Yoeng poe tsjoeng(1933)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] Na Goudklokje's Dood Arm en zieklijk, maar half in het leven geslaagd, Met een lief, onschuldig kind van drie, Geen jongen, maar 't was toch beter dan niets, Wat teederheid, van tijd tot tijd een kus. De dag kwam zij werd van mij weggenomen, Haar geestje zweeft nu ik weet niet waar, Als ik gedenk hoe vlak voor haar dood Zij vreemde geluiden kraaide en woorden zocht, Dan weet ik dat de banden van vleesch en bloed Ons een steen van smart om den hals binden, Maar ik dacht mij terug in den tijd die ligt Voor haar geboorte en smoorde zoo het leed. Mijn hart vergat haar, de dagen gingen voorbij, Driemaal werd het winter, driemaal lente, Deze morgen sprong de wond weer open Toen ik op straat haar min tegenkwam. (Po Sju I) Vorige Volgende