Het China van Slauerhoff
(1985)–J. Slauerhoff– Auteursrechtelijk beschermdAantekeningen en ontwerpen voor de Cameron-romans
[pagina 82]
| |
BeschrijvingDrie gelinieerde schriftblaadjes, en drie vellen van een schrijfblok van kwartoformaat met watermerk: Strong Bank. Door de editeurs genummerd: [6] tot en met [11]. Aan één zijde beschreven, met inkt. De inkt van [8] recto correspondeert met de inktvlekken van [7] verso. | |
Datering1930-1931. | |
Tekst
Ga naar margenoot+Denn das Land zwar bleibt zurück.
All das andre folgt der Seele.Ga naar voetnoot1
___
Das lästigste ist das Leben selbst
entweder weil es so sehr abmüdet
wenn es mühevoll ist,
Oder weil es so sehr ängstigt.
es möchte mühevoll werden
wenn es genuszreich verlebt ist -Ga naar voetnoot2
Weder in Goa noch auf den Molukken noch in China. kann man irgend eine Befreiung seiner Lebenslast erwarten. Wieviele Meere er auch durchschifft in den Wellen murmelt immer eine geheimnisvolle Verlockung zum Tod -Ga naar voetnoot3
Ga naar margenoot+Das betrübte Herz ist ein Tuch das niemals die Farbe der Frö[h]lichkeit recht annimmt.Ga naar voetnoot1
___
O nymphe 〈- puis〉 la plus belle de l'ocean puisque ta presence ne te plaisait pas, que te coutait de me laisser dans erreur, eût elle été un mont un nuage un songe ou rien? | |
[pagina 83]
| |
6. Luís Vaz de Camões (1524-1580), getekend door Fernando Gomes in 1560 (verkleind).
| |
[pagina 84]
| |
Aussitot furieux et insensé de tant de douleur et de la honte que j avais subie en ce lieue, je m'éloignai de là pour aller chercher un autre monde où je ne verrais personne qui pût rire de mes souffrances
Lusiade. Canto VGa naar voetnoot2 (Adamastor)Ga naar voetnoot3
Ga naar margenoot+Schipbreuk kust Cambodja (canto X 〈- 228〉/l28/)Ga naar voetnoot1 Macao. eind - dood van Catharina (Diana) vernemend.
___ J'ai perdu l〈- e〉a tendre redondilhasGa naar voetnoot2 - super flumina
Goa. eind. gouvern. Francisco Barreto gevangenis. ___
Satire tegen bewind - expeditie - Coutinho (100 milreisGa naar voetnoot3 -- 10 000 versregels geldzucht roem /Disparates na IndiaGa naar voetnoot4/ Festijn - wijn - verzen op de borden in plaats van gerechten | |
[pagina 85]
| |
Ga naar margenoot+November. 100 zeilenGa naar voetnoot1. GoaGa naar voetnoot2. /55/ Februari ...... MascateGa naar voetnoot3. Cancao [lees: Canção] do Monte FelixGa naar voetnoot4 Junto de um seco, duro e esteril [lees: estéril] monte. Goa. t[e]rug. Vice rey [lees: Vice-rei] Pedro de MascarenhasGa naar voetnoot5 instruçoes [lees: instruções] especiais a seu respeito, [instruções] que[,] por sua morte[,] passariam para quem viesse. [lees: ,] na primeira sucessão[,] para Francisco BarretoGa naar voetnoot6. Era precisoGa naar voetnoot7 que o poeta [lees: Poeta] não voltasse para Lisboa incomodar a Infanta[,] que tão profundo golpe havia sufrido [lees: sofrido]; era preciso que êle não viesse exacerbar com as suas leviandades de doidamente apaixonado quem sò [lees: só] queria agora uma vida inteiramente recatada.Ga naar voetnoot8
Ga naar margenoot+Para MolucoGa naar voetnoot1 Antonio [lees: António] Pereira Brandao [lees: Brandão]Ga naar voetnoot2 c[aravela] S[anta] Maria dos Anjos Quando deixa de pensar no passado e considera a sua situacao [lees: situação] presente, Camoes [lees: Camões] receia esquecer-se da Infanta | |
[pagina 86]
| |
Uma indigena [lees: indígena] das Molucás [lees: Molucas] ; -- minha Circe[,] e o magico [lees: mágico] veneno cujas mulheres são alvas e fermosas. [lees: ?]
