Mengel-digten(1750)–Aletta Beck– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] Op de doot des Hertogs van Glochester. Sang. RAmpsalig Albion! Wat treft u slag, op slag, En wreede bliksemslaagen! 't Is dag: nog taant de Son Om 't deerlik wee en ach, Ach Stuarts kroost! geen plaagen Gaan uw Paleis voorby! Den slaanden Engel vint, Geen post met bloet bestreeken! Of heeft de Twist-harpy, In wraaklust heel verblint, Syn klaauw in 't hert gesteeken? [pagina 39] [p. 39] Wie schuift de treurgordyn Voor 't moederlik gesigt! Geen tranen zyn te stelpen: So brult de Leeuw van pyn, En smaad het lieve ligt Om 't rooven zyner welpen. Hoe wankelt Ryk en Troon, Wanneer het bitter lot Den Stam ontplukt zyn telgen, ô Regt ge-aarde Soon, Te vroeg, dog wel, by God; Geen Theems kan 't leet verswelgen Als Nereus uit weemoet, Syn Sluisen open doet. Tegensang. Gelukkig Albion! Ge ontduikt een swaaren slag, Soo lang de gulde Waagen De Oranje Middagson Syn rossen met verdrag. Houd in 't gareel geslaagen. [pagina 40] [p. 40] GLOCHESTER aan de borst Een's tweede AUGUST gekweekt, Had Leeuwenmoed gezoogen! Dit perst dien Grooten Vorst Nu hem de doodpyl steekt, Veel traanen van meedoogen. Die tegens druk en last Syn Schouders voelt geschraagt, Sal Vorstin Annaas kaaken Met peerle douw beplast, En 't lyden dat zy draagt Afveegen, en bewaaken Haar Hofpaleis en Staat. Ik zal de Maagschaps band Sprak Willem, vaster streng'len; Die u na 't herte slaat, Weet dat myn dappre hant Syn bloet met stof zal meng'len: Maar troost u met deês vreugt, Hy storv in blanke deugt. [pagina 41] [p. 41] Slotsang. Die boven 't wolken spoor zyn zetel hout En Kroon en Staf aan Aardse Vorsten trouwt, Al dreigt gy Stam en Wortel uit te roeyen, Sal Sions bres bemuuren met een wal, En schutten 't kwaat van een aanstaanden val, Die Abrams zaat uyt steenen kan doen groeyen. Vorige Volgende