Mengel-digten(1750)–Aletta Beck– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 147] [p. 147] Aan Kloris op een geschilderden Emmer. HÁd ik gedagt dit Emmervat, Met Goud, als waar 't een groote schat, Bepronkt te zien door uw Penceel, Soo net! soo konstig! en soo eel! 'k Had nooit gesprooken van den haast. Nu staa ik ruim zoo veel verbaast, Hoe 't nog soo veerdig is geschied! U Meesters hant versaakt het niet. Dog 'k merk hoe dit een Mensch verbeelt, Van buiten blink, van binnen eelt. Soo gy met prysen syt betaalt, 't Is gaauw, 't is netjes opgehaalt. Vorige Volgende