Uma chinesa que o poeta encontrou na costa da China?Ga naar voetnoot6
Ga naar margenoot+Dialogo saldado practico portugues [lees: Diálogo do soldado prático português] Diogo do CoutoGa naar voetnoot1 Vizo Rei [lees: Vizo-Rei]; Assim[,] tenho ouvido dizer que na China se gasta a mayor [lees: maior] parte da gente da India Soldado; Sabe V.S.Ga naar voetnoot2 quanto? que estando Jaoo [lees: João] Barreto em um porto [lees: pôrto] da China[,] por capitao-mor. [lees: capitão-mor,] se achou em um domingo com seiscentos homens ouvindo missa[,] [y] e ouvi contarGa naar voetnoot3 334 | |
CommentaarAlle aantekeningen in dit document hebben betrekking op Camões. Voor het overgrote deel zijn het citaten uit Slauerhoffs lectuur. Behalve de eerste alinea van blad [6] zijn ze niet terechtgekomen in Het verboden rijk. Waarschijnlijk heeft Slauerhoff met betrekking tot het leven van Camões veel meer aantekeningen gemaakt en zijn dit de enig overgeblevene uit de voorraad. Die welke hij wèl voor Het verboden rijk heeft benut, moet hij dan hebben weggedaan. Het ligt voor de hand te veronderstellen, dat hij de overgebleven aantekeningen heeft bewaard met het oog op het derde deel van de trilogie, waarin Camões immers weer een belangrijke rol was toegedacht. Dat ze niet alleen betrekking hebben op Camões' lotgevallen in Goa volgend op zijn verblijf in Macao, maar ook op die daarvóór, hoeft hier niet tegen te pleiten. Slauerhoff is immers zeer vrijmoedig met de historische gegevens omgegaan. (Cf. Eep Francken, Over ‘Het verboden rijk’ van J. Slauerhoff, blz. 50 e.v.) In Het verboden rijk slaat hij Camões' | |
[pagina 87]
| |
eerste verblijf in Goa gewoon over en laat hij hem rechtstreeks van Lissabon naar Macao reizen. Volgens document B-I keert Camões vervolgens weer naar het vaderland terug. Hierbij kan Slauerhoff zeer wel overwogen hebben hem ditmaal wel een oponthoud in Goa te gunnen, waarvoor hij dan had kunnen putten uit de gegevens voor beide episodes waarin Camões zich in Goa bevond. | |
Blad [6]Op dit schriftblaadje staan enige citaten uit Reinhold Schneider, Das Leiden des Camões oder Untergang und Vollendung der portugiesischen Macht (Hellerau, 1930). Slauerhoff heeft dit boek gerecenseerd voor de Nieuwe Arnhemsche Courant van 25 oktober 1930 onder de titel ‘Portugal's heldendicht’ (Verzamelde Werken, VIII, blz. 30-36). Zijn kennismaking met deze studie vond haar weerslag in Het verboden rijk (cf. Louis J.-E. Fessard, Jan Slauerhoff (1898-1936). Sa vie - son oeuvre, blz. 221-223). Het eerste citaat luidt bij Schneider:
Denn das Land zwar bleibt zurück,
All das andre folgt der Seele.
Deze versregels zijn door Schneider niet ontleend aan een gedicht van Camões, maar aan een brief van hem, waarin allerlei dichtregels en gedichtjes zijn verwerkt. In de tot nu toe geciteerde uitgave Obras de Luís de Camões is deze brief te vinden op blz. 1101-1109. Toch heeft Schneider niet uit een Portugese uitgave vertaald en geciteerd. Zijn tekst is letterlijk overgenomen uit: Luis' de Camoens, Sämmtliche Gedichte, zum ersten Male deutsch von Wilhelm Storck; Erster Band, Buch der Lieder und Briefe (Paderborn, 1880), blz. 312. In een aantekening bij deze vertaling merkt Storck - in zijn tijd een der grootste Camões-kenners - over de twee dichtregels op: ‘Ich halte auch diesen Satz für ein Verspaar. Im Original ist (...) zu lesen:
Porque emfim la (st en la) tierra queda,
E o mais a alma acompanha.
Vgl. dazu Lus[íadas] V, 3. - Seltsam berührt das spanisch-portugiesische Wortgemisch.’ (o.c., blz. 398) Het begin van het vijfde boek der Lusiaden vertelt van Vasco da Gama's vertrek uit Lissabon naar Indië. De derde strofe, in de vertaling van Wilhelm Storck, luidt:
Allmählich schwanden schon Gebirg' und Bühle
Im Vaterland, das weit dahinten blieb;
Dort blieb des Tejo Flut und Cintras Kühle,
Darnach der Blick ausspähte lang' und lieb;
Dort blieb das Herz auch, ganz vom Heimgefühle
Gefesselt, das zurück es hielt und trieb;
| |
[pagina 88]
| |
Bald barg sich alles, blasser stets und blasser,
Bis nichts wir sah'n zuletzt, als Luft und Wasser.
