En op u veste mijn gedacht.
| |
[pagina 140]
| |
Ga naar voetnoot+3. Geen honig is mijn mond soo soet,
Ga naar voetnoot+Als uw gedacht'nis mijn gemoedt,
Want sy versoet oock al wat suur is;
Ga naar voetnoot+'Sy maeckt dat ick verdouwen kan
Wat sterck en tegen mijn natuur is,
Ia daer ick eerst moest grouwen van.
4. 't Zy waer ick ben, of wat ick doe,
Ga naar voetnoot+Ick keer na u mijn oogen toe;
Ga naar voetnoot+'k Beginn' en eindig' al mijn wercken
Ga naar voetnoot+In uwen Naem en t'uwer eer:
Ga naar voetnoot+Gy kont de moede zielen stercken,
En nieuwe krachten schencken weer.
Ga naar voetnoot+'t Geen uit en om my selfs geschiedt,
Geeft my maer dies te meer verdriet;
Maer wat geschiedt in uwen Name,
Het zy dan groot, of 't zy geringh,
Is goedt en soet in 't eindt al t'same,
Soo dat ick u daer lof voor singh.
6. Ey laet ick u en uwe min
Doch nimmer stellen uit mijn sin;
Maer, als de Son-bloem na de Sonne,
En 't yser na de zeil-steen treckt,
Oock soo tot u mijn vreughdt en wonne,
Mijn hert geduurigh zijn gestreckt.
7. Geeft dat het zy mijn meest vermaeck,
Waer na ick in de wereldt haeck,
Van u te hooren en te spreken,
Ga naar voetnoot+U te behagen t'aller tijdt,
Ga naar voetnoot+U te betrouwen, u te smaken,
Ga naar voetnoot+En uwen wil te doen met vlijt.
8. Uw liefde soo mijn hert opweck'
Ga naar voetnoot+Dat ick het al voor schaed' en dreck'
Om u te winnen, achten moge.
Dat boven d'aerdt en 't aerdtsche goedt
Ga naar voetnoot+Sich als met vleugelen verhoge
Mijn soo in u vernoeght gemoedt.
| |
[pagina 141]
| |
O! sterckt my, dat ick nimmermeer,
Gelijck een dwase Demas, weerGa naar voetnoot+
My van de wereldt laet verlocken,Ga naar voetnoot+
Noch door mijn qua begeerlickheidt
Ooit werde van u afgetrocken,
Maer uwe blijv' in eeuwigheidt.
|
|