Buiten- eensaem huis- somer- en winter-leven
(1687)–Willem Sluiter– AuteursrechtvrijStem: Psalm 129. Van der jeugd aen hebben sy my gequelt. Of: Al 't oud en 't self; altijdt seght gt van goed.Hoe weinigh is genoegh voor sulck een menschGa naar voetnoot+
Die wijsselijck, en wel is onderweesen!
Hy hijght niet door een on-versade wensch
Wanneer hy 's nachts sal op zijn bedde weesen.
2. Hy heeft dan een gesonde slaep en rustGa naar voetnoot+
Sijn ingewandt is matigh t'allen stonden,
Hy staet weer op des moprgens vroegh met lust,
En sijn vernuft is by hem frisch bevonden/
| |
[pagina 96]
| |
Ga naar voetnoot+3. Maer moeyelick en on-gerust gewaeck,
En buick-wee, en gequyn en pijn der darmen,
En alles wat op 't meest beset den vaeck,
Is by een on-versaed'lick mensch, met karmen.
Ga naar voetnoot+4. Die wel vernoeght is met het geen hy heeft,
Ga naar voetnoot+Een Godt voor sijn bescheiden deel staegh dancket
Is in der daedt de rijckste die der leeft,
Maer arm en sieck die staegh na meerder jancket
Ga naar voetnoot+5. Rijckdommen zijn als doornen, die de ziel
Met anghst en sorgh geduerighlick door-pricken,
Die 't lieflick zaet des woorts, dat daer op viel
Al t'samen weer verdrucken en versticken.
6. Des rijckdoms lust niet dan veel wroegen geeft,
In 't krijgen. in 't besitten; in 't verliesen:
Ga naar voetnoot+Godtsaligheidts gewin genoegen heeft;
Ga naar voetnoot+Wel hem, die haer sal tot sijn schat verkiesen.
7. Die 't aerdtsche goedt voor 't Hemelsche verkiest,
Sal op het lest behouden geen van beiden;
Daer komt een tijdt dat hyse t'saem verliest,
Wanneer hy sal uit dese wereldt scheiden.
Ga naar voetnoot+8. Die Godt verkiest tot sijner erven deel,
Is rijck genoegh, hy leeft seer wel te vreden:
Hy zy uw schat, soo wordt gy niet soo veel
Met sulck gequel, met sorgh en moeit bestreden.
Ga naar voetnoot+9. Soo stelt dan niet, gelijck een weereldts sot,
Op 's rijckdoms on-gestadigheidt uw hope,
Maer altyijdt op den levendigen Godt,
Ga naar voetnoot+Die alles geeft, en heeft om niet te kope.
Ga naar voetnoot+10. Hoe saligh is hy die een schat vergaert,
En wegh leght in 't toekomende voorsichtigh
Goedt fondament: als hy van hier eens vaert,
Krijght hy een schat, meer dan al d'aerd, gewichtigh.
|