Het China van Slauerhoff
(1985)–J. Slauerhoff– Auteursrechtelijk beschermdAantekeningen en ontwerpen voor de Cameron-romans
[pagina 171]
| |
BeschrijvingFrans cahier in halflinnen roodbruine band met op het voorplat een gestileerde tekening van bloemen en een bij en een cartouche waarop: l'abeille; ruitjespapier (vierkante ruitjes). Alleen de rechter bladzijden zijn genummerd: 1 tot en met 58, door Slauerhoff; [59] tot en met [68], door de editeurs. Tekst in inkt, met wijzigingen in paars potlood en blauw kleurpotlood; over het algemeen zijn alleen de rechter bladzijden beschreven, de linker bladzijden zijn soms voor toevoegingen benut. | |
InhoudHet betreft hier een voorontwerp van Het leven op aarde, en wel Verzamelde Werken, VI, blz. 171, regel 31, tot blz. 209, regel 26. | |
DateringTussen maart en juni 1934. | |
TekstGa naar margenoot+〈- De vrouw bleef liggen.〉 Zij lachte even. en stak haar tong 〈- uit〉tusschen de lippen door, en bootste het dreigen van een slang na - □ Laat hem maar. Zij doen niets. Zij komen om de muziek en gaan weer weg als die ophoudt - □ Ze zien er gevaarlijk uit, maar ze zijn niet vergiftig □ Het is toch een groote. Zij zag even over de rand. Ja die ken ik wel. Die is zoo vaak hier. Hij kan toch een slapende worgen in zijn kronkelingen - Laat hem liggen waar hij ligt en mij ook〈-. en kom〉Kom dichterbij. Ik klom de treden op De regen was opgehouden, maar de middag was nog donkerder geworden - onder wolken. Achter de blader en bloemenschermen herkende ik haar toch - de eerste van de tochtgenooten die ik terugvond - de eerste ook die verdwenen was. al voor wij in Tschong King aankwamen. Zij leek niet meer op de havelooze Liang tiGa naar voetnoot1 die zoo koppig en onverschillig alle ontberingen van de tocht verdragen had - zich bemoeiend met wie haar op t oogenblik het meest beviel of van wie zij 't meeste gedaan kon krijgen - | |
[pagina 172]
| |
Ze leek meer op een die ik in Tai haiGa naar voetnoot2 had gezien op 〈- het〉 de kussens in het rookvertrek liggend als een nymph op de golven. Het gezwel had zij weer afgedaan evenals die nacht - ik miste het - ik vond dat het meer bij haar hoorde - ja haar schoonheid meer deed uitkomen dan al de sieraden die zij nu zoo overtollig droeg. Ga naar margenoot+Zij toonde zich niet verrast. Wij spraken niet over de tocht alleen over t leven dat zij hier had - Het beviel haar goed, zij hoopte Hsioe nooit meer terug te zien - Zij had hier beter en voornamer minnaars. Zij liet doorschemeren dat de Toe Tsjoen haar soms bezocht en 〈- toonde〉 〈+ liet〉 een sieraad - 〈+ zien〉 Ik toonde mij geinteresseerd. hopende iets van de anderen te hooren. Straks, als de zon onderging zou het koud worden, nu en dan ging al een windstoot als een huivering door de slap neerhangende blaren. De zon ging onder en scheen op een gegeven oogenblik de verandah in - Neen, zij zag er toch moe uit en verveeld, zeker verveelde 〈- zich〉zij zich toch in Tschong King, in haar begrip achterlijk en onbeduidend vergeleken met Tai-hai - zijn Bund Palace hotels
En -- zou zij zich anders zoo opgetogen hebben getoond dat ik kwam? Maar -- zou zij daar en in Tsing taoGa naar voetnoot3 en Tsche foeGa naar voetnoot4 en andere steden van de kust zoo boven de waarde zijn geschat. Nadat ik genoeg bewonderd had, vroeg ik of zij ook iets van de vroegere kameraden wist. Alleen Godonow zie ik soms. Hij komt 's nachts in t geheim. Kan ik hem hier ontmoeten. Neen, dat is te gevaarlijk, Godonow is jaloersch. □ Jij 〈- niet〉 ben[t] niet jaloersch wel. Je geeft er niet om. 〈- Dat weet ik nog die nacht in Tai hai.〉 □ Op mijn beleefd protest sloeg zij geen acht. Ga naar margenoot+□ Even graag mag ik je. Zelfs liever. De andren zijn allemaal hetzelfde hoffelijk zacht, vriendelijk en onderhoudend in het begin bruut en vervelend daarna - Wat doet hij nu? O. hij is begonnen met het oefenen van cadetten. □ Er is een keurkorps gevormd uit zoons van de voorname families - Hij is nog altijd bezig ze te leeren hoe ze 't geweer moeten vasthouden - Aan 〈- 't ex[c]erceeren〉 〈+ schieten〉 zijn ze nog 〈- t〉niet toe. Wel moeten ze ex[c]erceeren en kaartlezen. □ Het moet erg amusant zijn soms is zijn lachen nog niet bedaard als hij hier komt - | |
[pagina 173]
| |
En de anderen. Die ziet hij niet - Weet je ook niets van hen af? 〈- Kun〉 Ik kan het wel voor je te weten komen. Kun je een geheim bewaren? Ze boog zich naar mij over en fluisterde. De Toe TsjoenGa naar voetnoot5 komt nu en dan bij mij. Ik deed mijn best bewonderend te kijken en in uitgezochte bewoordingen haar geluk te wenschen met de eer. En meteen vroeg ik: Kun je dan voor mij uitvinden waar Sylvain zit? Dat weet ik allang. 's Avonds en 's nachts is hij bij TsingGa naar voetnoot6, die is er niet zoo erg meer mee ingenomen als in t begin toen zijn vrienden kwamen om de vreemde te zien. □ Je weet Sylvain i〈- n〉s in t begin wel vermakelijk met zijn gebrom en zijn langzame manier van doen maar hij verveelt gauw. Ga naar margenoot+Hij krijgt nog altijd veel te eten en te drinken maar, op last van de Toe Tsjoen hoe langer hoe minder opium. Overdag wordt hij naar een groot gebouw gebracht dat ze arsenaal noemen. Het is gemakkelijk te vinden, het staat aan de rivieroever 〈- twee li van〉 bij de groote brug het steekt boven de hutten daar uit - alle vensters zijn kapot en t dak is er bijna heelemaal af. Als je wat van Sylvain wilt gedaan krijgen, ga daar dan heen en neem wat opium mee = Ik geloof dat je beter doet er heelemaal mee op te houden - je kunt hier nooit vinden wat je noodig hebt. Zij wist alles. Als het misloopt kom dan hier, ik zal je dan wel verbergen - Kom altijd hier op deze tijd. Dat heb je goed uitgekozen - Iedereen die geen werk heeft slaapt. □ Maar maak nu dat je weg komt - Straks rijden de menschen uit om elkaar middagtheebezoeken te brengen. Zij klapte in de handen 〈- fl〉 een van de meisjes kwam ze fluisterde iets - ze kwam terug met een blad thee. daartusschen vier kleine ronde pakjes - miniatuur sardineblikjes. Het was de opium waarmee ik Sylvain kon winnen. □ Haastig dronk ik onder de verbaasde oogen van de dienaressen de thee - 〈- en〉 Ik vond het rijtuig aan t einde van de laan terug □ gelukkig had Velho een zwijgzame bui zoodat wij beiden elk in eigen gepeinzen verzonken het avondeten namen - 〈- dit〉 [Er] Ga naar margenoot+Er stonden vele kaarsen in alle hoeken maar 〈- de〉 het bleef er altijd donker het was of de gravures beelden en boeken al het licht voor zich in beslag namen - 〈- Ik vroeg wat hem scheelde, hij antwoordde eerst niet〉 | |
[pagina 174]
| |
Die avond deed hij toch een poging tot toenadering die ik resoluut terugwees〈-, hij ging daarna naar zijn kamer terug -〉 De andere morgen ging ik vroegtijdig uit om Sylvain op te zoeken - Ik moest de brug oversteken om bij het arsenaal te komen - De brug was heel lang aan beide oevers 〈- begon ze uiterst sma〉 begon ze breed, maar in t midden was zeker nu en dan een peiler [lees: pijler] weggesleurd door de sterke stroom 's winters en was de brug niet of onvoldoende hersteld - en daar was niets dan een vlonder van eenige planken - over de zomerbedding □ Ook in de droge tijd was er nog een vrij snelle stroom zoodat dan het zwakke palen en plankenstel zwiepte en wankelde. Geen wonder dat evengoed het pont en veerbedrijf dat veel langer bestond dan de brug. levendig was gebleven - Nu en dan zwol de kracht van de stroom aan - de zware pont en ook de lichtere booten dreven af en stieten tegen de peilers [lees: pijlers] waardoor de brug kraakten waggeldeGa naar voetnoot7. Maar zij die de moed hadden of door gebrek genoodzaakt waren de brug te begaan lieten zich daardoor niet afschrikken, en balanceerden verder 〈- ki〉 met hun last〈- en〉 op t hoofd of aan de draagstok. Ga naar margenoot+Als het al te gevaarlijk werd lieten zij zich zakken in de klaarliggende booten. Zoodoende was er een combinatie van brug en veer. □ 〈- Begin en einde van de lage rivieroever en het begin van de stroom〉 〈- Het begin en〉 De beide uiteinden van de brug over de lage rivieroevers waren breed en stevig en goed onderhouden - de planken waren glad, ook door het vele gaan erover. Want dit waren publieke wandelplaatsen □ Over de balustrade kon men neerzien op het leven daaronder in de visschersdorpen waar de visschers leefden alsof zij nog ver weg zaten in de oertijd bij de oorsprong van de rivier of aan de oevers van een zee en niet binnen de muren van Tschong King met stijlvolle gebouwen en hoogbeschaafde mandarijnen samen -- Zij gingen met vuil en modder en schubben bedekt - met netten op de schouder en den rug en visschen aan touwen geregen - met strengen sapekenGa naar voetnoot8 in hun handen 〈- deze〉 〈- en werkten〉 waarmee ze soms op twistende vrouwen en kinderen insloegen - Ook werd aan de oever van de rivier de medicijnmarkt gehouden, vele substanties die voor de ingewikkelde mengsels noodig waren, kwamen uit de rivier - weekdieren schelpen bezinksels planten - Maar ook de jacht leverde een aandeel van beenderen en schedels van kleine dieren - gedroogde organen - Ga naar margenoot+Soms werd een leeuw of tijger geschoten en ook hier verkocht - Er werd hier meer betaald dan bij 't gouvernement - Meestal moest de jager zich tevreden stellen met een keurig gepenseelde oorkonde. □ Meestal hadden ze geen huis om hem op te hangen en verkozen dus het geld - | |
[pagina 175]
| |
De morgen dat ik over de brug ging om Sylvain aan de andere kant te zoeken was er een groot gedrang op de brug - zoodat ik gemakkelijk het geleide kwijt raakte ik riep hen toe mij weer 's avonds op het 〈- markt〉plein te wachten.