(Fünfter Band, Die Lusiaden, blz. 161)
Op zijn beurt heeft Slauerhoff Schneiders citaat naar Wilhelm Storck vertaald overgenomen in Het verboden rijk (Verzamelde Werken, V, blz, 151):
Wel is 't land voorgoed verlaten,
Maar al 't leed vaart mee op 't schip...
Ook de volgende zes regels van blad [6] zijn een citaat uit Schneider. Het lijkt of Slauerhoff in deze regels een gedichtcitaat heeft gezien (cf. document B-II, blad [3], noot 4): hij groepeert de woorden in twee strofen van drie regels. Schneider heeft ze inderdaad tussen aanhalingstekens geplaatst: ‘“Das Lästigste ist das Leben selbst, entweder weil es so sehr abmüdet, wenn es mühevoll ist, oder weil es so sehr ängstigt, es möchte mühevoll werden, wenn es genußreich verlebt ist.”’ Maar het betreft geen gedicht. Andermaal citeert Schneider hier uit de tweede hand, naar Wilhelm Storck, en wel uit een brief, die dit keer uitsluitend in proza is gesteld (o.c., blz. 308). Het derde citaat is een tekst van Schneider zelf, door Slauerhoff nogal slordig overgenomen: ‘Weder in Goa, noch auf den Molukken, noch in China kann er [Camões] irgend eine Befreiung von seiner Lebenslast erwarten. Wieviele Meere er auch durchschifft, in den Wellen murmelt immer eine geheimnisvolle Verlockung zum Tod.’ Waarschijnlijk heeft Slauerhoff deze citaten genoteerd met het oog op zijn roman, en niet voor zijn recensie van Schneiders studie. | |
Blad [7]Het eerste tekstgedeelte is weer een citaat uit Schneider. Bij hem staat het in de volgende context: ‘Mit tief mittelalterlichem Geiste kündigt er [Camões] der Welt die Feindschaft an und reißt ihr wie einer trügerischen verworfenen Frau alle schimmernden Schleier ihrer Versprechen vom Gesicht. Er haßt die Farben. Nichts Buntes! überschreibt er ein Gedicht, in dem er sich unter grimmigen Scherzen in seine Finsternis wühlt. Er will keinen Trost, das betrübte Herz ist ein Tuch, das niemals die Farbe der Fröhlichkeit recht annimmt. Sein Verhängnis war ihm von Anfang an gewiß, was ihn aber “am meisten betrübt, ist Freude haben.”’ (o.c., blz. 107-108) Het gedicht waarboven ‘Nichts Buntes!’ staat geschreven, is door Schneider weer gevonden bij Wilhelm Storck, in de eerder genoemde, met gedichtjes gelardeerde brief van Camões (o.c., blz. 314). Het door Slauerhoff overgenomen tekstgedeelte is bij Schneider een interpretatie van dat gedicht. Het slot van de passage is door Schneider weer naar Storck geciteerd (o.c., blz. 315). De vertaling Les Lusiades, van de hand van F. d'Azevedo, waaraan de tweede aantekening op blad [7] is ontleend, is aanwezig in de bibliotheek van Slauerhoff, nu berustend bij het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum. De | |
[pagina 89]
| |
tekst is slordig door Slauerhoff overgenomen. Bij d'Azevedo luidt hij: ‘Ô nymphe! la plus belle de tout l'océan, puisque ma présence ne te plaisait pas, que te coûtait de me laisser dans mon erreur, eût-elle été un mont, un nuage, un songe ou un rien? Aussitôt, furieux et insensé de tant de douleur et de la honte que j'avais subie en ce lieu, je m'éloignai de là pour aller chercher un autre monde, où je ne verrais personne qui pût rire de mes pleurs et de mes souffrances.’ (o.c., blz. 162) Hier en daar heeft Slauerhoff strepen gezet in de marge van zijn exemplaar. In dit geval heeft hij het slot van de passage aangestreept, vanaf ‘je m'éloignai (...)’. Waarschijnlijk is dit fragment door Slauerhoff overgenomen met het oog op het derde deel van zijn trilogie. Volgens het ontwerp, in document B-I, blad [1], zou Camões immers op zijn terugreis naar Portugal Adamastor (weer) ontmoeten. Een eerste uitwerking hiervan geeft document D-VI. | |
