| |
| |
| |
Verjarings groet aan mejuffrouw C.A. van Walbeek, myne ge-eerde nichte.
DE Dageraat hadt naauw de Oranje Paarden
Toen 'k uit de hant van Majaas Soon aanvaarde.
De weet, hoe Neptuin met zyn waterrossen
Syn Triton last hem pragtig uit te dossen.
De Zeevoogt, wiens beveelen syn Orak'len,
Een krans van riet, en waterlis te schaak'len.
De vlietgodinnen, die syn schulpkoets leien,
Terwyl sy 't spoor met wier en mos bespreien.
| |
| |
Haar last waar heen, wat togt wortuytgeblasen
Waar heen haar weg te spoen,
Ik! sprak Neptuin sal 't krielent Y verbaasen.
Myn Waterwagt, dus noemt hy syn trawanten;
Gints daagt een heldre glans
Volgt my op 't spoor, 'k wil daar myn drietant planten.
Soo ras myn Pekelvoet raakt de Amstel soomen,
Blaast driemaal uyt der keel:
Gy Nimfen heft een maatsang op de stroomen:
Begroet Christyn het puik der Juffren reien,
Begroet haar grys verstant
In groender loof geplant,
Een Tweede Apel, die verw op glas kan spreien
Begroet haar hant, die watse sierlyk maalde
Haar hoogte en diepte snyt,
Arachne tart in 't steeken met de Naalden:
| |
| |
Begroet haar Jaargety met de offerhanden
Van 't reinste dat myn schoot
Besproeit de Altaar die t'haarer eer zal branden:
Begroet haar sedig oog en vrindlyk weesen;
Begroet haar Son, aan de Ystroom eerst verreesen:
Haar Son, wiens eerste glans bescheen de kimmen,
Voorspelde een schoone dag,
Hem die haar schaduw sag,
Siet in haar gloor des Amstels lugt-swerk glimmen:
Bekranst haar hooft met onverwelkbre loov'ren,
Van Adriane als Pallas niet veroov'ren;
Wanneer ge uw pligt hebt afgedaan, Sireenen,
Die de aftogt blaast in 't Y,
Lei my ter Saal van Amphirti t'weer heenen.
| |
| |
Wie past te swygen, nu u elk komt groeten
Al kan myn digt naauw staan,
't Bukt evenwel eerbiedig voor uw voeten.
Uw Jaardag gaf my stof om hooger toonen
Maar 't viel my veel te swaar
Vergoode Nimf, uw hooft naar eisch te kroonen.
'k Laat Amstels Juffren-rei U Eerkrans sling'ren
Vreest met haar schacht uw lauwer te beving'ren.
Uw gulle gunst gaf myn geneigtheid spooren
Te wenschen, dat dees dag,
Waar in men zegt Christine is nu gebooren.
'k Wensch dat uw Morgen-Son in glans mag straalen
Wenscht dat uw ligt ontydig weer mag daalen.
| |
| |
Myn grootste wensch, is, dat u God ontmoete
En gy tot lof uw krans legt voor syn voeten.
Die, van de Bakermat uw hant geleidde,
By 't reinste vee in Jesus Klaverweide.
|
|