Buiten- eensaem huis- somer- en winter-leven(1687)–Willem Sluiter– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op het Geest- en sinrijcke Buiten-Leven Gerijmt door den Eerwaerden en seer Geleerden D. Wilhelmus Sluiter, Sluiter sloot sijn slot aan slot, en Ving in stilheyd aan te spotten Met al 's Werelds troost, en seyd: So seer kan een blanck gewisse Rampen, weelden, dulden, misse', In een troostige Eensaemheyd. [pagina 7v] [p. 7v] Dunckt het u tot mijnent duyster? 't Is niet vreemd, want 't mane luister Van uw vreugde ontfinckt mijn Kim; Als my in het salige Oosten 't Wesentlijcke Ligt komt troosten, Daer ick meed' ten Top-punt klim. 't Rampig dampig ken'pe lemmet Van uw lust (daer in gy swemmet) Met wat smeers geraeckt in brand Doet u 't ware Ligt verliesen, En in 't scheemrig tweeligt kiesen, Kysel-steen voor dyamant. 't Weeldrig woelen, ruyschend rasen, Dans en sang van duysent dwasen, Winst gesogt, en Staat nekuypt, Dooven u voor Iesus woorden Die men in de stilheyd hoort, en Die in 't eensaam herte sluypt. Eensaam leer ick Iesum vinden, Eensaam aan mijn herte binden, Eensaam met hem ommegaan, Om, als rijckdom, vrienden, staten Met dit leven ons verlaten, Eensaem, niet alleen, te staan. O! geluckig Eensaem leven! Willig wil ik om u geven Al de lusten van den woel. Laat de Steden prachtig blincken: Al haar soetigheden stincken By dat ick in 't eensaem voel. Danck heb Sluiter, die den Luyster Van dit leven uit den duyster, So te voorschijn hebt gebragt, Dat dien groote dingen lusten, Wenscht te schuylen wenscht te rusten In so nagteloos een Nagt. J. van Lodenstein, Dienaer der Gemeinte I.C. te Utrecht. Vorige Volgende