Toekomst voor de Middeleeuwen
(2000)–Hubert Slings– Auteursrechtelijk beschermdMiddelnederlandse literatuur in het voortgezet onderwijs
[pagina 193]
| |||||||
VI
|
1. | ‘Het [literatuur]onderwijs behoort geen doel te zijn, maar een middel en wel het eenige en afdoende middel, waar het er op aankomt, de menschen beter te maken.’Ga naar eind1 Natuurlijk is dit citaat van Taco de Beer uit 1890 geformuleerd in de gezwollen taal die voor zijn tijd kenmerkend is, maar de gedachte erachter staat in direct verband met mijn pleidooi voor historische bewustwording als belangrijke doelstelling, zodat het historische-literatuuronderwijs eraan kan bijdragen dat jongeren zich in een pluriforme, multi-culturele samenleving leren verplaatsen in en zich open stellen voor de ander. |
2. | Een goed letterkundig werk heeft weliswaar ‘ongetwijfeld geene prenten noodig voor wie hem weet te waarderen; maar het is juist de waardeering, waartoe wij onze leerlingen moeten brengen; dáárvoor kunnen wij ons van die teekeningen en platen bedienen’.Ga naar eind2 Toen Kalff deze woorden in 1893 opschreef, had hij nog geen idee van de mogelijkheden die er op dit gebied een eeuw later zouden zijn, maar hij had er zonder twijfel graag gebruik van gemaakt. |
3. | ‘De geschiedenis der letterkunde komt een dienende en niet een leidende functie toe. Mijn grootste bezwaar [...] betreft dan ook het feit dat het teveel geschiedenis-onderwijs is. Als men de geschiedenis der letterkunde als leidraad neemt en het litteraire product als materiaal tot illustratie of documentatie beschouwt, draait men de |
rollen om. De lectuur moet het uitgangspunt zijn, en de geschiedenis beperkt worden tot de onmisbare toelichting en tekening van de achtergrond’.Ga naar eind3 De opvatting die Van den Ent in 1936 ventileerde, lijkt nogal vanzelfsprekend. Toch blijkt het primaat van de literatuurgeschiedenis ook zestig jaar later nog steeds een punt van zorg te zijn. |
Deze paar citaten - er is veel meer te noemen - tonen naar ik hoop voldoende aan dat, ondanks alle veranderingen die er in de geschiedenis van het historische-literatuuronderwijs te constateren zijn, voor veel moderne didactische vernieuwingen parallellen zijn aan te wijzen die in het grijze verleden ook al naar voren zijn gebracht, al was het soms slechts door een enkeling.Ga naar eind4
Middelnederlands literatuuronderwijs in de Tweede Fase
In de inleiding van deze studie heb ik als primaire doelstelling geformuleerd na te gaan in hoeverre in de toekomst onderwijs in de Middelnederlandse literatuur wenselijk en mogelijk is. Dat historisch literatuuronderwijs op dit ogenblik een realiteit is, wil immers nog niet zeggen dat dat in de toekomst ook zo blijft of blijven moet. Ik constateerde twee factoren die de probleemstelling rechtvaardigden. Ten eerste is er een ongewenste kloof te constateren tussen het historische literatuuronderwijs en de universitaire vakwetenschap. Ten tweede dreigt er door de invoering van de Tweede Fase slechts zeer weinig tijd voor het literatuuronderwijs over te blijven.
Om een aantal redenen is het wenselijk dat er in het onderwijs ruimte blijft om aandacht te besteden aan historische literatuur. De doelstelling historische bewustwording is belangrijk. Historische literatuur biedt leerlingen mogelijkheden om hun sociaal-culturele blikveld te verruimen. Het is niet noodzakelijk om hiervoor naar de Middelnederlandse literatuur te grijpen, maar uit oogpunt van cultuuroverdracht en omdat deze periode op het ogenblik flink in de aandacht staat, zou het in elk geval een gemiste kans zijn als zij totaal genegeerd zou worden. De universitaire medioneerlandistiek, die in de maatschappelijke Middeleeuwenhausse een belangrijke rol speelt, kan de school van dienst zijn bij het tot stand brengen van zowel wetenschappelijk als didactisch verantwoorde ondersteuning, vooral in de vorm van lesmateriaal. De reeks Tekst in Context lijkt van deze hernieuwde toenadering een veelbelovend begin.
