Mengel-digten(1750)–Aletta Beck– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 145] [p. 145] Antwoort aan herderin Galathea, en herder Kloris; de hand gevende aan Galathea, in onse maatschappy. WAs onse Maatschappy ooit schooner hant gebooden? Als die van Galathé, op de eens gedaane beê! Die konst, en vrintschap lieft laat sig geen tweemaal nooden: Uw Yver strykt den prys van Kloris, en Astreé. 'k Sie 't maskerlievend rot voor sulk een trits verdwynen; De Vrintschaps Gordel, met een onvergangb're gloor En altoos heldren glans, om ieders lend'nen schynen! Myn Nimf is reets geschoeit, en gaat al rustig voor; Wie wenscht dees Herderin met my, ten dans te leiën? Kom Kloris, vlegt een krans; (de trage lentegast Verbied het levend groen te plukken uit de weiën) Van loov'ren, die de deugt om haaren schedel past. [pagina 146] [p. 146] My dunkt dat wy de Fluit van Galathea horen, Gepaart met Kloris Lier, op luisterryke stof! Hun heil'ge Digtkunst sal en hart en Geest bekoren! Terwyl die zich vermaakt in 's Hemels Eer en Lof. Soo moet uw beider Sang my tot een voorbeeld strekken! En leeren hoe my self, en and'ren op te wekken! ASTREA. In haast den 9 van Lentemaand 1703 Vorige Volgende