Het China van Slauerhoff
(1985)–J. Slauerhoff– Auteursrechtelijk beschermdAantekeningen en ontwerpen voor de Cameron-romans
[pagina 306]
| |
BeschrijvingEén blad van een schrijfblok van kwartoformaat, gelinieerd, aan één zijde beschreven. De tekst, in inkt, is met enkele potloodhalen doorgestreept. | |
DateringNiet vast te stellen. | |
TekstIk sta op de hoogste berg - en zie niets dan zand. en roode papavertuinen en groene rijstvelden Macao. en alle andre steden waar ik bestond. zij zijn weg achter de verte.
Aan het eind van een smal slingerend pad - aan de rand van een beek staat een klein paviljoen met oprankend. rood dak. en gelakte werandahs [lees: warandahs of verandahs] rondom. □ Ik weet dat het mij wacht. Ik aarzel even voordat ik het pad opga. een omwenteling voltrekt zich. De berg 〈- stort in〉 〈+ schokt〉. de huizen vallen voorover - de laatste levenden rennen door de instortende straten de aardbeving is 〈- voltrok〉 gekomen. een vloedgolf trekt het land in, lucht zee en aarde wreken zich - Neen. ik ben er niet. Ik ben niet in LisboaGa naar voetnoot1 ik ben hier. Ik ben een ander, ik 〈- heette L〉 was Luiz de Camoes. nu ben ik
Hoe heb ik hier kunnen slapen aan de rand van de afgrond op honderd passen afstand van het paviljoen der zeven duizend zaligheden □ Een beweging en ik was te pletter gevallen □ Ik sprong op. en nam een bad in de beek | |
CommentaarDit fragment wijst in twee opzichten terug naar onze bevindingen tot nu toe. In de eerste plaats lijkt het inpasbaar in het overzichtsschema op blad [2] van document B-I, en wel in ‘Hoofdstuk 6’: ‘(...) agonie in Lisboa. Leven op de Dapsang dat niet duurt.’ In de commentaar bij dat document veronderstelden we al, dat hier op een of andere manier de parallellie aan de orde zou zijn tussen de geschiedenis van Camões en die van Cameron. Deze veronderstelling wordt hier bevestigd. Het fragment handelt over Camões, maar de geschiedenis is die van Cameron. Die twee lijken hier weer te zijn | |
[pagina 307]
| |
samengevallen, zoals in Het verboden rijk. Het is niet onaannemelijk dat in de open ruimte achter Ik ben een ander, ik was Luiz de Camoes, nu ben ik iets moet worden ingevuld dat naar Cameron verwijst. Hiermee is ook het geografisch onderscheid tussen de twee geschiedenissen komen te vervallen. Camões ziet de ondergang van Lisboa, maar bevindt zich (waarschijnlijk) op de Dapsang. Men zou kunnen zeggen, dat hier de samenval plaatsvindt tussen Lissabon en China als de exponenten van de cultuur. In de tweede plaats wijst dit fragment terug naar de ‘Epiloog’ in document C-VII. Gelet op de volgorde van ontstaan der documenten, wijst het daarnaar vooruit. Camões bevindt zich in een streek die in hoge mate herinnert aan ‘het westelijk paradijs’: roode papavertuinen en een klein paviljoen met oprankend rood dak en gelakte warandahs rondom. Weer een aanwijzing dat oorspronkelijk het westelijk paradijs was gesitueerd op de Dapsang, in het uiterste westen van Tibet. De inkorting van de ‘ideële tocht naar het binnenland’ tot een ‘Epiloog’ moet bij het schrijven aan dit fragment dus nog niet zijn overwogen. Hoe Slauerhoff, na de publikatie van Het leven op aarde, zich de inpassing van dit document in deel III ongeveer heeft voorgesteld, is niet duidelijk. Het ligt voor de hand te veronderstellen, dat de aansluiting van deel III bij de tweede roman op ongeveer gelijke wijze zal zijn gedacht als die van Het leven op aarde bij Het verboden rijk. De tweede roman eindigt met de zin: ‘Misschien zal ik dan toch in de vaart het land van Wan Tsjen bereiken (...).’ Het begin van deel III moest dan laten zien, hoe Cameron/Camões opnieuw in het Land der Sneeuw aankomt. |