〈- Aan de overkant kon ik nergens een groot 〈- ge〉 vervallen gebouw ontdekken - Had Liang ti mij toch misleid? Misschien zat Sylvain wel den heelen dag gevangen in〉
Aan de overkant kon ik nergens een groot vervallen gebouw ontdekken, de doortocht werd bemoeilijkt omdat de hier levende bevolking niets afwist van de gebeurtenissen in de stad en niet uit de weg ging, zooals ik dat gewend was. Ik werd gehinderd. 〈- ged〉 bedreigd, eens geslagen toen ik op een klein kind trapte dat voor mijn voeten kroop terwijl ik omhoog zag of ook ergens een muur boven de huizen te zien was. Eindelijk kon ik niet verder en toen stond ik er voor. □ De vensters lagen een meter diep in de steen, van ruiten was geen scherf te bekennen - wel tralies door roest dikker en knoestig, zoo dicht bij elkaar dat vogels en katten niet, vleermuizen en insecten 〈- wel binnen konden〉. er wel door konden. daarbinnen moest het wel steeds half donker zijn. 〈- Ik liep〉 Een deur was niet te vinden. maar opeens zag ik door een van de Ga naar margenoot+〈- ve〉ramen 〈- S〉 de schim || van Sylvain - in een blauwe kiel, mager, met doffe oogen hangende 〈- wag〉 wangen, - klein en nietig - vergeleken bij die hij was op de tocht toen hij toch ook al in een vervalstadium verkeerde. Ik riep en riep maar hij scheen niet te hooren. Ik sloeg met een steen tegen de tralies - Toen kwam hij 〈- voor〉 naderbij, en vroeg wat ik wou - Laat mij eerst binnenkomen. Hij haalde de schouders op. ‘Waarvoor?[’] Het was hem volmaakt onverschillig 〈- dat〉 een oude kameraad te zien - welke reden ik ook opgaf en ik zal [lees: zag] hem al verdwijnen - wegwazen in de verwarring van verzakte balken spinraggen netels. puin - daarbinnen - Toen hield ik 〈- de vier 〈- bil〉 blikjes〉 〈+ een blikje〉 op mijn hand □ Hij vloog 〈- op〉 weer op 't venster toe. Heb je het - Loop die kant uit. vier Meter verder is een bres - Zoo kwam ik erin - De binnenmuren waren omvergehaald of afgehakt □ In een van de ruimten die kamers waren geweest, lagen werktuigen - hing een blaasbalg boven een kolenvuur. □ Zes of zeven Chineezen waren onverschillig bezig. Sylvain bracht mij in een van de verste hoeken en deed mij neerhurken achter een muur. Ik wilde hem 〈- vragen〉 uitvragen, maar hij gaf geen antwoord - □ Eerst rooken, dan praten. Uit een gat tusschen de steenen nam hij een bamboestengel met een groote steenen | |
[pagina 176]
| |
kop, stak een houtskoolkomfoortje aan dat in een kuil stond en stak zijn hand uit. □ Ik gaf hem een van de pakjes - hij klauwde het met bibberende handen open en rook er aan - Goed, ze is goed zei hij 〈- haastig〉 boorde er een draadnagel in en kookte haastig. Ga naar margenoot+Ik zag wel dat ik niets van hem gedaan zou krijgen voordat hij zijn schade had ingehaald. □ Kreeg je heelemaal niets vroeg 〈- hij〉 〈+ ik〉 nog. Ik kocht of ruilde voor ijzer. van die gemeene die de visschers en voerlui uit de buurt rooken. □ Deze stellen zich tevreden met het uitschraapsel en de slakken van de goede - Het moest wel bocht zijn als Sylvain die niet kieskeurig was, het nog te slecht vond - Onderwijl zoog hij haastig vier pijpen achter elkaar. en zag er toen in zijn gezicht beter uit. Hij was nooit een modelofficier geweest - maar zijn handen waren goed verzorgd - ze zaten vol wonden schrammen en kloven - zijn bakkebaarden waren uitgegroeid baardstoppels bedekten zijn kin - Maar zijn oogen stonden nu weer vol aandacht en hij scheen mij werkelijk te zien - [‘]Jou gaat het goed’. Zonder een zweem van naijver □ Ik heb een goede gastheer getroffen. Ja, als je zulke opium overhebt! Kun je mij er geregeld van brengen? Dan zal ik je dankbaar zijn zoolang ik nog leef. Ik denk het wel. Maar ik heb ook wat noodig □ Waarom heb je hier geen dak? Het was weer begonnen te regenen zooals elke middag om dien tijd het komfoor siste. en ging uit. 〈- Ze beweren〉 Die schurken beweren dat de hemel alles moet zien wat wij op 't ondermaansche met de wapens uitvoeren = Daarom hebben ze 〈+ van〉 dit huis dat allang leeg stond omdat er eens iemand door de geesten in stukken is gescheurd 〈- gro〉 het dak afgehaald en de muren afgebroken. Ga naar margenoot+Alleen in de werkplaats is er een klein afdakje boven de oven - Wij kunnen er wel heen gaan. Daar is het tenminste warm - Vlot het werk. Dat is het ergste, wat je jaren lang hebt verwaarloosd opeens weer in alle onderdeelen te moeten uitoefenen. □ Ik dacht dat het je goed zou doen. [‘]Denk je dat een dokter die 25 jaar lang niets dan gekken heeft behandeld het prettig vind[t] als hij plotseling chirurg moet zijn en alle operaties verrichten’ □ ‘Nu, dit komt er niet zoo erg op aan’. Het komt er wel op aan. Als die dingen niet afgaan dan moet ik er aan gelooven. Ik dacht dat je dat niet schelen kon. Neen maar wel om op chineesche manier er aan te gaan - | |
[pagina 177]
| |
Maak er dan zelf een eind aan. Ik zou alleen door opium 〈- ten gronde〉 aan mijn eind willen komen - En ik geloof dat er voor mij geen letale dosis meer bestaat. In de werkplaats stonden een paar mitrailleurs eenige geweren - een vlammenwerper - een houwitser - alles voor zoover ik kon zien van de nieuwste constructie. □ = [lees: ‘]Het ziet er niet zoo kwaad uit’ - Die dingen gaan toch wel een paar keer af - En als ze uit elkaar springen dan ligt het toch niet aan jou, maar aan de 〈- chineezen〉 - chineezen die de stukken verkeerd behandelen - Misschien is dat werken wel goed voor je - en word[t] je beter dan je was. dan voor die tijd in Tai hai. □ Als je langzaam aan mindert kun je nog wel er van afkomen - Ga naar margenoot+Ben je hierheen gekomen om mij te bekeeren Krijgen alle europeanen in China de bekeerkoorts. □ Ik heb je maar een ding te zeggen - als je hier terugkomt zonder opium en met moraal dan laat ik je er uit trappen - Hij schreeuwde en raasde.. en plotseling ging hij stil en versuft in een hoek zitten □ De werklui schenen dit wel meer mee te hebben gemaakt. Zij werkten rustig door. Toen liet ik nog een pakje zien. Hij sprong op slaakte een 〈- vl〉 verwensching. ‘Wat heb je nog meer. waarom zeg je dat niet dadelijk, wat heb je mij op te hitsen.[’] En hij strekte zijn hand al uit. Ik stak het pakje weer in mijn zak. Er zijn dingen die ik even noodig heb[t], als jij opium - Die moet ik eerst hebben. En die kun jij me geven. Hij staarde mij niet begrijpend aan. Ik vertelde hem welke opdracht ik had aangenomen. □ ‘Je bent stapelgek. Als je je hoofd verliezen wilt zijn er nog wel andere manieren.[’] Een paar dingen heb ik wel. Maar hoe moet〈- en〉 〈+ ik〉 〈- wij〉 aan draad komen en aan 〈- fittings〉 〈+ lampen〉? Dat weet ik niet. Dat is jou[w] zaak. ‘Geen lampen geen opium.[’] [‘]Z〈- oek〉ie maar eens op de -- markt, daar wordt wel het goed van uitgeplunderde karavanen verkocht. Misschien zijn ze daar wel eens bij’ □ Doe dat zelf. ‘Ik heb geen vrijheid van beweging’ Ik dan wel? Je bent toch hier! Ga naar margenoot+‘Maar de bewaking wacht mij op.[’] ‘Ik moet gaan.’ En zonder hem tijd te gunnen ging ik heen - □ ‘Kom morgen terug’ riep hij mij achterna. | |
[pagina 178]
| |
□ Ik was overtuigd dat Sylvain de lampen - als ze in Tschong King 〈- voorkwamen〉 aanwezig waren - zou vinden. Maar ik nam mij voor ook zelf te zoeken - op de markten en waar ik t maar vermoeden kon □ Dit deed ik de volgende dag - liep ook vele straten door. maar vond niets. Moe en mismoedig ging ik dezelfde middag naar Liang-ti = 〈- Dez〉 en verhaalde haar van mijn moeilijkheden □ Ze stelde mij voor met de Toe Tsjoen te spreken, maar hield niet aan toen ik het afsloeg. Ze gaf mij alle opium die ze had. twaalf blikjes. □ Ik kon zoo de begeerte en de energie van Sylvain tot het uiterste prikkelen. Liang-ti gaf mij nog meer - Ik had het gevoel dat zij trachtte een terdoodveroordeelde nog eenige laatste aardsche gunsten te bewijzen. Ze liet mij alleen met Téon NgoGa naar voetnoot9. de kleine die 〈- ik〉 mij van haar drie vrouwen het meeste aanstond - Ze was bekoorlijk en schuchter - voorgewend natuurlijk zong verschillende liedren - achter elkaar zonder nuance - bracht mij daarna in haar kamer waar ik mij tusschen de zijden kussens satijnen schermen gelakte tafeltjes en later op het fragiele bed niet erg behaaglijk voelde. De middag ging voorbij zooals het moest, toen het avond werd stond ik op om heen te gaan zonder mij veel anders te voelen - dan na een bezoek aan een bloementuin of Ga naar margenoot+volière, licht gestreeld door kleuren en geuren en zacht gekweel. || □ In niets voelde ik dat dit de eerste ontmoeting weer met een vrouw was na meer dan een jaar eenzaamheid - Maar ik leefde ook al in een andere wereld, niet meer in die van de zinnen. ook niet van t verleden. □ De indrukken van de buitenwereld drongen verzwakt tot mij door, geluiden en licht onderscheidde ik juist voldoende om mij te orienteeren Ik vroeg mij af hoe het zijn zou als dit heel[e]maal ophield - Zou Tschong King dan ook weg zijn of zou het blijven, als een hoop steenen waardoor menschen zwermden - Mij zoo weinig [open ruimte] als een groote roode mierenhoop naast de weg. □ Zou deze toestand samenvallen met de terechtstelling, of zou ik die daar〈- vo〉voor al bereiken? □ Ik was er bijna zeker van dat de constructie mislukken zou. Ik ging over de brug de wachters volgden mij. 〈- N〉 Deze avond was ik toch nog onder de indruk van de enorme menschenmenigte die 〈- binn〉 Tschong King herbergde De brug was vol als een tak waarop een bijenzwerm is neergestreken, als een tram in Moscou of Tokio bij avond. En van de oevers stroomden voortdurend meer menschen toe. De zonsondergang gaf weinig licht de gezichten waren doodsbleeke vlekken in het wemelend gedrang - in de nevel die uit de rivier opsteeg □ Het was mij te moede of ik voor 't laatst tusschen de menschen was. | |
[pagina 179]
| |
Het was alsof het mij niet aanging dat ik weer werd gebracht naar het huis van Velho die ik deze avond niet te zien kreeg. Ga naar margenoot+Ik deed een poging om door t venster naar de verre bergtop te zien maar er was te weinig licht. en trouwens wat ging die berg mij nog aan? Ga naar margenoot+Hoofdstuk III De andere dag kon ik niet naar Sylvain gaan. □ Het was natuurlijk onmogelijk dat hij de onderdeelen zou hebben. Maar mijn angst en ongeduld waren nu weer zoo groot dat ik hem zien wilde - Ik was bang dat hij niets zou doen dan rooken zoolang hij voorraad had - Ik wilde hem aansporen tot zoeken al wist ik niet goed hoe ik hem daartoe zou kunnen be〈- ge〉wegen, hem voor wie het leven van een 〈- mensch〉 ander mensch geen waarde had en ook het eigen leven niet □ Maar deze dag wachtten leden van de lijfgarde van de Toe Tsjoen mij op, namen mij in hun midden en brachten mij naar het paleis. 〈- Zij waren nog uitgerust als de ouden - met speren pijlen en boog, ik〉 Ik moest de heele morgen wachten en werd daarna voorgeleid. De Toe Tsjoen ontving mij in zijn groote werkkamer liet mij niet zitten geen thee brengen en zeide alleen dat het toestel over 10 dagen klaar moest zijn. en vroeg mij hoe ver ik al gevorderd was. Hij dacht, niet ver daar ik nog niet eens de plek had aangewezen waar het staan moest. Ik zeide dat de plek allang bekend was maar dat ik het zoo lang mogelijk geheim wilde houden, omdat het noodlottigerwijze de kamer was waar mijn gastheer 〈- zich〉 het liefste vertoeft. Ga naar margenoot+Hij zag mij verbaasd aan maar antwoordde dat het zoo gebeuren zou. 〈- Verder wacht ik op een belangrijk onderdeel.〉 □ Verder ontbreekt mij een ding om de constructie te voltooien. Ik zoek booglampen. Hij zag mij wantrouwend aan, nu. Lampen? Hebben de geesten lampen noodig om de weg naar het toestel te vinden. Maar 〈- we〉men kan honderd, duizend flambouwen om het toestel heen zetten. Daaraan zijn ze gewend, ander licht is er in de onderwereld niet - Die zien ze veel eerder. Ik trachtte hem uit te leggen waarvoor de lampen dienden, maar gaf het spoedig op. □ Het was ondoenlijk iemand die niets van electrotechniek afweet - hun functie duidelijk te maken - en 〈- het〉 tot gelooven was hij niet geneigd. □ Over tien dagen zei hij nog eens en ik werd weggebracht - regelrecht naar Velho's huis terug. 〈- Tegen de avond kwam hij naar mij toe - Ik was hem dankbaar voor de alleen doorgebracht[t]e dag.〉 's Middags kon ik gelukkig 〈- uit〉 er uit komen naar Sylvain gaan. Ik vond hem 〈- onder〉 bij t muurtje bij t komfoor, slapend. □ Met moeite kreeg ik hem wakker. | |
[pagina 180]
| |
Hij staarde mij verwezen aan, scheen zich niet te herinneren dat hij iets had beloofd, vroeg of ik weer nieuwe voorraad had. Woedend liep ik het arsenaal uit niet wetende wat te beginnen, en ging om tot rust te komen dwalen in de velden bij de wallen waar ik in 't begin gezocht had naar mineralen. Ga naar margenoot+Het was er doodstil. er stonden weinig huizen, hier en daar waren koelies bezig met het ee[u]wige werk bamboe's in te slaan die jaren onderweg waren voordat ze 〈- op een diepte wa〉 de diepte bereikten 〈- waar het water was.〉 /waar het bronwater opwelde, het eenige dat goed was om te drinken./Ga naar voetnoot10 □ Het water van de rivier, die in een meer uitliep wa〈-t〉s brak met aluin en kalkzouten verzadigd en voor drinkwater niet te gebruiken -Ga naar voetnoot11 /Tschong King - met zijn rivier zoo waterrijk leed dorst - De rivier liep uit in een meer, 〈- zijn wa〉 over een steenige bodem, zijn water raakte van zout aluin en kalk meer en meer verzadigd, het was brakker zouter en harder dan dat van de zee - □ Het boren naar water gebeurde overal en ging altijd door, want bijna iedre bron raakte na een tijd op, en dan moest er weer een ander zijn. Het boren was voor Tschong King een even groot levensbelang als het aanleggen 〈- of〉 〈+ en〉 onderhouden van dijken voor 〈- andere landen〉 sommige laag gelegen 〈-l〉 landen/Ga naar voetnoot12 Ik dwaalde daar in de buurt wat rond zag /in de verte/Ga naar voetnoot13 de rijen koelies aan 't blok trekken dat telkens met een doffe slag neerviel op de bovenste schacht. □ Ik ging op de rand van een poel zitten, en schepte water. Vreemd het had een ge[e]le glans. Ik proefde. Het smaakte naar olie. Petroleum. □ Petroleum. Door deze ontdekking kon ik de Toe Tsjoen van mijn mislukkende uitvinding afleiden. □ Ik ging naar het paleis. Maar halverwege bleef ik staan Hij moest mij voor een bedrieger houden. De 〈- voorspiegeling van rijkdommen〉 manier waarop hij door het winnen van de olie rijkdom zou kunnen verwerven zou hij niet begrijpen. En als hij t begreep zou hij t niet willen, want dan zou Tschong King totaal ondergaan aan t nieuwe als hier boorinstallaties, raffinaderijen en fabrieken werden neergezet. En toch hoopte ik dat dit onverwachte mij zou redden uit de benarde toestand. Ik ging op de koelievoorman toe en beval hem een 〈- put te g〉 schacht te slaan vlak bij de poel waar ik had gezeten. Ga naar margenoot+Door mijn zoeken en woelen in de aarde genoot ik bij de boorders de meeste eerbied van allen. □ zij zagen in mij een vakgenoot van hooger rangorde. □ Zij gehoorzaamden dadelijk verplaatsten de stellage en het blok en begonnen op de plaats die ik had aangewezen - 〈- Het duurde niet lang〉. /In een uur was alles overgebracht./Ga naar voetnoot14 | |
[pagina 181]
| |
〈- Ik wachtte tot〉 De primitieve werkwijze heeft veel voordeelen.Ga naar voetnoot15 □ Ik wachtte tot het blok met regelmatige tusschenpoozen op de bamboe neerdreunde - Niets zou de schacht kunnen tegenhouden tot de ge[e]le straal opspoot. En dan....