Het is nauwelijks te voorspellen hoe het literatuuronderwijs er in de komende jaren uit zal komen te zien. Als de docent zich - door sectie, school en wellicht ook leerling gecontroleerd - aan de wettelijke regels houdt, zal er weinig tijd meer overblijven voor een eigen invulling van het literatuuronderwijs. De verhouding tussen gestelde doelen en beschikbare tijd is ver uit balans. Alleen de praktijk kan ons leren in hoe-
verre er ruimte zal blijven om de leerlingen in aanraking te brengen met historische literatuur. Het is te hopen dat er in het lesmateriaal, ook van de grote educatieve uitgevers, voor deze historische ontmoetingen aandacht zal blijven.
Toekomst voor de Middeleeuwen
Zal het onderwijs in de Middelnederlandse literatuur achteraf een typisch twintigste-eeuws verschijnsel blijken te zijn, dat rond 1900 opgekomen en precies een eeuw later weer verdwenen is? De tijd zal het leren. Vast staat in elk geval dat de Middelnederlandse literatuur haar huidige positie in het onderwijs verkregen heeft, doordat docenten bereid waren om tegen de stroom in te roeien. Terwijl in de negentiende eeuw de heersende mening was dat het literaire leven pas in de zeventiende eeuw op gang gekomen was, begon een handjevol docenten, tegen de wettelijke periodespecificatie in, Middelnederlandse literatuur te behandelen, net zolang tot het in 1920 door de wetgever gehonoreerd werd. En toen in de jaren zeventig de positie van de historische letterkunde in het hedendaagse onderwijs door zowel educatieve uitgevers als vakdidactici bijkans onhoudbaar verklaard werd, bleef er een groep docenten die, tegen de toentertijd didactisch-correcte opinie in, hun leerlingen met oude teksten in aanraking bleef brengen.
In die wetenschap is er niet zoveel reden om het hoofd te laten hangen op het moment dat van hogerhand is besloten om de huidige voorwaarden voor grondige literatuuronderwijs aanzienlijk te gaan beperken. Ook in de toekomst zullen er, naar men mag hopen, docenten zijn die, tegen de onderwijspolitieke besluitvorming in, de leerlingen voor wie zij verantwoordelijk zijn in aanraking zullen brengen met Nederlandse literatuur uit de verschillende perioden van onze cultuurgeschiedenis. Ik hoop dat het in deze studie naar voren gebrachte gedachtegoed daartoe als stimulans dient.
Het is niet mijn intentie om iemand de historische letterkunde op welke wijze dan ook op te dringen. Dat geldt in de eerste plaats voor docenten die de historische literatuur reeds aan de orde stellen op een manier die hen op het lijf geschreven is. Een onderwijskundige methode is als een lievelingstrui: belangrijk is niet zozeer of hij goed staat maar of hij lekker zit. Enthousiasme van de docent voor historische literatuur is belangrijk om de literatuur te doen aanslaan. Men kan alleen maar interesse wekken voor wat men zelf interessant vindt. ‘De geestdrift van de leerkracht vervangt de kennis niet, maar zonder geestdrift is die kennis waardeloos.’Ga naar eind5 Ik heb in het voorgaande een werkbare methode geschetst om de oudere letterkunde op een prettige en tegelijk ook interessante manier onder de aandacht van hedendaagse jongeren te brengen. Lera-
ren die zich door deze methode aangesproken voelen, nodig ik uit om deze in praktijk te brengen.
Wat mij betreft blijft daarbij, zoals Poelhekke het in 1907 al apodictisch formuleerde, de leraar dé methode.Ga naar eind6 Als in klaslokaal of studiehuis de vonk van leraar op leerling niet overslaat, kan er nog zo'n briljante doelstelling worden nagestreefd, nog zulk adequaat lesmateriaal worden vervaardigd, nog zo'n vernuftige werkvorm worden uitgevoerd, het zal zaaien op rotsbodem blijven. Maar als docenten hun leerlingen in aanraking blijven brengen met Middelnederlandse literatuur, door een spannend verteld verhaal, een goed voorgedragen gedicht, een boeiend onderwijsleergesprek, door ze te attenderen op goede boeken of door ze verantwoord lesmateriaal in handen te geven, dan is er toekomst voor de Middeleeuwen.