Mengel-digten(1750)–Aletta Beck– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 43] [p. 43] Jaardigt op den heer T: Menthe. DOor 't dreigend onweer van de aanstaande Krygs-gerugten, Die yders hert doen zugten, Is ook myn geest benaauwt, Geen wonder dat de Pen sygt in een diepe flaauwt. Hoe souw myn teere hant en sidderende ving'ren Een Jaardigt kunnen sling'ren, Of slaan op blyden toon? Daar rondsom wort geplukt aan Zions dierb're Kroon: Verschoon my dan, die hier uw bezigheit kom steuren, En in 't begin te neuren, Als waar 't een Swanesang, Wie kweelt niet, die maar denkt aan Neêrlands ondergang? Maar gy, die steeds voor 't volk by God treed in de bressen, Om 't toorne vuur te lessen, Of zyn geregte straff, Soo lang de boetstem klinkt, ons tyd van boete gaff, [pagina 44] [p. 44] Roept ons nog dikwils toe met bidden en met smeeken, Sal nog uw hert niet weeken, Gy dobbert op den vloet, En draaikolk uwer zond, waar in gy zinken moet, Maar God bied nog zyn gunst wilt gy 't gevaar ontvlugten; Barst uyt in naare zugten, En laat de zilte plas Neersypl'en, tot uw hert zo buigsaam is als was. Soo stapt ge ons moedig voor, ô leidsman uwer troepen! Van God daar toe geroepen, En hebt uw eerste Jeugt En scherp geslepen brein geoffert aan de deugt. Nu neemt het Jaartal toe, de Goddelyke Wysheit Staat in volkoomen grysheit, God meerder het getal, En Stapel Jaar op Jaar als 't hem behaagen zal. Hy kroon uw akkerwerk dat geen verborgen zugten Ten Hemel moogen vlugten, Maar als een heilig zaat Geworpen in het hert zyn vrugten opwaarts slaat. [pagina 45] [p. 45] Dat waarheid, liefde en vreê, malkanders aansigt kussen, Of God zyn toorn mogt blussen En dempen in den vloet, Daar Siloos wasbad bruist van Jesus dierbaar bloet. JEHOVAH geev u kragt om 't zwakke t'onderschraagen In blyde of droeve daagen, Dat zyn scherpsnydent staal Geklonken in uw vuist, Gods vyand agterhaal. Bid voor Jerusalem en die haar vreê beminnen, Dat Godsvrugt woon' daar binnen, Maar blaast de ramsbasuin Tot Babels Jericho haar Wallen stort in 't puin. Die zig in 's Heeren dienst zo swoegent heeft gekweeten, Behoud een vry geweeten, En krygt een heerlyk loon, Aan 't einde van de baan de onwelkbre lauwerkroon. Anno 1701. Vorige Volgende