was ik allang ter dood gebracht. 〈- I〉Over tien - negen dagen moest het toestel klaar zijn - en zoo niet - dus negen dagen had ik nog te leven. Maar ik wilde niet verder denken, vandaag nog niet, ik ging naar Ngo TsouGa naar voetnoot16 om te vergeten
Maar ook daar vond ik het niet. Zij was eerst bereidwillig, geforceerd vroolijk zooals altijd, maar midden in het ceremonieel dat een omhelzing voorafging barstte zij in tranen uit - tranen die bleven stroomen - 〈- Alweer een bron〉 Het scheen dat ik ook hier een bron had 〈- ontketend〉 〈- -〉ontboeid. Op mijn vragen kreeg ik geen antwoord. Eindelijk kwam het - Kia-So is hier geweest. Hij komt nu en dan Liang ti bezoeken. Zij vind[t] het naar maar het moet. Ga naar margenoot+Kia So is machtig en zou ons uit Tschong King kunnen verbannen - Hij haat alles wat vreugde is, en natuurlijk allen die het lichtzinnige leven leiden. die genot geven en er genot weelde kleurige gewaden juweelen voor terugkrijgen = □ Hij zou ze allen willen verdelgen. Maar die van Tschong King zijn door de wet beschermd - □ Liang-ti niet - Hij heeft de Toe Tsjoen gedreigd haar te zullen verdrijven. Toen heeft de Toe Tsjoen hem aangeboden gebruik van haar te maken. - zonder haar zelf te vragen of zij wilde - Hij is gekomen. zij heeft hem in zijn gezicht uitgelachen. totdat hij t bevelschrift liet zien - Zij 〈- w〉 heeft nog getracht ons beiden aan te bieden maar hij houdt niet van kinderen wat wel vreemd is bij zoo'n oude man - Toen is zij gezwicht - De eerste ke[e]ren heeft zij uren lang gebaad, en zich daarna een zware roes gedronken. Zij heeft gezworen de Toe Tsjoen niet meer te ontvangen - Maar zij doet het toch, en Kia So blijft ook komen - Zij geeft er nu al niet meer om. 〈- Maar nu heeft hij gemerkt dat jij mij bezoekt - Hoe dat weet ik niet - 〈- Misschien heeft hij je laten bespieden -〉 Wij hebben altijd gezorgd dat er veel tijd tusschen was. □ En hij heeft gezegd dat het de laatste maal moest zijn. 〈- Zij〉 Toen zij dit alles gezegd had ging zij voort met huilen -〉 | |
[pagina 182]
| |
Ga naar margenoot+Maar nu heeft hij de laatste keer gezegd dat Liang-ti nog blijven mocht, maar dat wij over een maand 〈- moesten〉 T[s]chong King uit moesten. 〈- Wat is die Kia-So voor iemand. De priester van de oorlogsgodtempel. Hoe ziet hij er uit - Ze beschreef hem〉 Wie is die Kia-So? 〈- Het〉 Een priester die veel macht heeft. De Toe Tsjoen volgt altijd zijn raad. En kun je hem niet gunstig stemmen vriendelijk zijn hem aanhalen? Ze huilde erger - Moet je mij dat aanraden? Neen er is maar een middel om hem zachter te stemmen. en dat is offeren in zijn tempel. Maar wat? Een paar dagen geleden heeft hij laten omroepen, da[t] hij geen graan geen rijst, geen kostbaarheden meer aanvaarden kan, het wordt te vol. Hij wil alleen nog geld - Zij hield met huilen op. en zag mij vol verwachting aan. □ Was dit ingewikkeld verhaal dan niets anders dan een verbloemde vraag om datgene waar alles. ook het avontuurlijkst toevalligste en onverwachtste avontuur op uitdraaide; geld? Ik geloofde niet veel van die priester. En al bestond hij het zou hem toch zeker onverschillig zijn, of de favori[e]te van de Toe Tsjoen 〈- er〉 een paar kamermeisjes had die niet uit Tschong King kwamen? □ 〈- Enfin〉Ga naar voetnoot17 zij zou haar zin hebben. Ik had nog een paar biljetten over van het 〈- zwijg〉geldGa naar voetnoot17 dat ik indertijd bij die opiumsmokkelarij had gekregen. □ Zou ik haar alles geven? Ik zou toch geen geld ooit weer noodig Ga naar margenoot+hebben - Over eenige dagen zou ik || immers dood zijn. 〈- Zou mijn hoofd ook in een kooi aan een 〈-vor〉 van de poorten komen te hangen?〉Ga naar voetnoot17 Ik weet niet waarom ik toch 〈- geld〉 /wat/Ga naar voetnoot18 bewaarde. 〈- en Ngan TseoGa naar voetnoot19 maar een biljet van 50$ gaf.〉Ga naar voetnoot20 Was het de verwachting misschien bewakers te 〈- kunnen ko[o]pen〉 〈+ moeten omkoopen〉; was het alleen behoudzucht, sterker dan de onverschilligheid voor het 〈- mat〉 aardsche? Ik gaf haar maar 50 dollar. Zij scheen het dan ook niet genoeg te vinden. Haar tranen stroomden niet weer, maar zij bleef het zwijgend bekijken - en draaide het om en om. Is het soms niet genoeg vroeg ik, toch verbitterd, over die inhaligheid bij dat zoo argeloos en teeder schijnende schepseltje. Eerst was ik voornemens om de laatste dag van mijn leven tenminste nog een uur bij | |
[pagina 183]
| |
haar te genieten nu zette ik ook dat uit mijn hoofd. Hoewel, 〈- over een paar dagen〉 /morgen/Ga naar voetnoot21 was ik die geldgeschiedenis misschien ook vergeten - Is het 〈- weer〉 niet genoeg. vroeg ik nog eens. Jawel het is 〈- genoeg〉 〈+ veel〉, maar ik durf er niet alleen naar toe en -- durft ook niet. 〈- Kun〉 Nu wat is daar aan te durven? Het is er zoo donker en somber er hangt van alles ook doodsbeenderen en Kia So zelf is zoo afschuwelijk. Kun je niet meegaan. Goed. 〈- Ik zal probeeren. Morgenmiddag wacht ik in de laan.〉Ga naar voetnoot22 Zij leefde op. Het scheen dus waar te zijn. Toch bereidde ik er mij op voor dat zij niet komen zou - Misschien had zij gehoord dat ik niet lang meer zou 〈- blijven〉 leven van Liang ti 〈- die het van de Toe Tsjoen weten kon -〉Ga naar voetnoot22 Ga naar margenoot+〈- Zij ging tegen m〉 Zij vleide [lees: vlijde] zich tegen mij aan - en fluisterde. Je bent goed, je bent groot en rijk. Je zult machtig worden en lang leven. Vergeet Ngan Tseo niet als je later je vrouwen kiest - Ik beloofde dat ik aan haar zou denken - Ik kon het gerust beloven. Zij vond het beter dat ik 〈+ haar niet afhaalde met mijn equipage〉 in de buurt van de tempel op haar wachtte 〈+ ik〉 en [lees: en ik] liet mij 〈- beschrijve〉 de ligging beschrijven.
〈- Voor alle zekerheid ging ik er dezelfde middag nog heen. □ Opeens had ik zelf ook een groote belangstelling in die tempel gekregen -〉
Van haar komend ging ik voor de laatste maal naar het arsenaal, hoewel ik niet meer hoopte op Sylvain. □ 〈- Tot mijn verw〉 Tot mijn verwondering vond ik hem niet dommelend en suf als de andere keeren maar helder en actief - Hij kwam me tegemoet gaf mij een hand en keek mij aan - en voor t eerst zag ik iets als kameraadschap in zijn blik - Wat is er met j〈- ou〉oe [lees: je] gebeurd. Ik dank je, die opium van jou is zoo goed. Die heeft mij er heel[e]maal bovenop geholpen. En -- ik ben vandaag geschrokken zooals nooit eerder van mijn leven - Heeft je dat goed gedaan Neen maar 't heeft me aan jou doen denken - □ Hier zie - Hij bukte en deed een kistje open □ Ik zag eigen gemaakte droge elementen - draad met hennip [lees: hennep] dik omwonden - primitieve spoelen - Ik bukte greep het en uitte een kreet van vreugd. - | |
[pagina 184]
| |
Ga naar margenoot+Is daar alles. Neen de lampen niet - Ik weet niet hoe ik daaraan komen moet. □ Ik liet het weer vallen - /weer terug in wanhoop/Ga naar voetnoot23 Alles behalve dat - 〈- Zoek zelf nog eens goed raadde Sylvain nuchter. □ In de straten waar geroofd goed wordt verkocht van de karavanen. Ik heb het je al eens gezegd. Je weet het nooit -〉Ga naar voetnoot24 〈- Wat is er to〉 Wat heeft je zoo doen schrikken. Ik --. zeg het liever niet -. Heb je soms gehoord of gelezen dat ik over een week wegens bedriegerij terechtgesteld word[t]? □ Dat weet ik allang. Neen - Wat dan? Godonow - Godonow is dood. Hoe weet je dat. Als ik hierheen word[t] gebracht ga ik door de Oosterpoort. □ Ik zie meestal niet om mij heen - loop gewoon achter de voorste wacht〈- en〉er aan - 〈- D〉 Vanmorgen kreeg ik een stomp van de achterste. zoodat ik opzag, daar hing een kooi en daarin de dikke kop van Godonow. de krullen met bloed aan elkaar gekleefd, en nog dezelfde grijns die hij altijd had - Nu is dat zoo erg. 〈- Vind[t] jij het dan zoo erg〉 〈+ Zie je er dan zoo tegen op. om〉 dood te gaan, vooral zooals hij? Als hij onthoofd is heeft hij nog een zachte dood gehad - -- Wie weet wat ons wacht. Sylvain staarde somber voor zich uit - Je hebt gelijk zei hij. Heb je nog meegebracht. □ Ik ga mij heelemaal doodrooken. Doodrooken. □ Als je genoeg had. Ik had nog 3 blikjes in mijn zak maar gaf hem niets - Wilde ik dat hij toch in leven Ga naar margenoot+bleef || al moest ik hem gelijk geven? 〈- Of〉 Zoek nog eens naar lampen. Morgen zal ik vier blikjes meebrengen Hij kreunde en liet de uitgestrekte hand zinken - □ Weer leven zei hij. en zoeken. En toch tevergeefsch. □ Waarom doe je niet als ik, kom hier met mij rooken - Ik geloof eigenlijk niet dat je je doodrooken kunt. □ Vooral jij niet. Dan nemen we het in. ‘Ik geloof niet dat de maag die hoeveelheid verdraagt.’ Je durft niet je bent laf. Je wacht liever af totdat ze je 〈- wurg〉 〈- nemen〉 ter dood brengen. Toen zag ik wel dat hij vastbesloten was. 〈- Een gevoel van verlatenheid als ik nog niet in Tschong King had gekend. besloop mij.〉Ga naar voetnoot25 | |
[pagina 185]
| |
Godonow - Sylvain morgen. Liang-ti zou er ook wel aan gaan als de Toe Tsjoen genoeg van haar had. Nu eerst besefte ik dat zij die de tocht met mij hadden gemaakt 〈- die〉 en nu met mij samen binnen de wallen van deze stad leefden, al zag ik ze nooit. of bijna nooit - de eenigen waren die het leven op aarde op gelijke manier als ik ondergingen en soortgenooten waren. De andren Toe Tsjoen Velho - de duizenden die ik dagelijks[ch] op de straten zag - leefden toch in een andere wereld〈-, een〉. Een wereld waar ik nu en dan aan raakte soms zelfs in doordrong. maar waar ik toch niet ademen kon = Ga naar margenoot+Sylvain, doe het niet. Laten wij ontvluchten. Ik zal zooveel mogelijk opium bij elkaar brengen dat je genoeg hebt voor onderweg. Sylvain wilde niet = Het is onmogelijk We worden toch opgemerkt - voor we tien li buiten de wallen zijn. □ Kunnen we de rivier niet afdrijven met een vlot. □ En in de zoutsteppe terechtkomen en daar verdorsten. /[‘]Laten we t ons toch hier gemakkelijk maken!’ Hij keek om zich heen alsof het arsenaal een lustslot was. Misschien zag hij het ook zoo./Ga naar voetnoot26 □ Er was niets aan te doen. we moesten elk in eigen lot ondergaan. Ik ging naar de tempel van de oorlogsgodGa naar voetnoot27, die op de hooge rivieroever lag tusschen twee poorten temidden van schrale pijnboomen en die er uitzag als een 〈- plompe〉 ark. plomp en vredig Het pad dat er heen leidde gaf echter al een voorgevoel 〈- van gruwelen〉Ga naar voetnoot28. hier en daar hingen beenderen tegen de boomen stonden halve schedels op palen, 〈- gri〉 〈- demonen b〉 breedgrijnzende afgodsbeelden schuilden achter t geblaarte. /Maar ik had〈- e〉 een onweerstaanbare lust hier binnen te gaan, misschien om mij aan de doodsgedachten te wennen/Ga naar voetnoot29 De tempel zelf had niets 〈- bizonders.〉 /van buiten/Ga naar voetnoot30 dat het van andere onderscheidde of t 〈- moest zijn dat deze〉 /moesten/Ga naar voetnoot30 schelle nieuwe kleuren 〈- had〉/zijn/Ga naar voetnoot30 〈- en van buiten wat zeker〉 en zeker door en door vermolmd hout - [wat] een aanzien gaf van 〈- hoe welvarend〉 welvaart. en dat hij van binnen zeer donker was en zeer vol, zoo vol beelden staande als het atelier van een beeldhouwer die eerst na zijn dood beroemd zal worden. □ Maar hier waren in plaats van de hoofden met een stuk schouder, torso's | |
[pagina 186]
| |
zonder armen, de beelden voorzien van veel hoofden. meer armen dan inktvisschen. en meer vleugels en oogen dan de draken van de Apokalyps. Toch had deze beeldenmassa iets onmiskenbaar Grieksch - maar meer op Laokoön dan op de Venus van Milo geinspireerd. Ga naar margenoot+Opeens bracht mij dit aan t denken, 〈- en een wanhoopsgedachte〉Ga naar voetnoot31 〈- 〈- waarvan ik niet had gedacht〉/Ik had niet geloofd/〉Ga naar voetnoot32 dat /er/Ga naar voetnoot33 nog plaats was in mijn geheel door de zorgen over het slagen van het werk en t behoud van mijn leven ingenomen geest, viel mij in, als een bliksemstraal in een door onweer oververzadigde atmosfeer. 〈- Opeens herinnerde ik〉 /Ik herinnerde/Ga naar voetnoot34 mij dat ik in afgelegen straten een paar maal een gebouw had gezien dat aan een moskee herinnerde, een bolvormig gewelf een afgeknotte slanke vierkante toren er naast. □ In Tschong King de afgelegenste Chineesche stad - 〈- H〉hetGa naar voetnoot35 huis van Velho. de moskees de tempel, hier, verdrongen en vergeten, maar aanwezig - Wat zou er liggen in en achter de bergen - zou ik 〈- steeds〉 〈+ nog〉 〈- ver〉 verder naar het OostenGa naar voetnoot36 gaande -- Mijn gedachten ontvluchtend drong ik verder de tempel binnen. gaande 〈- door〉 de smalle paden 〈- ov〉die tusschen de beeldengroepen openbleven. Tusschenbeide[n] moest ik mij diep bukken. Tusschen de beelden hingen 〈- str〉 aan koorden de meest vreemdsoortige voorwerpen die zeker als votiefgeschenken bedoeld waren. □ Schedels, kettingen van middelhand en voetbeenderen sieraden aarden bronzen vaatwerk, wapens kleine zilveren dolken en bijlen, 〈- b〉pelzen hoofdstellen 〈- en sieraden〉 van paarden, koraalsnoeren, gouden armbanden, roofdiertanden haarwrongen 〈- snuifdoozen〉Ga naar voetnoot37 - Ik kon mij voorstellen dat de priester van deze tempel bekend had gemaakt dat alleen nog geldoffers werden aanvaard - De tempel was al stikvol〈- .〉, □ 〈- Het werd〉 en donker door de massa van offers. □ Daarachter was een open ruimte brandden fakkels en offerstokjes - Ik kwam nog dichterbij en deinsde toen terug, mij achter een groote 〈- god〉 afgod verbergend. □ Er zat daar op een lage estrade een priester, en deze was Ga naar margenoot+dezelfde die ik 〈- naast〉 〈- op〉 bij de receptie || had zien zitten 〈- een zete〉 op de zetel 〈- di〉 naast de Toe Tsjoen - Gelukkig had hij niet opgezien. Denkelijk was hij door de overstelpende hoeveelheid offers onverschillig geworden voor meer. Ik sloop naar de ingang terug 〈- en〉 raakte verdwaald, in de haast om 't kortste pad te vinden en opeens zag ik iets blinken in de halve duisternis. 〈- om〉 〈- de〉Het hing | |
