Buiten-leven

Regelnummers proza verbergen

[p. 69]

Op het Buite-Leven Van de Godtsalige wel-geleerde Heer, Wilhelmus Sluiter.

Die geerne sagh veel goede daghen,
Die mijden wil de snoode lagen

Van dien, die listigh loert en vleyt

Tot nadeel van de saligheyt:

Die onder Godts geley wil wand'len,
Die niet dan 't goede wil behand'len,

En alles richten naer Godts stem

Van Horeb en Jerusalem,^8.

Die mijd' al wat de rust kan rooven,
Die heff' sijn ziel van d' aerd naer boven,

En leer van Sluiter, voor en na,

Het oude Tecum habita.^12.

13A. Bornius,^13. 14Dienaer I. Christi in sijn 15Gemeinte te Alckmaer.

8. Horeb en Jerusalem: O. en N. Testament; Horeb: Sinaï, waar God aan Mozes de tafelen der wet gaf. Jerusalem: de verdieping van de wet van het Oude Testament door Christus' leer en kruisdood.

12. Tecum habita: woon samen met jezelf.

13. Arnoldus Bornius: werd in 1631 te Utrecht geboren. Na zijn studie in Leiden volgde een predikantsbenoeming voor Kamerik, in 1643 te Schagen, in 1644 te Woerden, en in 1653 kwam hij in Delft, waar ook Volckerus van Oosterwyck stond. Daar heeft hij blijkens een voorrede in 1667 de Christelike Doodtsbetrachting voor Sluiter uitgegeven. Het lofdicht op het Buiten-Leven moet gemaakt zijn na 24 juli 1667, want op die dag is hij ‘ingesegent en bevestigt’ in Alkmaar, alwaar hij in augustus 1679 is overleden. Bornius maakte ook zelf nu en dan stichtelijke gedichten. Literatuur: Knuttel, II, 449 en andere plaatsen; Worp: Briefwisseling Huygens, V, 292; VI, 415; idem: Gedichten Huygens, VIII, 239.