4. Metamorfe gesteenten
4.0. Inleiding
Tot de metamorfe gesteenten behoren in de eerste plaats de marmers, die door metamorfose van kalkgesteenten ontstaan zijn. Als bijzondere marmervarianten kunnen albast en serpentino genoemd worden. Ook de steen van het Zweedse eiland Öland, een harde kalksteen, rekent men ertoe.
Door metamorfose van zandstenen zijn de kwartsieten ontstaan, die wegens hun grote hardheid en slijtweerstand zeer geschikt zijn voor vloerplaten en traptreden, maar hier onbesproken blijven wegens hun geringe relatie tot historische monumenten.
Uit de metamorfose van klei zijn verschillende leigesteenten ontstaan, die hun diensten bewijzen voor dakbedekkingen en een aparte bespreking verdienen.
De in ons land gebruikte marmers komen vooral uit Italië, maar ook uit België, Frankrijk, Engeland en Griekenland. Het wit en het blauw komen meestal uit Italië, het rood uit België en het groen uit Griekenland. De Belgische soorten zijn in feite geen marmers, maar kalkstenen, die door hun gemakkelijke polijstbaarheid en soms levendige tekening in het spraakgebruik tot de marmers gerekend worden. Het Belgisch zwart is wegens zijn relatie tot de andere donkere Belgische kalksteensoorten in dat verband reeds aan de orde geweest (blz. 53).
De Romeinen hebben al marmer in noordwest-Europa gebruikt, getuige de zuilschachten in en bij de ruïne van de Barbarossakapel op het Valkhof te Nijmegen; mogelijk zijn deze als afbraak van elders aangevoerd.
Marmer is meestal binnenshuis toegepast voor vloeren, trappen, lambrizeringen, schoorsteenmantels, epitafen, grafmonumenten, e.d. Voor buitenwerk is het minder geschikt, omdat het aan de buitenlucht snel de polijstglans verliest (d.w.z. dat het oppervlak iets verruwt) en zich dan nauwelijks van gewone kalksteen onderscheidt. Luchtverontreinigingen (zoals roet) zetten zich in vochtige atmosfeer dan gemakkelijk op de steen af, waardoor die spoedig een minder fraai aanzien krijgt. Tot op heden zijn geen middelen bekend die marmers vrijwaren van vuilaanhang. Bij de aanwezigheid van zwaveligzuur heeft regenwater een oplossende werking. Carbonaten worden dan omgezet in sulfaten, wat met volumevergroting gepaard gaat, zodat korstvorming optreedt, gevolgd door afstoten van de huid. Bij samengestelde marmers doet zich het verschijnsel voor, dat minder kwetsbare mineralen blijven staan terwijl de zuivere kalken uitspoelen.