[pagina 187]
| |
〈- om de〉 〈+ als snoer〉 [om de] plompe hals van een oorlogsgod. het stond als kroon op zijn hoofd - 〈- enkele〉 Het waren lampen! Enkele hingen als groote oorbellen op zijn wangen neer. Mijn leven hing als offerandes van he〈- t〉m af! □ Bijna schreeuwde ik van verrassing, 〈- daarna deed〉 had ik de lampen afgeplukt. toen deed ik toch iets zeer gevaarlijks, ik streek een lucifer af om te zien of het de 〈- gezochte〉 〈+ goede〉 waren - Ja. Ik weet niet welke steppenroover deze gelukkige greep had gedaan 〈- met welke bedoeling〉 zeker had hij de karavaan niet geplunderd met de bedoeling om een 〈- g〉offer te vinden dat eens een vreemdeling zou redden van de dood en de gelegenheid te geven aanzien 〈- te verwerven in Tschong King.〉 te verwerven in Tschong King - Ik overlegde in de duisternis tusschen de beelden. □ 〈- Naar de Toe t〉 De priester vragen of ik de lampen mocht meenemen - Hij zou ze opbergen of stukslaan om 〈- het〉 de constructie te doen mislukken en mij ten val te brengen. De Toe tsjoen vragen of ik de beschikking krijgen kon over bepaalde offers in de tempel van Kia So aanwezig? Ga naar margenoot+Hij zou ze mij zeker 〈- geven〉 〈+ toewijzen〉 maar Kia 〈- z〉So zou wel kans zien ze te vernietigen voordat ik ze in handen had. Alle kansen benutten. Een deel meenemen. Een deel in de buurt van de tempel verbergen. Een deel meegeven aan Ngan TseGa naar voetnoot38 En een deel laten hangen. Als het misging met de andere deelen bleef de mogelijkheid open, deze nog te halen. □ [-. Ik] 〈-maakte 〈-vi〉twaalf lampen los, zoo dat 〈- een〉de overgebleven〉 Ik maakte twaalf lampen los. en liet alleen die boven op het hoofd zitten. Zoo zou het uit de verte niet opvallen. dat de andre er ontbraken. 〈- En de Toe tsjoe〉 En ik kon een gegrond[d]e hoop hebben dat Kia So niet iedere dag al zijn offers in oogenschouw kwam nemen. □ Integendeel, daar hij alleen nog geld aannam. was hij er wel onverschillig voor. Het was een geluk dat ik de laatste tijd, chineesche kleeding mocht dragen = In de schoot van het oppergewaad droeg ik de lampen voorzichtig weg. verborg bij de boom waar ik op Ngan TseuGa naar voetnoot39 zou wachten 〈- onder 〈- vallend l〉 gevallen loof de lampen〉. voorloopig onder gevallen loof de lampen, en wachtte in een stemming van vrijheid en rust. zooals ik nimmer had gekend - En toen zij aankwam schoof ik haar nog een 〈- 50$ biljet〉 〈+ 〈- b〉 rol geld〉 in de handen, zeide dat ik al in de tempel was geweest. dat zij niet hoefde te vreezen en gauw terug moest komen. En zij was in vijf minuten 〈- gxxx〉 terug. verstard van smart. | |
[pagina 188]
| |
Kia So had het geld aangenomen. 〈- gegrijnsd〉Ga naar voetnoot40 en gezegd dat zij nog 〈- veertien〉 een maand langer blijven mocht. Ga naar margenoot+〈- Daarna moest zij onherroepelijk gaan al bracht || zij ook 〈- duizend〉 tien maal zooveel.〉Ga naar voetnoot40 En zij snikte = Een maand? Maar dat is lang genoeg. Zij begreep mij verkeerd en verdubbelde in hevigheid van snikken en overvloed van tranen. Zij leek bijna een europeesche - zoo goed overdreef zij oorspronkelijk zuivere gevoelens tot een comédie. □ 〈- Domme Ngan Tseu.Ga naar voetnoot41 Over de helft van een maand, heb ik meer invloed in Tschong King dan Kia So. 〈- en laat ik〉 Je hebt maar voor een ding te zorgen: breng deze lampen veilig naar huis breek ze niet en verberg ze onder je bed. Ngan Tse begreep de samenhang niet, maar vertrouwde op mijn belofte. wikkelde de lampen in een van haar onderkleeren 〈- en〉 〈- bracht ze〉 en ging heen.〉Ga naar voetnoot42 〈- Wanneer kom je.〉 /Ik troostte haar zei dat ik een middel wist om haar te laten blijven □ Ze geloofde mij eerst niet toen half toen bijna - en ging./Ga naar voetnoot43 Ik wachtte tot zij ver genoeg weg was, en ging een andere weg terug. voorzichtig wandelend. de handen in mijn mouwen. Opeens begreep ik dat het toch om mij was. dat Ngan Tse leed - en vreesde Tschong King te moeten verlaten. Dat zij haar gevoelens overdreef. lag in de aard van haar bedrijf. Maar wat gaf het mij dat er een wezen was 〈- op aarde〉 dat leed bij de gedachte mij te gaan verliezen: Zij kende mij toch niet - Zij wis niet eens dat ik in levensgevaar had verkeerd, nog verkeerde. En toch haar 〈- kinderlijke〉Ga naar voetnoot44 wensch te offeren had mij op t goede spoor gebracht gered misschien. Wat was het van mij dat zij liefhad? Neen, niet mijzelf. Ga naar margenoot+Denkelijk alleen de wijze. waarop ik met haar omging, omzichtiger, minder veeleischend dan de 〈- meeste〉 mannen. die zij had gekend - Niet mijzelf dus - Ach, wat kwam het er op aan. □ 〈- Ik hoopte toch nu weer. na alle wanhoop van de laatste tijden 〈- m〉 te gaan behooren, mij in te lijven bij het leven van Tschong King -〉Ga naar voetnoot45
Toen ik de lampen die ik bij mij droeg had neergelegd. bij de andere materialen, toen ik | |
[pagina 189]
| |
wist dat ik nu volledig was geoutilleerd, voelde ik geen vreugde of verlichting meer, alleen een vreemd ijl gevoel, of het mij eigenlijk niet meer aanging, of het al voorbij was. 〈- En of ik een nieuwe kennis had gekregen.〉Ga naar voetnoot46 Of er iemand in Tschong King aanwezig werd, die ik nooit had gezien. wiens lichamelijke gedaante ik niet kende 〈- die〉 wiens taal en gedachtengang de mijne niet was, en die zich nu mijn lot had aangetrokken 〈- Het tegendeel dus 〈- van〉 was zijn bestaan van dat van Ngan-Tsé.〉 〈- H〉 〈- Of〉Ga naar voetnoot47 〈- w〉 WasGa naar voetnoot48 hij het ook die het naar de tempel had geleid? Ik wilde er niet over denken en duchtte de onbekende bondgenoot als een bedreiging van mijn bestaan; later zou hij natuurlijk gaan eischen en beslag op mij leggen? Ik ging vergeten bij Ngan Tse.- het gelukte goed en zij beijverde zich mij te doen genieten en haar ijver bracht een reeks erotische sensaties teweeg die ik nog niet kende die mij innerlijk wel onverschillig lieten maar mij toch een zekere verbazing als Ga naar margenoot+afleiding 〈- vormden die〉 gaven〈- v〉 〈- voor mijn〉 Ik had de Toe tsjoen doen berichten dat ik 〈- het〉 al mijn materiaal bijeen had, dat de zaal van het verleden van Velho moest worden ontruimd, en dat ik in drie dagen dus nog twee voor de afloop van de termijn /gereed zou zijn/Ga naar voetnoot49 □ Die 〈- midd〉 〈- nacht〉 middag zag ik ook Liang ti voor het laatst - Zij was met de andere dienaressen omslachtig bezig haar bezittingen in te pakken. Zij zou op een lustverblijf van de Toe Tsjoen wonen 50 Li van Tschong King af. Of zij veel zin had vroeg ik haar. Het leven zal daar toch zeker wel eentonig zijn. Zij haalde de schouders op. Dat is het hier ook. En overal. De opium is overal hetzelfde wijn ook de vrienden ook, de mannen vooral. Alleen Tai-hai zou ik graag terug willen zien. □ Niet dat het daar beter is. Maar daar 〈- is toch een〉 komen nu en dan toch interessante vreemdelingen. □ Zwervers die zich over smachtende vrouwen ontfermen. □ Die overal toe bereid zijn. 〈- En〉/Maar/Ga naar voetnoot50 als t er op aan komt -- [‘]Hoe ver ben je nu met je toestel?’ Ik zei haar voorzichtig dat ik hoopte dat het in orde zou komen. Doe maar niet zoo geheimzinnig. Ik weet het al lang - Ik had wel willen zien, hoe al die waardige witharige wijzen het zullen aangapen. Ga naar margenoot+Maar er mogen geen vrouwen bij zijn Dus ook dat niet. 〈- Ik hoop dat〉 Ik denk dat Hsioe mij wel zal komen halen. | |
[pagina 190]
| |
Weet je het van Godonow? Ja het is zijn eigen schuld. Dat dwaze lachen 〈- van hem〉. dat hij niet kon laten. Er sprak spijt uit haar stem. Ik denk dat hij een of ander minziek aanbod onder onbedaarlijk gelach heeft afgeslagen〈-, misschien is hij uit haar bed gerold =〉Ga naar voetnoot51 〈- Dus ook Liang ti gaat Ts〉 En. Op-een-na. Hij is onderwijzer geworden op een school ≡ is erg dankbaar, gedraagt zich goed, merkt niet dat de kinderen hem bespotten en naroepen en bedrinkt zich een heel enkele keer. Dus nu heelemaal kindsch. Och waarom, het eene leven of het andere.
Ook Liang ti was moe en moedeloos, haar oogen stonden mat en dof. haar mond was slap. 〈- Het werd eenzaam in Tschon〉 Het proces was al bijna voltrokken, Tschong King had weer eenige vreemdelingen opgenomen /hun/Ga naar voetnoot52 levenskrachten uitgezogen en weer afgestooten. Alleen Op een na. die er eigenlijk hoorde aardde. al was het op een zeer plant[en]-aardige wijze. En Sylvain zou verder kunnen leven op opium. □ En ik? 〈- Overal mij〉 Over mij zelf wilde ik nu niet denken - Ga naar margenoot+〈- Ik hul〉 De bewapening was weer naar de wil van de tegenstanders mislukt. Nog een tijdlang zouden een troepje outcasts oefeningen uitvoeren waarvan ze zelf de zin hoe langer hoe minder begrepen - Misschien zouden er enkele schoten van de wallen worden gelost. Eenige jaren daarna lagen dan de kanonnen als verroeste bussen op de steenen, stonden de mitrailleurs verbogen en verstoft in een kelder. en hadden zich enkele jongelingen uit Tschon[g] King bij bandieten of ongeregelde troepen aangesloten en kwamen nooit meer in hun stad terug.
Misschien bracht een het nog tot generaal maar nooit zou hij er over denken zich in de nabijheid of binnen Tschong King te wagen. Kwam hij als bezoeker, hij zou worden bespot evenals een vrouw die na een leven van handel met de liefde haar juweelen als 〈- ordeteekenen〉 weeldebewijzen aan haar verwanten toonen wil. □ En Tschong King aanvallen. een bijgeloovige vrees zou hem daar altijd van afhouden. □ Tschong King bleef zichzelf - en tartte /menschen/Ga naar voetnoot53 tijd en eeuwigheid 〈- en vooral menschen〉Ga naar voetnoot54. 〈- Ik hielp Liang-ti met inpakken〉Ga naar voetnoot54 - en ging vroeg naar huis - en sloot mij op. | |
[pagina 191]
| |
Ik hoorde Velho herhaald en dringend kloppen denkelijk 〈-was〉 was het bevel van Ga naar margenoot+ontruiming van de Toe Tsjoen hem medegedeeld en || wilde hij mij vermurwen. Eindelijk ging hij weg. Het was helderlichte maan, ik had niet de minste lust op te zien naar de bergtop en voelde weerzin tegen alles, en een groote verlatenheid en lusteloosheid. 〈- Alleen Sylvain was nog over, hoelang. Ik merkte hoe 〈+ sterk〉 ik gehecht was aan hen die alleen het toeval van een tocht met mij had samengebracht, hoe weinig aan Tschong King.〉 De Toe Tsjoen zou mij wel 〈- opnemen〉 /ontzien en 〈- protegeeren〉/Ga naar voetnoot55 na de gelukte 〈- opname〉Ga naar voetnoot56, wat daarna? □ Op zijn best zou ik een rol mogen spelen. die ik toch niet lang volhouden kon en daarna een vrijgeleide krijgen om te gaan 〈- wa〉 waarheen ik wilde. Maar, was dat wel niet veel waard. Ga naar margenoot+Hoofdstuk IV Velho bleef 't eerst werkeloos aanzien〈- de〉 in zijn groote 〈- gothische〉Ga naar voetnoot57 stoel zittend, toen de 〈- timmerman en de metaalbewerkers〉 /werklieden/Ga naar voetnoot58 kwamen 〈- en ruimte maakten〉Ga naar voetnoot59 - 〈- en ik het mat〉 /de meubels opstapelden./Ga naar voetnoot60 □ 〈- Maar〉 [open ruimte] en gaten boorden in 〈- het hout -〉 /muur en vloer/Ga naar voetnoot61 Hij zag mij verwijtend aan, ik vermeed zijn blikken - Opeens riep hij zijn bedienden en liet hen alles wegdragen. Zou hij nu in een andere kamer in dezelfde opstelling de atmosfeer die hem onmisbaar was geworden trachten te bewaren? Het liet mij onverschillig, het ging mij al niet meer aan - Ik begreep niet meer, waarom ik deze zaal had aangewezen. Maar 〈- t was〉 /het euvel/Ga naar voetnoot62 [was] nu eenmaal gebeurd - Mijn doffe haat tegen Velho was veranderd in een vage 〈-weerzin〉 afkeer en matig medelijden - - ‘Zou het niet beter zijn alles in kisten te sluiten, nòg beter alles te verbranden. □ Het doet meer kwaad dan goed?[’] □ Hij antwoordde niet, maar ging door, zijn bedienden aanwijzingen te geven. 〈- Neen, deze man〉 Zij droegen de stukken weg onverschillig, de timmerman en de smeden werkten door, zij schenen elkaar niet eens te zien - Zij volgden mijn aanwijzingen op, 〈- we〉 maar langzaam als met weerzin soms schreeuwden zij, zonder dat ik er een reden voor vinden kon, luid tegen elkaar en lieten 〈- soms〉 iets | |
[pagina 192]
| |
