Buiten-leven

Regelnummers proza verbergen

[p. 67]

Aen de EE. Predicanten ten platten Lande, over het Buite-Leven
Van den Godtsaligen Hoog-geleerden D. Wilhelmus Sluiterus, Predicant te Eibergen.

Vaders, Broeders, die Godts hant

Op de Dorpen heeft geplant,

Om sijn Kerken daer te stichten,
En, met weldoen, voor te lichten;

Hebt gy lust, van stuk tot stuk

Te besien het groot geluk,

Dat de Heer u heeft gegeven
In dat stille Buite-leven?

Daer gy eensaem, op het velt,

Veelderhande zegens telt?

Slaet uw oogen op de Dichten,
Die, als over-aerdsche Lichten,

Sluiter (die t' Eibergen woont)

U soo konstig hier vertoont;

Dichten, die soo soet en dicht zijn,^15.
En soo vol van geur en licht zijn,

Datse niemant lesen kan,

Of hy wert een ander man:

'k Soek u hier geen yd'le saken
Noch onwaerheit diets te maken,

Maer te toonen hoe het lagh,

Als ik sijne Veerssen sagh;

't Scheen my, of ik in een Hemel
Onder 't Engelsch soet gewemel,^24.

Of in 't eerste Eden was,

Doen ik sijne Dichten las.

Mannen Broeders, seid' ik, 't Leven,
Dat de Steden aen ons geven,

15. dicht: zinrijk.

24. Engelsch: der engelen.

[p. 68]

 

Wat is dat by sulcken staet,

30

Daer in onse Sluiter staet?

 

Ghy en hoeft ons, die in Steden

 

Ons' Talent op winst besteden,

 

En wat hooger staen op stoel^33.

 

Als die leven buiten 't woel,

35

Nooit dat schijnluk te benijden,

 

En met wangunst van ter zijden

 

Aen te schouwen, als of Wy

 

't Beter hadden daer, als Ghy.

 

't Schijnt van buyten wat te wesen,

40

Maer, die 't recht' en waere wesen

 

Van de Steden wel doorsiet,

 

En wat hier en daer geschiet;

 

Hoe de stilt', en de Gerustheyt

 

Daer te woonen geenen lust heyt,

45

Maer te vinden is in 't Velt,

 

Daer s' haer setel heeft gestelt;

 

Die magh sich geluckigh achten,

 

Buyten pralen, buyten prachten,

 

Soo te woonen als men doet

50

Daer me steets Godts gunst ontmoet.

 

Dunkt u, dat, het geen ick segge

 

Lichtlik is te wederleggen,

 

Leest maer Sluiters Dichten, leest

 

Met opmerking in den geest,

55

Haest sal hy 't contrari toonen,^55.

 

En met dese kroon my kroonen,

 

Dat ick voor de waerheit pleyt,

 

En de waerheit heb' geseyt.

59Volckerus ab Oosterwyck,^59. 60Ecclesiae Delphensis Pastor.

33. hooger op stoel: hoger op de kansel (zodat we meer opvallen).

55. Haest: spoedig, terstond.

59. Volckerus van Oosterwyck werd in 1603 te Delft geboren. Van 1634-1640 was hij predikant te Rotterdam, daarna te Delft tot zijn emeritaat in 1671. Hij stierf in 1675. Evenals Sluiter was hij een man die zijn predikambt voortzette in de dichtkunst, waarvan hij een eerste proeve aflegde met Zangen over 't Hooglied. Uit dank voor een gunstige beoordeling hiervan droeg hij een jaar later (1656) zijn Keur van H. Stoffen uyt Gods Woordt aan Huygens op. Deze antwoordde met een gedichtje. (Zie J.A. Worp, Ged. V, 200). Zijn Hofbloemen zijn 300 ‘bedenckingen’ die samen met zijn vertaling op rijm uit 't Engels van Joseph Hall's De Christelycke Seneca (eveneens 300 gedachten) uitgegeven zijn. In 1660 volgde Het Mom-aensigt van de doodt afgetrokken en in 1666 Geloofsreden, dat is de Heidelbergsche en Nederlandsche Catechismus op Sanghrijmen gesteld. Hierop hebben o.a.A. Bornius en Wilh. Sluiter lofdichten gemaakt, de laatste waarschijnlijk als gevolg van zijn verblijf in het westen. Literatuur: o.a. Glasius, III, blz. 25, 26 en Knuttel, passim.