Mengel-digten(1750)–Aletta Beck– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 143] [p. 143] Aan herderin Astrea, en herder Kloris; intrede in haar digtkundige maatschappy. VErnuftig Herdervolk, doorluchte Maatschappy, Door kunst ten top gevoert, ik bid gewaardig my, Dat ik u groeten kom; schoon min door kunst verheven, Min fix op Maatsang, poog ik u slechts na te streeven: Het heugt my, hoe 'k nog korts, verslingert op uw fluit, Viool, en Veldschalmei; (die schat'rende 't geluit Door Veld en Bossen sond) nabootste in lugtig queelen; 'k Verborg me in schaauw, en plukte een blad om op te spelen, Of sneed een waterriet of opgeschooten halm, En neurde u sagtjes na, al was 't een wedergalm. Nu bied gy my de hant, en nood me om met de reiën Myn stem te paren, om met hen te speelemeiën [pagina 144] [p. 144] Door de Edle lustwarande, en glorieryken Hof Der Digtkunst, wyd befaamt door haar alouden lof. 'k Erken 't geluk, en sal met staag opmerkende ooren Toeluistren, als Astreé en Kloris sig doen hooren; 't Sy dat ge een Batavier met Zegenpalmen kroont, Of met uw vluggen Geest in Herdershutten woont; Den Grooten Schepper looft, en sweeft langs Akkerlanden, En Bosschen, door Natuur geciert aan hare wanden Met levend groen; daar steeds het hupp'lend snatergild Doorsweeft en swiert, en schenkt syn wiltsang overmilt, Of, wat nog meer de stof van uw Gesang mogt weesen. 'k Wensch dat we als Byën staag het eêlst uit alles leesen, Vergaaren honigraat en edle lekkerny! Nooit moet in onsen rey een Vrouw als Veinsery Verschynen, met haar stoet; o pest van 't samenleven! Wy willen de edle deugt den hoogsten sitstoel geven! En wyën al ons doen tot 's Heeren Heerlykheit: 'k Wensch dat ons dit te saam zy op het hart geleit. Den 9 van Lentemaant 1703. Haastig uitgeboesemt door het Jongste Lit der Maatschappy. GALATHEA. Vorige Volgende