Ga naar margenoot+vallen, /alsof het plotsling witgloeiend was geworden -/Ga naar voetnoot63 blijkbaar zagen zij || toch geesten wier aanwezigheid ik vaag voelde in het vertrek dat nu het leeg was nog duffer en voller leek. De antenne op het dak moest ik alleen opstellen - Er was geen te bewegen mij daarbij te helpen - Ik dacht nog even Sylvain te laten komen maar wilde hem maar niet storen misschien was hij juist bezig in laatste zwijmel af te sterven bovendien zou hij misschien te duizelig op het dak zijn - Zoo kroop ik alleen rond, zette de palen en maakte draden vast, 〈- en zag niet eenmaal op van het werk naar de bergen in de omtrek ook niet naar mijn favori[e]te - hoewel die deze laatste dagen helder en onbewolkt boven de ketenen uitrees -〉Ga naar voetnoot64 /Het was een neevlige dag voorbij de omringende daken en muren en boomtoppen was ook niets zichtbaar alleen de top van de heuvel waarop wij de eerste dag hadden gestaan kwam nog boven een wolk uit - en daar keek ik liever niet naar/Ga naar voetnoot65 Na drie dagen hard werk - /dagen waarin 〈- ik〉 de spijt om het telkens mislukken niet altijd gepaard ging met doodsangst - onverschillig was ik geworden -/Ga naar voetnoot66 na ontelbare vergeefsche pogingen - en proeven die niet dan geknars en gezoem 〈- opbrachten〉 /teweegbrachten/Ga naar voetnoot67 kwam de nacht waarin ik voor t eerst zuiver af kon stemmen - Zou ik het leven dat ik was ontloopen toch weer toelaten. al was het alleen maar als geluid? □ Hoelang was het geleden dat ik de zee verliet - die mij telkens toch weer met mijn ras in aanraking bracht - 〈- en〉 Taihai verliet waar ik leefde als uitgestootene en 〈- aa〉 steeds aangesto[o]tene! Ga naar margenoot+□ Nu liet ik dit leven toch weer toe tot een afgezonderd deel van de aarde al was het dan alleen in geluid - nu om mijn eigen leven te redden! Dat het daarvan afhangen moest! □ 〈- Ja moest -〉 Ik draaide er kwamen stemmen en muziek, eerst door〈- hee〉 〈- en toen, -〉 een snerpende marschmuziek die afgesloten werd door een paukslag - en een grove snoevende stem aan het woord liet - Hier heerschte diepe nacht daar moest het middag of avond zijn in een groote verlicht〈- te〉e zaal - vol menschen. rook en hun adem. □ Ik hoorde een man zich beroemen op de onder zijn leiding behaalde 〈- over〉 zegepraal van 〈- de〉 het gezonde menschenverstand op de waanzin van verwoesting die de wereld had bevangen -Ga naar voetnoot68 hem hoog opgeven van de materieele voordeelen die het volk dat hem 〈- in〉 zijn vertrouwenGa naar voetnoot69 nog te wachten stonden - Daverend geklap dreunend gebrul, weer | |
[pagina 193]
| |
muziek - marsch. en partijgezang paukgebeuk. /een gehuil. dat het vermoeden opwekte dat zij tegenstanders aan de martelpaal hadden gebonden -/Ga naar voetnoot70 Ik brak af - Na een tijd gelukte het mij een siberisch grensstation te krijgen waar communistische propaganda in t chineesch werd uitgezonden - Daarna. dansmuziek - uit Tai hai? Ga naar margenoot+Ik legde het toestel het zwijgen op. Nu vannacht || had ik nog deze macht - 〈- morgen moest ik het uit handen geven -〉 Morgen mochten zij zelf er uit halen wat ze wilden - ik zou het niet meer aanraken - □ Komaan het was een goede ruil: het behoud van mijn leven voor een kleine stoornis in de atmosfeer in en om Tschong King. En het had ook zijn goede zijden. Het zou Kia So zeker ergeren meer dan de bewapening en toch op den duur zou het de Toe Tsjoen en de besten van het oude ras wel weer meer afkeerig maken van de blanke beschaving 〈- het zou hen vervelen. en t toestel zou wel worden vernield, in geheime opdracht van een van hen -〉 /Het zou evenals de wapenen, wel worden verwaarloosd en vernield./Ga naar voetnoot71 Maar dan hoopte ik vèr weg te zijn〈+ .〉〈- !〉
De volgende dag waren weer alle zetels en stoelen die Velho bezat. in de zaal van het verleden, nu de /ge/hoorzaal neergezet, 〈- en was〉 □ 〈- v〉 Voller dan te voren - Voorop kwamen de Toe Tsjoen, Kia So - Tsiang en de opperrechters, daarachter de magistraten v./h stadsbestuur, vier of vijf groot〈- -〉eGa naar voetnoot72 kooplieden nog eenige Ga naar margenoot+priesters, nog een paar lagere mandarijnen, tolken || drie klerken van het YamenGa naar voetnoot73 gereed met penseel /loodrecht boven het opgespannen papier/Ga naar voetnoot74 om proces verbaal van het gebeuren te maken = Allen streefden naar een waardige koelverachtende houding - Alleen de Toe Tsjoen. Kia So. en een paar van de oudste rechters slaagden erin de vrees en de angstige verwachting die hen vervulden in t geheel niet tot uiting te laten komen - De andren zagen elkaar aan - schuifelden trappelden met de onzichtbare voeten onder de neerhangende gewaden, hoest[t]en gebaarden. sommigen stonden op en liepen de zaal uit, een kwam niet terug. de andren bleven toch zekerheidshalve bij de deur staan en schoven hun handen in en uit de mouwen. en kakelden hoog en druk met elkaar. /Het keelgeschraap was niet van de lucht en weldra was de vloer die Velho altijd zoo mahonieglimmend had gehouden bevuild./Ga naar voetnoot75 Nooit te voren en later ook niet heb ik een bijeenkomst van Chineezen - en zulke voorname/n/Ga naar voetnoot76 zoo geagiteerd gezien. Tot mijn groote verwondering was Velho ook aanwezig. | |
[pagina 194]
| |
Hij zat bij een raam dat uitkwam op een smal met bloemen omgeven terras, alsof hij gekomen was om bij t eerste geschal dat mijn zege beteekende weg te kunnen gaan terzijde maar alsof hij toch de hoop niet had verloren dat de proef zou mislukken de Ga naar margenoot+zaal weer zou worden ontruimd ik in || hechtenis zou worden genomen 〈- zoodat hij〉 Ja misschien hoopte hij wel dat hij tusschenbeide zou mogen komen en mij redden. Dan zou ik voorgoed door dankbaarheid aan hem geketend zijn. Ik nam mij al voor om mij ook daardoor niet te laten beinvloeden - Hij zag mij valsch en tersluiks[ch] aan. Zijn aanwezigheid hinderde mij meer dan die van Kia-So - Toch was deze gevaarlijker - □ Ik had niets meer van de 〈+ roof 〈- van〉der〉 lampen〈- roof〉 gehoord. ik had ze in een dikke eikenhouten kast opgesteld - Toch had ik een argwaan dat hij ze had gemist uit zijn tempel en wist dat ik ze had. Dat hij afwachtte tot hij ze zag om ze op te eischen en 〈- mij daa〉 daarmee de werking van het toovertoestel als ondergeschikt aan de offers uit zijn tempel voor te stellen. Er werd thee rondgereikt - Alles geschiedde uiterst langzaam - alsof allen er tegen opzagen en de tijd wilden rekken. Eindelijk wenkte de Toe tsjoen 〈- mij〉 en beval mij de samenstelling en de werking van het toestel 〈- kort〉 uit te leggen. Blijkbaar wilde hij 〈- de werking van〉 het bijgeloof van de aanwezigen zooveel mogelijk door nuchtere feiten 〈- te〉 temperen, opdat de uitwerking van de 〈- opna〉 weergave die hij zelf ook overschatte, zoo matig mogelijk zou zijn. Ga naar margenoot+□ Ik kon hem niet ten volle bevredigen; als ik || de samenstelling van het toestel zou beschrijven moest ik ook de lampen noemen en dat zou de 〈- aandacht〉 〈+ argwaan〉 van Kia-So. als hij ze misschien had gemist. zonder 〈- te weten wa〉 er veel om te geven. gaande maken - Ik weidde dus uit over de elementen noodig voor de 〈- opwekking van de〉 vorming van een ontvankelijk organisme dat zich t beste met Yin het passieve het vrouwelijke liet vergelijken en over de stroomen in de aether krachtig maar onzichtbaar. in de zon zoowel als in de nacht - die gelijk stonden met Yang, het mannelijke verwekkende. De Toe tsjoen 〈- schraapte zijn keel en〉Ga naar voetnoot77 zag mij /spottend èn/Ga naar voetnoot78 verwijtend aan - ook Kia-So alsof hij in mij 〈- een conc〉 meer en meer een concurrent ging zien die over grooter tooverkunsten beschikte dan hij - Maar een man in een 〈- goudgeel gewaad〉 wit gewaad waarover een goudge[e]le lap dubbel was geslingerd. met een tweehoornige hoed op t hoofd een keten van kleine beenderen o〈- p〉m zijn hals en een dijbeen op zijde en een rond welgedaan gelaat met groote oogen. zag mij spottend aan, alsof hij zeggen wilde. die red[t] zich er heel goed uit - dat kan hij hier gerust doen - bij ons moest hij het niet probeeren. Inderdaad, als ik een kring van mannen zooals hij om mij heen had gehad, zou ik hebben ge〈- w〉zwegen, het toestel met een handbeweging hebben overgedragen en beschaamd zijn weg〈- gevlucht -〉 gegaan. | |
[pagina 195]
| |
Ga naar margenoot+Dit moest de man zijn die onzichtbaar tusschen de Toe Tsjoen en Kia So had gezeten - 〈- zijn〉 ik zag, dat hij alles wist - van begin tot eind. 〈- Zou hij mij goedgezind zijn zooals de Toe tsjoen of giftig vijandig zooals Kia So?〉 /En zou het niet zijn aanwezigheid zijn die ik eerst vaag en ver, de laatste dagen hoe langer hoe sterker had gevoeld - zoodat hij eindelijk zichtbaar voor mij zat. Na de schaamte kwam de rust en het vertrouwen. 〈- Deze〉 Hij was de eerste mensch. die ik ontmoette die 〈- met〉 〈+ niet van〉 Tschong King afhing, niet een onderdeel of functie vormde van de stad, en alleen daardoor bestond - Het was of ik opeens 〈- weer〉 over Tschong King heen kon zien - 〈- en mijn〉 alsof de berg opeens weer uit de nevelen oprees en mij herinnerde aan de verten die daarachter lagen, 〈- ver〉 ook voor mij niet onbereikbaar./Ga naar voetnoot79 Ik brak mijn rede af en draaide aan de knoppen hopend een goed begin te vinden - Ik kreeg zeer duidelijk dansmuziek - uit een van de hotels van Tai-hai waarschijnlijk - □ Een tango, een wiener wals een foxtrott. □ Het maakte zeer weinig indruk. Misschien was hun gehoor niet op deze trillingen gebaseerd. Zeker zouden ze het niet als muziek verstaan. Een wat verward geruisch, dat kon een molen ook voortbrengen -! Ik 〈- brak dus midden in een boston af, en〉 zocht 〈+ dus〉 een menschelijke stem. En weer kreeg ik een siberisch grensstation, met in t chineesch uitgesproken propaganda. □ Ik geloof dat hun taal 〈+ er〉 zeer veel van 〈- 〈- het〉 〈+ dit〉 dialect in de radio〉 verschilde, zoodat ze de zin niet verstonden. Des te meer indruk maakte het. Dit, ja dit moest〈- en stemmen van geest〉 de stem van een geest zijn. /onweerstaanbaar sprekend in verwante klanken./Ga naar voetnoot80 Een ander kwam aan t woord, nog een, toen een spreekkoor. Het auditorium werd stiller en stiller - Ik voelde de beklemming de angst die hen beving. Ik zag dat sommigen 〈- t〉zaten te trillen op hun stoelen. Eindelijk hielden een paar het niet langer uit en slopen weg - De andren bleven alleen uit vrees voor de Toe tsjoen Ga naar margenoot+en Kia So - 〈- De Tibetaan〉 /Wantchen/Ga naar voetnoot81 alleen zat er even rustig en onverschillig bij - 〈- De〉 Waren zij gevangen in den ban van het onbegrijpelijke, voor hun [lees: hen] bovennatuurlijke - ik werd van een ban bevrijd - Tschong King imponeerde mij niet langer, het gevoel van nietigheid - dat mij had bevangen was opgeheven. □ 〈- Zoo gedroegen zich de machthebbers, bij t ondergaan van een onbekende sensatie. die duizenden europeanen dagelijks[ch] beleefden zonder eenige ontroering.〉 /〈- nu zich de machthebbers zoo laf gedroegen, dat〉 □ Integendeel het was of Tschong King niet langer bestond dan als een droom van het verleden - die ik had terwijl ik weer over de vlakte trok met het gebergte voor mij./Ga naar voetnoot82 | |
[pagina 196]
| |
Tevergeefs[ch] trachtte ik mij toch nog vast te houden aan het 〈- ver〉 gevoel voor het verleden van Tschong King, zijn onwrikba〈- re lig〉arheid 〈- midden in de vlakte〉, zijn ongenaakbare ligging als eenige stad aan een onbevaren rivier door leege zandige oevers gedekt - het gaf niet - het liet mij los - Ik zweefde weer ledig in de ruimte. Ik draaide verder, en ontving chineesche muziek trommels bekkens gongen fluiten. Dit kalmeerde de verontrust[t]e gemoederen - Maar spoedig was dit ten einde en zetten de 〈- stemmen weer in -〉 toespraken weer in - Maar deze werden opeens overstemd. □ 〈- Opeens〉 Een man stond in t midden van de toehoorders. hij schree[u]wde luid hij 〈- gesticul〉 gesticuleerde hevig - Zijn pantoffels waren vertrapt en beslijkt, zijn gewaad plakte aan zijn lichaam zijn oogen puilden uit zijn hoofd. □ De 〈- aa〉toehoorders waren bekneld in onderdrukte angst - Ga naar margenoot+de bode was een toonbeeld van || ontzetting = blijkbaar 〈- begreep〉 〈+ verstond〉 men niet wat hij zei -. Een paar grepen hem en schoven hem voor de Toe tsjoen - 〈- Deze〉 [lees: Deze] beval hem te spreken, maar hij jammerde en wees op de 〈- plek〉 plaats waar t geluid het hevigst was bij t houten kastje. De Toe tsjoen gelastte mij het toestel tot zwijgen te brengen. Maar het lustte mij de verwarring te vermeerderen - Ik draaide en de geweldige geluidmassa van een duitsche symphonie daverde in de zaal. het was een inundatie van klanken. over de stilte die er zoo lang had geheerscht - Toen kwam de Toe Tsjoen op mij toe en verzocht mij nederig, de stemmen tot zwijgen te brengen - Ik schakelde uit, nog meer indruk maakte de plotselinge stilte - Zelfs Kia So zag mij aan met wrevelig ontzag. - Alleen 〈- de Tibetaan〉 /Wan Tschen/Ga naar voetnoot83 bleef mij weer spottend en onbewogen bezien - 〈+ bijna met een blik van verstandhouding -〉 □ Nog sprak de bode niet - maar huilde - en beefde - maakte de kow to[w]Ga naar voetnoot84 voor de Toe tsjoen en bleef liggen. Kia So en twee handlangers sjorden hem weer overeind - De man hield zich niet staande. Hij wees naar een hoek van 〈- z〉de zaal - en nu zag ik d〈- an〉aar ook twee beulen met groote breede zwaarden staan. Die waren voor mij bestemd geweest. als ik gefaald had. En de bode dacht dat ze voor hem waren! De Toe tsjoen zond ze weg. Ga naar margenoot+En toen stamelend hakkelend ijlend || kwam het eruit - De ge[e]le vloed uit de onderwereld is doorgebroken. Het is gebeurt [lees: gebeurd] op de plaats van de laatste boring, het plein is een meer - de wijk Tsong-fou-hanGa naar voetnoot85 is al ondergeloopen - De bewoners vluchten. □ De ge[e]le vloed rijst sneller en sneller -.
Hierop zweeg hij en zakte weer in elkaar. Een deel van de toehoorders, door deze nieuwe angst totaal verbijsterd. liep[en] de zaal uit. | |
[pagina 197]
| |
〈- De Toe tsjoen Kia So en hun gast bleven zitten □ De andren drongen zich om 〈- hen〉hem heen.〉
De overigen nog geen twintig drongen om de Toe tsjoen en Kia So 〈- en de tibetaan heen.〉 heen 〈+ als een kudde〉 □ Alleen de Tibetaan vooraan en Velho in zijn hoek bleven rustig zitten. Ik bleef bij mijn toestel staan - 〈- als een〉 Kia So wees op mij. De geesten van de onderwereld hebben de stemmen gehoord - 〈- hebben〉 dulden niet dat de geesten van de lucht zich op aarde kenbaar maken hebben wraak genomen en 〈- de〉 het gewelf dat hun wereld van de onze scheidt, doorbroken - Vernietig het toestel. Offer hem - Misschien wordt hun toorn nog bezworen - De Toe Tsjoen weerhield hem. - Kom, kom Kia So - je weet zelf heel goed dat het niets met elkaar te maken heeft. □ Laten wij hem liever vragen of hij niets weet om 〈- te〉 de overstrooming te keeren. Van sommige zaken weet hij meer af dan wij.’ Ga naar margenoot+Kia So zag woedend en hulpzoekend om zich heen. □ 〈+ Van〉 〈- D〉de 〈- tib〉 mandarijnen op een hoop gedrongen. ging niet veel kracht uit, en de tibetaan zat nog steeds roerloos in zijn stoel. Tot hem keerde zich nu Kia So.
[‘]En Wan tchen.’ schreeuwde hij Zult gij werkeloos toezien dat Tschong King ondergaat - Zijt gij daarvoor van ver gekomen! Gij weet even goed ja beter dan ik dat het de vreemdelingen zijn die het evenwicht van de bodem en de lucht 〈- waartusschen〉 waarop Tschong King sinds al de eeuwen van zijn bestaan heeft berust hebben verstoord. Een avond voor hun komst liep ik in de buurt van de groote vijver, en toen al ik herinner het mij nu liet de onderwereld zijn ge[e]le violette tint door het water schemeren. □ Ik wist niet wat het beteekenen moest anders had ik gewaarschuwd - Ach, zou het geholpen hebben hadde ik gewaarschuwd. Hij keerde zich nu tegen de Toe Tsjoen
Willens wetens blind en doof zijt gij die de macht had dit alles te keeren - Uw geest was onrustig - had niet genoeg eraan de 〈- sta〉 belangen van Tschon[g] King en de eeredienst voor de voorvaders en goden te handhaven - Uit verveling, uit grilligheid hebt gij Tschong King overgeleverd aan het verderf. Want Chen, Want chen voeg Uw vervloekingen bij de mijne - Tschong King moet worden gered moet een ander hoofd hebben. Ga naar margenoot+Als de Tibetaan gesproken had zouden de mandarijnen, hoe vreesachtig ook, zich op hun heer hebben geworpen - Want allen zagen naar hem. □ Hij echter verroerde zich niet en een glimlach speelde om zijn 〈- fra〉 mond, en zijn fraai rond gelaat bleef onbewogen - Dan zal ik alleen strijden krijschte Kia-So. □ Verniel 〈- het〉 eerst het toestel - 〈- Nog〉 Niemand verroerde zich, alleen bukte een der mandarijnen zich legde 〈- wa〉 | |
[pagina 198]
| |
op de grond wat vuurwerk dat hij bij zich had, zeker [om] 〈- het af te steken 〈- als〉 bij〉 〈+ voor〉 het feest dat op de inwijding van het toestel had moeten volgen en stak het af - Misschien hielp het. Kia So snelde toen op de beulen toe, en ontrukte een 〈- het〉 zijn hakbijl -- De ander weigerde. Kia So begon op het toestel in te hakken. zonder veel succes, het eikenhout was 〈- s〉taai en zijn krachten waren zwak - zijn armen dun alleen zijn woede was sterk. Hij zou er dus wel doorheen komen.
De Toe tsjoen stond er even naar te kijken - □ Allen waren in angstige afwachting wat hij zou doen. □ Niets: hij liet Kia So begaan - en na eenige oogenblikken vroeg hij mij mee te gaan en eens te zien naar die bron uit de onderwereld - □ 〈- Eigenlijk〉 Zijn houding was zoo onverschillig - hij scheen er niet veel van te gelooven of er in elk geval geen gevaar in te zien. Een loos alarm, of een door handlangers van de priester opgeblazen natuurverschijnsel Ga naar margenoot+meer scheen hij niet te verwachten -- 〈- Het is jammer van〉 Toen hij en Want chen heengingen en mij met hen meenamen - verlieten alle andren ook haastig de hoorzaal waar Kia So hakken bleef en Velho de splinters bij elkaar veegde. twee grijsaards de eene half kindsch de ander machteloos boosaardig - [‘]“Wij moeten hem wel laten begaan” zei de Toe tsjoen terwijl wij zonder haast door de tuin wandelden Hij moet zijn woede toch ergens tegen botvieren. □ Het is jammer van de moeite. Maar het bouwen van een ander toestel zal nu wel veel gemakkelijker gaan. Hoewel, voegde hij er peinzend aan toe, ik weet niet of ik wel een ander wil bezitten. Eigenlijk, ja eigenlijk, heb ik er al genoeg van -’ 〈- Een 〈- nieuwe〉 doodsangst blijven leven h〉
〈- Een gevoel van wrevel dat ik daarvoor, een gril die 〈- in〉 〈- e〉na een uur bevredigd was, in levensgevaar had verkeerd kwam in mij op. □ Maar eigenlijk gaf ik hem gelijk en〉Ga naar voetnoot86 〈- h〉/H/etGa naar voetnoot86 schouwspel dat ons wachtte deed mij de heele aangelegenheid terstond en totaal vergeten. en langen tijd daarna herinnerde ik er mij eerst weer aan __________ Ga naar margenoot+Hoofdstuk V De boormeesters waren eerst 〈- volstrekt〉 niet voornemens geweest de aanwijzingen van de vreemdeling werkelijk op te volgen. en door te boren op de plek die hij had aangewezen - | |
[pagina 199]
| |
Ze hadden een dunne slappe bamboestengel uitgezocht waarvan de geledingen ver van elkaar afzaten, zoodat hij doorboog al was het blok ook licht, de valhoogte klein de koelies die aan het touw trokken traag en loom, voelend dat dit werk er niet op aan kwam. Zij liepen niet vèr weg 〈- al〉 in een rij van honderd. maar bleven er bij zitten 〈- en〉 vierden 〈- een〉 het touw en palmden het weer in zonder zich van 〈- p〉hun plaats te bewegen - Zij rookten erbij o〈- p〉f speelden hasard. □ En 's middags trokken zij driekwart slapend- zooals ook de poenkatrekkersGa naar voetnoot87 ergens in een hoek van t vertrek in zwijm hurken - maar steeds het touw. waaraan het blarenscherm is bevestigd op en neer blijven halen zoodat de luchtstroom aanhoudt.
Maar na een paar dagen was er 〈- een〉 〈- met〉 een grooter diepte bereikt dan ergens anders. waar het boren volgens de regelen geschiedde met een 〈- z〉 stevige schacht en een zwaar blok 〈- en〉 een opgezweepte ploeg -- Ga naar margenoot+□ Het water stond hoog in de schacht en had vreemde glanzen en kleuren. De vreemdeling kwam niet meer terug. - Waarschijnlijk was hij weer gevangen gezet. Hij had een geheim geweten - □ Dit vocht dat er zoo vreemd uitzag moest ook bizondere eigenschappen hebben. Misschien werkte het geneeskrachtig, misschien kon men de steen er mee week maken, zoodat het bouwen weer gemakkelijk werd, zooals in de oude tijden, toen men de groote muren had gemaakt, die 〈- men nu zelfs〉 de menschen van nu zelfs niet konden afbreken - Dit geheim wilden de boormeesters wel voor zich zelf houden. De vreemdeling kwam niet terug. En als hij terugkwam waren er niet honderden middelen om een vreemdeling die nergens op verdacht was. 〈- uit de weg te ru〉 te doen verdwijnen? 〈- Hij wist blijkbaar wel de weeke plekken van de aarde te vinden. 〈- Maar alleen aan de oppervlakte.〉〉
En voordat de bron van het vreemde water was bereikt waren toch wel alle vreemdelingen uit de stad geweerd en ergens buiten ver op de vlakte neergezet, om daar te verdwalen en te worden omgebracht. Geen reden tot bezorgdheid! 〈- Het〉 De zwakke stellage werd door een sterke vervangen. het blok verzwaard de koelies hadden nu geen tijd meer voor dommelslaap en tersluiksch spel - Zij liepen af Ga naar margenoot+en aan in een regelmatige lange rij. honderd man || achter elkaar, 〈- evenveel als de zw〉 even sterk als de ploegen die de zwaarste jonken door de sterkste watervallen bij I-tchangGa naar voetnoot88 sle[e]pen - En een van hen was altijd aanwezig, dat 〈- het〉 de heikabel geen oogenblik verslapte dat de dreuning van het blok op de van een koperen 〈- r〉band voorziene bamboe | |
[pagina 200]
| |
regelmatig doorging dag en nacht, in maanlooze nachten bij glimmende vuren - in regennachten bij overdekte toortsen - □ Waarom hen haast bevangen had, hen die hun heele leven niets hadden gedaan dan de boringen leiden waarbij het op een maand niet aankwam 〈- daar toch elke dag hier of daar een bron werd bereikt〉 dat wisten ze zelf niet. Het was de hoop door een bizondere gebeurtenis uit de levenskring waarin het gilde hen en hun voorouders steeds gevangen had gehouden te ontsnappen -
Maar toen het gebeurde vlucht[t]en ze allen naar de windstreken en verborgen zich in de menigt en maar een had de moed het de Toe tsjoen te melden.
Het gebeurde ook te onverwacht te overijld. □ Het had nog weken moeten duren en langzaam en statig had de nieuwe bron zijn straal ten hemel moeten zenden -
Maar op een middag. juist tijdens een van de zeldzame rustperioden, niet meer dan een Ga naar margenoot+kwartier werd nog de || koelies gegund om hun voedsel op te schrokken gebeurde het. De aarde schokte - allen vielen tegen de grond - een onderaardsch gebrul weerklonk. nog onderdrukt - een groote scheur ging snel dwars over de vlakte in t midden gaapte een diepe zweer plotseling in de aarde en geen 〈- f〉 straal maar een steenenregen spoot in de hoogte. Toen liep de zweer vol met het vreemde kleurige vocht, nu niet meer violet en paars van tint, maar vuilgeel van kleur het welde over de randen en zienderoogen wies[ch] het, en voordat hun bezinning terugkeerde was 〈- het〉 de vlakte al in een meer veranderd en zaten zij aan de rand te verdwaasd om te vluchten. eerst 〈- war〉 maar toen de vloed bleef aanhouden waren 〈- w〉 er wel enkelen die voor deze ramp zich zelve ombrachten door aarde in hun mond te nemen zoodat zij de ontzetting niet hoefden af te wachten maar de meesten weken naar de hooge wallen daar niet ver vandaan - Zij bleven er niet lang alleen de bevolking uit de omgeving beklom ze ook 〈- uit een〉 De wallen die hen veiligheid verzekerden tegen de vijanden van buitenaf, schenen hen 〈+ ook〉 de veiligste plaats tegen de overstrooming die van binnen kwam. Ga naar margenoot+Er heerschte een vreemde stilte; terwijl in de stad het stemmenrumoer nooit ophield. Het vuilge[e]le vocht dat zich uitbreid〈- de〉/en ging/Ga naar voetnoot89 over de straten, dat alles overtr〈- o〉/e/k/ken zou/Ga naar voetnoot89 en glibberig maakte, de spijzen oneetbaar en 't water ondrinkbaar boezemde hen een ontsteltenis in die hen volkomen verstarde - Toen de Toe tsjoen met de Tibetaan en de vreemdeling[en] en een paar stukken van zijn lijfwacht aankwam. waren de muren al vol. maar hij vond gemakkelijk plaats op | |
[pagina 201]
| |
9. Facsimile van document C-IV, bladzijde 54 (verkleind).
| |
[pagina 202]
| |
het platform van een wachttoren. □ De muren werden door steeds meer menschen beklommen de stad liep leeg/,/Ga naar voetnoot90 〈- en vol tegelijk〉
〈- De〉 /de/Ga naar voetnoot90 wallen werden bezet als de randen van een arena - er was meer publiek bij de vreemde verschrikking uit het binnenste der aarde dan bij de ontvangst van de geestenstemmen uit het luchtruim -
Allen zagen op naar de Toe tsjoen maar deze deed niets om het gevaar te verhinderen □ Wat vermocht hij ook tegen de machten van de onderwereld die nu al het levende met een vettige ge[e]le laag ging/en/Ga naar voetnoot91 overtrekken
Meer werd van Kia So verwacht die /onder bekkenslag en trompetgeschal/Ga naar voetnoot92 met een priesterstoet aankwam en de wallen beklom - Allen weken uit, het was al zoo vol dat dit niet ging zonder dat velen in de vestinggracht of naar binnen stort[t]en - Ga naar margenoot+Kia So en zijn gevolg keerden zich naar de kant van het gevaar - het in een [een] meer veranderd plein dat spoedig de heele stad zou overstroomen. Hier en daar bleef nog een brok bodem aan de oppervlakte enorme gasbellen welden naar de oppervlakte en 〈- w〉 barstten daar uiteen - Kia So en zijn volgelingen baden met breede gebaren en trompet en gong lawaai. en opeens keerde Kia So zich om liep op de wachttoren toe, en eischte /weer/Ga naar voetnoot93 het leven van de vreemdeling. 〈- [‘]Dat is de eenigste die 〈+ misschien〉 raad weet - □ Kies andere offers maar van hem blijf je af.’〉 /De Toe Tsjoen keerde zich af weigerde/Ga naar voetnoot94 Daarna wendde Kia So zich hulpzoekend naar Want Chen maar ook deze wendde zich af - glimlachend en hoofdschuddend. □ Verbolgen van gramschap overkokend wendde Kia So zich tot het verzameld volk en riep het luide uit dat de Toe tsjoen zelf het verderf van Tschong King wilde - /en dat hij zelf ten verderve moest zijn/Ga naar voetnoot95 Ga naar margenoot+Maar hij kwam niet ver met zijn vervloeking. □ Struikelde hij in zijn ijver. verward || in de wijde plooien van het staatsiegewaad? □ Of gaf 〈- een der〉 de bevolking verbolgen hun heer te hooren beleedigen, en als een offer voor de onderwereld te hooren doodverven hem een duw? Kia So viel in het oliemeer ploeterde een paar keer op en in. en kwam toen niet meer boven. De lagere priesters een gelijk lot duchtend verstrooiden zich haastig tusschen de menigt - sommige trokken hun talaar uit en wierpen die naar beneden. 〈- waar ze een〉 | |
[pagina 203]
| |
□ De plotselinge dood van de machtige en kwaadaardige oorlogstempelhouder 〈- wekte weinig〉 trok bijna niet de aandacht. In steeds dichter 〈- rijen〉 drommen stonden de inwoners op de wallen - als 〈- schipbreukelin〉 〈- de〉 te talrijke opvarenden op een langzaam zinkend schip en zagen naar de Toe tsjoen op deze naar Want Chen die afweerde en [en] 〈- op Cameron wees. Weet hij het, vroeg de Toe Tsjoen □ Hij weet een redmiddel. Of het helpen zal kan ik niet beloven -〉 〈+ erbij zat of het hem niet aanging -〉Ga naar voetnoot96 Ga naar margenoot+Voelde hij niets voor Tschong King - 〈- W〉 Waarom was hij gekomen? Alleen om bij het afsterven van de 〈- al〉 oude stad tegenwoordig te zijn? De vloed bleef wassen. 〈- Zooals een zwaar in de longen gewond[d]e verdrinkt in eigen bloed zoo verdronk Tschong King in het uit zijn grond onophoudelijk opwellend vocht.〉Ga naar voetnoot97 Toen wendde de Toe Tsjoen zich om hulp tot Cameron - Ja er is een middel - Als een stuk van de muur afgebroken kan worden voordat de vloed de stad binnendringt, en [hij] af kan vloeien in de vestinggracht en verder of [lees: op] de velden, dan kan Tschong King worden gered. Een stuk van de muur afbreken --- □ Dat was bijna even erg als de totale ondergang - 〈- En zo〉 Hoe zou dat kunnen? Dat duurt dagen en voor het nacht is zal de vloed al overloopen. Ga naar margenoot+Ik weet een middel - Kan ik een vrijgeleide krijgen naar het oude arsenaal? 〈- Voor de〉 De Toe Tsjoen beraadslaagde een oogenblik met de omzittenden en gaf 〈- t〉zijn toestemming = 〈- Voor t eerste deel op een vlot〉 Het ars[e]naal was stil en verlaten het werk was er voorgoed gestaakt. In de hoek waar hij gewoonlijk lag vond Cameron, Sylvain, dood, de pijp nog inde eene hand naast een uitgedoofd komfoor en een halfvol blikje - Een gelukkige rookend was hij overgegaan. De laatste kameraad en deelgenoot 〈- v〉aan de tocht die hem tot een zoo absurd bestaan had gevoerd was weg, nu had hij het alleen te volbrengen. Na eenig zoeken vond hij de pakjes springstof - iets kleiner dan de opiumblikjes, van een grooter uitwerking, 〈- wat〉 wat is in de kosmos van meer -- de bedwelming van Ga naar margenoot+een werkzaam brein of de verwoesting van een stuk aarde? Een halve li van de wachttoren af. werd 〈- de mijn〉 〈+ een gat〉 in de muur gemaakt het gelukte ondanks de herhaalde charges van de garde van de Toe tsjoen niet - dat stuk muur leeg te maken. □ Wezenloos en versu〈- lf〉ft bleven er mannen vrouwen kindren | |
[pagina 204]
| |
zitten liggen hurken. op de steenen die straks in de lucht zouden vliegen. □ Niemand 〈- ge〉 begreep trouwens wat er gebeuren zou - 〈- Alsof〉 Tevergeefs[ch] trachtten de gardesGa naar voetnoot98 de menschen te bewegen - 〈- de andere kant〉 aan de buitenkant - af te springen door de gracht heen te gaan en het 〈- veld〉 vrije veld te kiezen. Het waren maar enkelen die de moed hadden de stad los te laten en zich aan hun lot op de leege aarde toe te vertrouwen. 〈- Het grootste deel van〉 □ Een groot deel van Tschong King's bevolking kleefde aan de wallen een grooter deel nog moest in de huizen hokken en daar gelaten afwachten welke ramp er zou komen. □ De Ga naar margenoot+opeenstapeling van menschen [die] 〈- gerin〉 || de enorme ring van 〈- mensc〉 hoofden en rompen die de steenen bedekkend om de stad geslagen was, had iets benauwends. Van de muren was geen steen meer te zien - alleen de wachttorens waar de aanzienlijken op zaten stak[en] nog boven de menschenmenigte uit - en daartusschen als was de ring op een plaats stukgesprongen gaapte de leege halve li. waar de ontploffing zou plaatshebben, met moeite aan beide zijden door de gardes leeggehouden, op de achterblijvers na die hier en daar zaten als vrijwillige offers. □ Alsof de vloed wist, dat men hem een laag legde. waar hij invallen moest. zoodat hij zijn gansche geweld niet meer tegen de stad kon keeren, kwam hij geweldig opzetten - en overstroomde nu de randen van het plein en begon de naastbijliggende straten binnen te dringen - 〈- en te dreigen met brandgevaar.〉 〈- Wel kon de Toe tsjoen een 〈- w〉 〈- op〉 terstond een wet uitvaardigen op〉 Ga naar margenoot+Weldra zouden alle straten bedekt zijn met een glibberige laag, die 〈- zich〉 ook 〈- de〉 alle voorwerpen in de winkels eerst. en het binnenste van de huizen daarna vet en onbruikbaar zou maken. Alleen daardoor al zou het leven in Tschong King langen tijd onmogelijk zijn - □ Maar de vuren die 〈- op duiz〉 zeker al was de stad al grootendeels ontruimd nog zeker op duizenden plaatsen zouden branden of smeulen. En de olie die er langzaam maar zeker naar toe trok? Welke vernieling zou de eerste zijn de gedeeltelijke van de muur of de absolute van de heele stad. Cameron maakte het magazijn onder in de muur, legde een 〈- la〉 korte lont - zoodat hij [naar hij] dacht nauwelijks[ch] tijd te hebben weer naar boven te klimmen en bij de Toe tsjoen de ontploffing af te wachten Maar er was tijd genoeg. Het bleef stil 〈- op d〉 onder de leege muur. □ Aan Ga naar margenoot+weerskanten en onder de wachttoren ook. Het was eindelijk tot de || bevolking doorgedrongen dat er iets ging gebeuren. Wantchen en de Toe tsjoen hingen over de balustrade, 〈- tevergeefs[ch]〉 uitziende naar de leege muur tevergeefs[ch] trachtte Cameron hen te overreden naar binnen te gaan en zich te bergen in een van de steenen vertrekken. Zij schenen geen gevaar te zien en de tijd verstreek. en er gebeurde immers niets? Cameron had een dergelijke angst maar nu oneindig versneld en verhevigd als toen hij vreesde 〈- zijn〉 het ontvangtoestel niet te kunnen beeindigen - 〈- Maa〉 □ Was de | |
[pagina 205]
| |
dynamiet 〈- vochtig〉 /bedorven/Ga naar voetnoot99 de lont uitgegaan, had hij hem verkeerd gelegd? □ En steeds steeg de olievloed - /en begon nu te golven/Ga naar voetnoot100 en het scheen of een oneindige tijd voorbijgang [lees: -ging] steeds angstiger werden de blikken van de hofhouding - half spottend half angstig die van de Toe tsjoen. Cameron besloot weer naar beneden te klimmen - en de lont nogmaals te leggen - Als Ga naar margenoot+de muur onderwijl toch werd opgelicht en in t ruim || geworpen en hij daarbij werd vernietigd wat hinderde het? Een 〈+ beter〉 einde aan zijn leven kon hij zelf toch niet vinden. goedwillig kon hij zijn leven op aarde niet afbreken. 〈- Dus〉 - /En t zou altijd beter zijn dan de dood die hem wachtte als hij de vernietiging van de stad niet kon tegenhouden./Ga naar voetnoot101 〈- En〉 Hij daalde de wachttoren af - □ Maar op dat moment had de dynamiet besloten toch maar te ontploffen - Het midden van de muur werd opgelicht - eerst in massa - toen maakten de steenen zich los en een wolk van puin vloog 〈- regelrech〉 loodrecht op, onder t gejammer van de 〈- moe〉 afgematte vluchtelingen die de muur niet hadden verlaten en nu werden mee opge〈- sch〉rukt, hun ledematen verliezend onder den opgang hun hoofd verpletterend bij de terugval. Een bres 〈- van〉 over de volle hoogte van de muur honderd meter breed beneden een kwart li boven was ontstaan en door het gat begon 〈- sneller en sneller〉 de olie in de gracht te vloeien - □ Tschong King was met opoffering van een stuk van de heilige wallen, gered! Ga naar margenoot+□ De Toe tsjoen zag met bewondering en ontzag de vreemdeling aan, 〈- de〉 door iedereen gering geschat, door hem onderscheiden zonder dat hij wist waarom en die nu ten tweede[n] male een wonder had teweeggebracht dat zijn begrip te boven ging. Tschong King was 〈- de〉 〈+ het〉 grootste gevaar dat het gedurende zijn bestaan had bedreigd ontsnapt - Hij moest hem ondanks zijn poovereGa naar voetnoot102 afkomst tot magistraat maken met 〈+ de〉 titel van redder van Tschong King - en bestrijder van de onderwereld - hoewel het gevaarlijk was deze laatste titel te dragen - De olie kabbelde nu met de snelheid van een ondiepe bergbeek door de muur in de vestinggracht - en zou spoedig over de lagere overkant over t veld afvloeien - De bevolking was [zich] 〈- nu〉 〈+ ook〉 bewust dat het gevaar geweken was, maar geen een verliet nog de wallen - eenzelfde gedrang bleef de steenen en leem volledig Ga naar margenoot+bedekken en deze onwrikbaarheid || van de volksmassa's had iets onheilspellends vooral daar de avond viel. en de stad donker werd. en iets onbereikbaars kreeg - alsof zij eenmaal in de macht van de onderwereld geweest zijnde nu nooit meer door de levenden mocht worden bewoond. Eindelijk wilde de Toe tsjoen maar een begin maken en begon 〈- met〉 zijn gevolg bijeen te roepen om de toren af te dalen - Maar Want chen weerhield hem - trok hem | |
[pagina 206]
| |
naar de rand van de balustrade - en wenkte ook Cameron. □ Maar er was niets te zien. Alleen had Tschong King, hier en daar door de avondzon beschenen, een eigenaardige 〈- 〈+ violette〉 glans〉 - violette valsche glans. En opeens was Tschong King er niet meer. □ Een dikke vuilge[e]le wolk hing binnen de wallen waarin zich hier en daar zwarte haarden vormden. En eindelijk kwamen de vlammen eerst om de randen toen met spitse tongen hier en daar er boven uit. 〈- De [lees: Dan] sloeg plotseling 〈- de〉 〈+ een〉 vlam als een reuze waaier over het Ga naar margenoot+oorspronkelijk oliemeer. en naderde de wallen. weldra lekten de vlammentongen de rand.〉 /Alleen het 〈- oorspronkelijk〉 meer gevormd waar de olie oorspronkelijk was opgeweld bleef nog vrij van vuur. Misschien was daar 〈- het wate〉 de olie nog te veel met water gemengd - 〈- En t meer〉 〈+ en〉 bleef zich in de vestinggracht uitstorten/Ga naar voetnoot103 〈- Heel Tschon〉 Waar Tschong King had gestaan, walmde rookte brandde het, nu en dan schokte een gasontploffing de atmosfeer. □ Alleen de wallen stonden nog 〈- en daa〉 als een schaal om het vuur heen - en op de wallen stonden zij die inwoners waren geweest van de verbrandende stad die hen nog in den ban hield - allen bleven naar binnen staren - 〈- Eindelijk〉 Ook de voornamenGa naar voetnoot104 ook de Toe tsjoen en zijn gevolg. Toch was deze de eerste die zich los maakte en met een handbeweging allen uitnoodigde 〈- hem〉 zich te redden - Hij wees op de brug onder de wachttoren die nog toegankelijk was, hij zette hen aan tot haast, de hitte van binnen begon 〈- al ondraaglijk te worden〉 - de gezichten te blakeren. De mandarijnen gaven aan de uitnoodiging gehoor - 〈- Op een dra〉 Zij 〈- grepen h〉 Ga naar margenoot+klommen haastig de 〈+ buiten〉helling waar de steenen || uitstaken naar beneden, en liepen op een draf de brug over. Hadden sommigen voorzien dat zij hier zouden ontkomen? □ Er stonden draagstoelen kameelen muilezels. □ En in draf vluchtte het eerste deel van Tschong King's inwoners de vlakte in. en was weldra op een veilige afstand. □ 〈- Dit〉 Hun redding wekte de bevolking op uit zijn verstarring. Overal begonnen menschen de hellingen af te dalen. de grachten te doorwaden en de overkant te beklimmen. Velen te zwak of door dampen bedwelmd bleven steken in de gracht - De modder was gedrenkt door olie, van een groote zuigkracht geworden en weinigen wisten al hun voetstappen uit die weeke bodem te halen - Toch redden zich nog tamelijk velen, toch zou de heele bevolking, op de zwakke grijsaards, de zwakste vrouwen en vele kinderen, zij die niet meer gedragen werden en nog te jeugdig waren om krachtig te kunnen vluchten na, zich in de steppen rondom Ga naar margenoot+Tschong King zich voorloopig hebben || kunnen redden 〈- als〉 om toch om te komen in de droogte als slaven door de steppenroovers opgepakt te worden of in t gunstigste geval [na] de nabij gelegen en toch zeer verwijderde steden te hebben bereikt - zich dan een nieuw nog armoediger leven te scheppen, als de brand niet opnieuw een stoot | |
[pagina 207]
| |
vooruit had gedaan en nu de beslissende alles verdelgende - □ Het meer vatte vuur en [lees: een] vlam als een reuzewaaier liep er over heen - en kroop door de bres, de in de ringgracht geloopen petroleum vatte ook vlam, van binnen en van buiten was Tschong King door het vuur omgeven en daarmee was de kans 〈+ tenietgedaan〉 dat er iets van zou overblijven dan in de woestijn verstrooide bevolkingsresten en na een wekenlange brand, ruines eerst zwart 〈- en wit〉 〈- ge〉 beroet daarna wit en bruin als verschroeide doodsbeendren alleenstaand en gekromd en ingestort opstekend in de zon op een kale Ga naar margenoot+vlakte || □ Die nog in de gracht liepen en dat waren de meesten verbrand[d]en onder een kort angstgehuil, die nog op de wallen waren stikten tusschen de twee rookringvuren - de nog in de stad achtergeblevenen waren allang vergaan, drijvend in de olie of geschroeid en gestikt zittend op de bovenste verdiepingen en de bovenste terrassen van de huizen - □ Misschien rekte nog een enkele het leven in 〈- de〉 een koele kelder. wanend na de brand te worden verlost. En wie weet zou niet een enkele ontkomen. De Toe tsjoen bleef staande in een hoek van de wachttoren naar de ondergang van zijn stad zien als een gezagvoerder van zijn brug naar t zinkend schip dat hij niet verlaten mag. De oliedamp bedwelmde hem maar nog lang bleef hij bij bewustzijn - en dacht dat Wantschen. en de laatste vreemdeling van het convooi, met hem stierven - daar op de hoogste wachttoren door t vuur | |
CommentaarOok in dit document zien we Slauerhoff bezig zijn eigenzinnige geografie verder uit te werken. Op blz. 51 wordt I-tchang genoemd, een plaats aan de Yangtse, terwijl Tsjong King toch verondersteld wordt in een bocht van de grote Muur te liggen (Verzamelde Werken, VI, blz. 114). Van Tsjong King zelf komen we meer te weten. Volgens blz. 5-7 stroomt door de stad een rivier. Dit is niet het geval met Tcheng-tou, de stad waaraan, zoals we hebben gezien, Slauerhoff aanvankelijk sterk heeft gedacht bij het ontwerpen van zijn verhaal. Bij de reeds door hem aangebrachte stadswijzigingen (zie document C-III) voegt hij nu die van het stroombed van de rivier. We mogen aannemen dat in de beschrijving van de stad die aan het begin van de Tsjong King-episode wordt gegeven en die aan dit document voorafgaat - cf. Verzamelde Werken, VI, blz. 114 - de rivier nog om de stad heen stroomt. Deze inconsistentie wordt pas na de publikatie van deze hoofdstukken in Forum opgeheven (zie de commentaar bij document B-VII, blad [18v]). Voor zover deze wijzigingen en toevoegingen niet uit zijn eigen fantasie zijn voortgekomen, zal hij ook andere steden in gedachte hebben gehad, waarvan hij de topografie voor een deel op zijn Tsjong King projecteerde. Zo heeft Dina van Berlaer-Hellemans erop gewezen, dat Tsjong King ook trekken vertoont van Peking (zie haar artikel: ‘Slauerhoffs “Reisverhalen”: een poging tot interpretatie’, in: Spiegel der Letteren, XIX (1977), blz. 130-149, speciaal blz. 135). In dit artikel licht zij deze overeenkomst niet toe, maar in een brief aan de eerstgenoemde editeur, gedateerd 26 juni 1981, geeft zij de volgende verklaring: ‘Peking bevat “de verboden stad”, het keizerlijk paleis, op de keizer na slechts bewoond door vrouwen en eunuchen. Tsjong | |
[pagina 208]
| |
King (cf. Shanghai/Tai Hai) is “een” verboden stad voor vreemdelingen (cf. hoofdstuk IX-X); verdedigd door “een gilde” waarover wij op p. 125 (Verzamelde Werken, VI) vernemen dat zij het huwelijk verbood en streng was als een kloosterorde; en die daarenboven - als een vrouw - wordt belaagd (door Hsioe) / zuiver moet worden gehouden (p. 127: “tot nu toe geheel rein”). De auteur verwerkt de vergelijking Peking - Tsjong King in zijn werk (p. 115, p. 118). Het eerdere lot van Peking herhaalt zich - mystisch - in Tsjong King.’ Aan deze karakteristiek kan nog worden toegevoegd, dat in de buurt van beide steden een lustverblijf voor de Toe tsjoen, respectievelijk de keizer ligt. Er bestaat echter ten aanzien van de plaats van dit lustverblijf een opmerkelijk verschil tussen het handschrift en de definitieve tekst. Op blz. 31 van het voorontwerp staat: ‘(Liang ti) zou op een lustverblijf van de Toe Tsjoen wonen 50 Li van Tschong King af.’ Een li bedraagt 575 m, het lustoord ligt dus bijna 29 km verwijderd van de stad. Dat is ongeveer dezelfde afstand als die tussen de Verboden Stad van Peking en het buitenpaleis van de keizer. In Verzamelde Werken, VI, blz. 189, is dit veranderd in: ‘Zij vertelde mij dat de Toe tsjoen haar wegzond naar een lustverblijf in de bergen, vele dagreizen van Tsjong King verwijderd.’ De overeenkomst met Peking mocht zich dus niet te zeer opdringen. Tekstvergelijking brengt al gauw aan het licht, dat document C-IV nog heel wat meer bewerking heeft ondergaan, voordat de definitieve tekst tot stand was gekomen. Het heeft niet veel zin hier alle verschillen met de romantekst op te sommen. We beperken ons tot drie gevallen.
Op blz. 1 van het manuscript wordt verteld, hoe Cameron in Tsjong King Liang ti (Fong Sjen) voor het eerst terugziet na hun gevangenneming: ‘Zij leek niet meer op de havelooze Liang ti (...). Ze leek meer op een die ik in Tai hai had gezien op de kussens in het rookvertrek liggend als een nymph op de golven. Het gezwel had zij weer afgedaan evenals die nacht (...) ik vond dat het meer bij haar hoorde (...) dan al de sieraden (...).’ In deze passage wordt teruggewezen naar Camerons bezoek aan het huis van Hsioe in Shanghai, waar hij, volgens de roman, Solange ontmoet, half Hsioes echtgenote, half zijn slavin. Het lijkt eerst alsof Liang ti Cameron slechts aan Solange doet denken, maar in de tweede zin uit het citaat blijken zij dezelfde persoon te zijn, althans in de ogen van Cameron. Of in het voorontwerp van de Shanghai/Tai hai-episode Solange inderdaad Liang-ti heeft geheten, is niet meer na te gaan, omdat het desbetreffende handschrift niet is overgeleverd. In de roman is de gelijkstelling van Fong Sjen met Solange weggewerkt, althans sterk verzwakt: ‘Maar ik herkende haar toch, al leek ze niet meer op de havelooze Fong Sjen, in het met bloemen en reigers geborduurd gewaad (...) en vooral zonder het wanggezwel; het was voor het eerst dat ik haar zoo zag. (...) Ik dacht aan een nacht in Tai Hai (...).’ (Verzamelde Werken, VI, blz. 172) Toch is ook al in het manuscript deze gelijkstelling afgezwakt. Onder aan blz. 2 zegt Cameron tegen Liang ti: ‘Jij bent niet jaloersch, wel. Je geeft er niet om.’ Achter deze woorden is vervolgens de toevoeging geschrapt: ‘Dat weet ik nog die nacht in Tai hai.’ We mogen hieruit afleiden, dat in de oorspronkelijke opzet Fong Sjen en Solange een en dezelfde persoon zijn geweest, op zijn minst in de ogen van Cameron. Zo | |
[pagina 209]
| |
bevestigt het handschrift de interpretatie van mevrouw Van Berlaer, dat ook in Het leven op aarde ‘de vrouwenfiguren slechts variaties (blijken) te zijn op het nu al bekende tema’ (o.c., blz. 141; bekend, namelijk uit Het verboden rijk). Er is volgens haar niet sprake van identiteit tussen de verschillende vrouwenfiguren, maar van herhaling, in de zin van Nietzsches ‘ewige Wiederkehr des Gleichen’ (o.c., blz. 142-146; vergelijk ook W. Blok, ‘Expérimentation temporelle dans le roman “Het verboden rijk” de J. Slauerhoff’, in Écriture de la religion, écriture du roman, blz. 123-137, speciaal blz. 133-136).
Een ander opmerkelijk verschil tussen het manuscript en de roman betreft een passage over de groep van tochtgenoten die Cameron naar Tsjong King vergezellen en daar met hem gevangen worden genomen. Als Cameron van Sylvain heeft gehoord dat Godonow is onthoofd, leidt dit bij hem in het manuscript tot de volgende gedachtengang (verbeterde interpunctie en cursivering van ons): ‘Toen zag ik wel dat hij vastbesloten was [zich dood te roken]. ‘Godonow - Sylvain morgen. Liang-ti zou er ook wel aan gaan als de Toe Tsjoen genoeg van haar had. ‘Nu eerst besefte ik dat zij die de tocht met mij hadden gemaakt en nu met mij samen binnen de wallen van deze stad leefden, al zag ik ze nooit, of bijna nooit - de eenigen waren die het leven op aarde op gelijke manier als ik ondergingen en soortgenooten waren. ‘De andren, Toe Tsjoen, Velho - de duizenden die ik dagelijks op de straten zag - leefden toch in een andere wereld. Een wereld waar ik nu en dan aan raakte, soms zelfs in doordrong, maar waar ik toch niet ademen kon.’ (blz. 24) In de roman is deze passage geslonken tot: ‘Maar ik zag wel dat hij vastbesloten was. En ik wilde dat hij leven bleef zoolang ik leefde. Wij hadden den tocht samen gemaakt, waren beiden nu verloren in Tsjong King, dat ik wel beter kende dan hij, maar dat toch een andere wereld bleef met allen die er bij hoorden: de Toe tsjoen, de rechters, de mandarijnen, zoowel als het volk dat op de straten leefde en stierf.’ (Verzamelde Werken, VI, blz. 185) Het lijkt erop of Slauerhoff in het manuscript de lezer nog inzicht heeft willen verschaffen in de functie van Camerons tochtgenoten voor het verhaal. Het ligt dan voor de hand te veronderstellen, dat zij allen een aspect vertegenwoordigen van de hoofdpersoon (soortgenooten in het leven op aarde): Godonow is vooral de luchthartige avonturier; Sylvain vertegenwoordigt Camerons streven naar verlossing uit de kringloop van het bestaan, maar dan in de surrogaatvorm van de opiumroes; Liang-ti (Fong Sjen) is de parallelfiguur van Camerons verlangen naar zelfverlies in de lichamelijke liefde, eveneens een surrogaat, dat als zodanig extra wordt aangeduid door het gezwel op haar wang (zij wordt ten slotte door de Toe Tsjoen overgebracht naar zijn lustverblijf ver buiten de stad, een parallel met Camerons verblijf in het Westelijk Paradijs); Op-een-na ten slotte is Camerons jammerlijk spiegelbeeld van cultureel ontwikkelde en geletterde. (Cf. wat betreft Sylvain en Fong Sjen: Dina van Berlaer-Hellemans, o.c., blz. 137, waar zij spreekt van ‘twee verschijningsvormen van dit nirwana [namelijk van de opheffing van het “Individuationsprinzip”], t.w. | |
[pagina 210]
| |
enerzijds de overgave aan de vrouw en anderzijds het kunstmatig paradijs van de opium’; en blz. 142: ‘heen en weer geslingerd tussen passief en aktief nihilisme, tussen de “animus” en de “anima” in [Camerons] aard.’) (Zie ook Louis J.-E. Fessard, Jan Slauerhoff (1898-1936). Sa vie - son oeuvre, blz. 261-263.) In de roman is deze toelichting niet meer in Camerons gedachtengang te vinden. Dit wil waarschijnlijk niet zeggen, dat Slauerhoff een andere opvatting over de vier tochtgenoten was gaan huldigen. Aan hun optreden zelf is niets veranderd. Slauerhoff heeft het zelfs op een gegeven ogenblik nodig geoordeeld de figuur van Sylvain aan het gezelschap toe te voegen (zie document C-II vanaf blad 32, en de inleiding op de C-groep). Dit is te verklaren uit het gevoelen dat een belangrijk aspect van Cameron nog niet in het reisgezelschap vertegenwoordigd was. Niettemin heeft Slauerhoff deze parallellie in de definitieve tekst kennelijk niet willen onderstrepen. Hij wilde liever dat de lezer deze parallellie zelf zou ontdekken, zoals hij het ook aan de lezer heeft overgelaten, de figuurlijke betekenis van ‘China’ te doorzien.
Boven aan blz. 26 staat eveneens een passage die in de roman sterk is gereduceerd. Zij volgt op de eerste beschrijving van de tempel van de oorlogsgod, waar Cameron allerlei beelden aantreft, die hem ‘onmiskenbaar Grieksch’ voorkomen, ‘maar meer op Laokoön dan op de Venus van Milo geïnspireerd’ (blz. 25). De tekst vervolgt dan (door ons nu geïnterpungeerd): ‘Opeens bracht mij dit aan 't denken. Ik had niet geloofd dat er nog plaats was in mijn geheel door de zorgen over het slagen van het werk en 't behoud van mijn leven ingenomen geest, viel mij in, als een bliksemstraal in een door onweer oververzadigde atmosfeer. ‘Ik herinnerde mij dat ik in afgelegen straten een paar maal een gebouw had gezien dat aan een moskee herinnerde, een bolvormig gewelf, een afgeknotte slanke vierkante toren er naast. In Tschong King, de afgelegenste Chineesche stad: het huis van Velho, de moskees, de tempel; hier, verdrongen en vergeten, maar aanwezig - ‘Wat zou er liggen in en achter de bergen - zou ik nog verder naar het Westen gaande -- ‘Mijn gedachten ontvluchtend drong ik verder de tempel binnen (...).’ In de roman is dit geworden: ‘Ze schenen meer op Laocoön dan op de Venus van Milo geïnspireerd. Nieuwsgierig ging ik verder, den verlaten tempel in en evenals ik in de stad op een stuk moskee, een brok Dorischen of Byzantijnschen bouw was gestooten, vond ik hier en daar een Griekschen trek tusschen de monsterlijke beelden. ‘Wat zou er liggen voorbij Tsjong King naar het Westen, achter de bergtoppen? Nu en dan moest ik mij diep bukken (...).’ (Verzamelde Werken, VI, blz. 186) De tekst is in drie opzichten teruggenomen. Om te beginnen wordt Camerons gedachtenflits niet meer als een inspiratief moment voorgesteld; dientengevolge krijgt zijn waarneming een veel minder sterk reliëf. Vervolgens is de zinsnede over Tsjong King als ‘de afgelegenste Chineesche stad’ verdwenen; de stad blijft dat natuurlijk wel, maar het wordt niet nogmaals onderstreept. Ten slotte ligt in het handschrift de meeste nadruk op de islamitische bouwwerken, in de roman op de Griekse cultuuruitingen. | |
[pagina 211]
| |
De islam is niet weggewerkt, maar wijkt terug ten gunste van de Griekse cultuur. Ongetwijfeld is dit gedaan met het oog op de reeds lang voorgenomen, maar nog te schrijven passage over Camerons tocht naar Gandhâra (zie document B-II, blad [5]). In document C-VII, waarin C-IV herschreven is, komt deze tocht inderdaad voor. In de roman blijkt hij geschrapt. Toch is daar het Griekse element in de onderhavige passage gehandhaafd, mèt Camerons gedachtengang over hetgeen hem ‘voorbij Tsjong King naar het Westen’ nog te wachten staat. Men kan dit Slauerhoff als een vergissing verwijten, gezien de wijze waarop Het leven op aarde is afgerond. Men kan het ook zien als een weloverwogen vooruitwijzing, maar dan naar deel III, waarheen hij de Gandhâra-episode waarschijnlijk heeft willen verplaatsen.
De drie passages uit het manuscript die we met de overeenkomstige in de roman hebben vergeleken, wijzen op een meer algemene tendentie bij het uitwerken door Slauerhoff van de ontwerpen tot de definitieve tekst: die van versobering. Niet alleen wordt de tekst over het algemeen korter - al worden enkele passages, hier niet genoemd, juist enigszins uitgewerkt - maar ook valt een onderdrukking te constateren van een te duidelijke verwijzing naar de bedoelingen van de auteur met het verhaal. Als uitleg op te vatten zinsneden worden vermeden, het verhaal moet vooral voor zichzelf spreken. Dit kan men opvatten als in overeenstemming met de karakteristiek die mevrouw Van Berlaer voor de gehele cyclus geeft: ‘een symbolische en zelfs archetypische werkelijkheidsvoorstelling’ en ‘konkreet voorgestelde innerlijkheid (...) i.p.v. traditioneel realisme’ (o.c., blz. 138, respectievelijk 147). Verklarende zinsneden kunnen zo'n voorstellingswijze alleen maar verzwakken. Al eerder hebben we opgemerkt, dat sommige zinsneden herinneren aan de oorspronkelijke opzet van de romancyclus (de documenten B-I en B-II). Daarvan geeft document C-IV nog een voorbeeld. Onder aan blz. 20 van het manuscript wordt verteld, dat Cameron aan Ngo Tsou (Ngan Tse) geld geeft om de priester Kia So gunstig te stemmen: ‘Ik had nog een paar biljetten over van het 〈- zwijg〉geld dat ik indertijd bij die opiumsmokkelarij had gekregen.’ Op blz. 184 van de roman staat ongeveer hetzelfde: ‘Ik had nog een paar biljetten, een van Hsioe, het zwijggeld van diens opiumsmokkelarij.’ Van het smokkelen van opium is in de definitieve tekst echter verder geen sprake, wel van Camerons deelneming aan het uitbuiten van de hongersnood ten gevolge van de overstroming. De opiumsmokkel komt, voor zover wij weten, alleen voor in het oorspronkelijk ontwerp uit document B-I: ‘opiumsmokkelen te Amoy’. Kennelijk hebben we in de roman te doen met een overblijfsel uit dit ontwerp. Dit geldt ook voor het manuscript, want document C-IV zal geschreven zijn toen op zijn minst de inhoud van de hoofdstukken over de overstroming al definitief vaststond (cf. de inleiding op de C-groep). Voor de figuur van Wan Tsjen zij verwezen naar de commentaar bij de documenten C-V en C-VII. |
|