Blad [8]Zijn schipbreuk op de kust van Cambodja, waarbij hij slechts het handschrift van zijn epos kon redden, brengt Camões ter sprake in de 128e octave van Canto X van Os Lusíadas: ‘Ce fleuve aux paisibles bords recevra dans son sein ces chants trempés dans l'onde amère et ravis aux écueils et à la tempête; cet événement aura lieu à la suite d'un barbare décret qui procurera des misères et des chagrins sans nombre à celui dont la lyre sonore sera plus illustre que fortunée.’ (Vertaling van F. d'Azevedo, blz. 311) De verwijzing naar de strofe uit dit Canto heeft Slauerhoff ontleend aan de inleiding op de vertaling van F. d'Azevedo: Les Lusiades, blz. IX. Ook de overige notities op dit blad zijn aan die inleiding ontleend, speciaal aan blz. IX-XI. Deze bladzijden, met veel onderstrepingen door Slauerhoff, handelen over het leven van Camões ná diens terugkeer uit Macao in Goa. De desbetreffende tekst luidt bij d'Azevedo: ‘(...) Camoens perdit sa place et quitta Macao, probablement à la suite de quelques intrigues dont il fut victime pendant la traversée. Le vaisseau où il venait fit naufrage près des côtes du Cambodge, et le poète fut obligé de s'échapper à la nage pour sauver en même temps que sa vie l'immortel poème qu'il avait si laborieusement composé. C'est à ce naufrage qu'il fait allusion dans la stance CXXVIII du chant X. Sans oser affirmer qu'il venait dans les Indes comme prisonnier, nous pouvons supposer qu'il revenait à Goa par la simple raison qu'on lui avait retiré son emploi. C'est sans doute à l'époque de ce voyage, peut-être même vers la fin de son séjour à Macao qu'il apprit la mort de sa maîtresse, dona Catharina, ce qui aggrava beaucoup ses chagrins, ainsi qu'il le dit dans le sonnet CLXXII: “J'ai perdu la tendre brebis que j'adorais, perpétuel regret de mon âme”. Hélas! que de fois il y est revenu depuis, à ce sujet plein de regrets et de charmes! Sous combien de formes poétiques il a chanté la mort de sa Natercia, de celle pour qui il avait souffert la prison et l'exil! ‘Remis de son naufrage, épisode où Manuel de Faria e Souza, Pedro Mariz et plusieurs autres de ses biographes nomment à tort pour la première fois le javanais Antonio, celui qui devait plus tard être son compagnon de misère à Lisbonne, Camoens écrivit, dit-on, ces admirables redondilhas, que Lope de Vega a tant admirées, et qui sont la paraphrase du psaume CXXXVI Super flumina. | |
[pagina 90]
| |
‘Arrivé à Goa, vers la fin du gouvernement de Francisco Barreto, il se trouva sans ressources, ayant perdu dans son naufrage la fortune qu'il avait acquise à Macao, et probablement à cause de sa disgrâce, il fut jeté en prison. Mais l'arrivée de Dom Constantino de Bragança, son ami, en remplacement de Francisco Barreto, mit fin à cet emprisonnement. Alors, soit qu'il eût accompagné le nouveau vice-roi dans l'expédition de Daman, soit qu'il fût resté à Goa, il fut encore victime de nouvelles intrigues et fut mis de nouveau en prison, jusqu'au moment où le comte de Redondo vint remplacer Dom Constantino. Il put se justifier devant le nouveau vice-roi des fautes qu'on lui imputait, et il allait obtenir de nouveau sa grâce, lorsqu'un gentilhomme nommé Miguel Rodrigues Coutinho, et surnommé fios seccos (fils secs) [preciezer: “gevoelloos tweesnijdend zwaard”], le fit retenir en prison pour une somme qu'il lui avait prêtée. Il adressa au vice-roi une fameuse satire dans laquelle il ridiculisait son créancier et demandait au comte de Redondo de lui donner la liberté pour pouvoir partir dans l'expédition destinée à négocier la paix avec le Samorin. Délivré de la prison, il dut partir avec le vice-roi et revenir à Goa après la signature du traité de paix, en 1560. C'est à cette époque qu'il faut placer le fameux festin qu'il donna à plusieurs de ses amis, et pendant lequel chaque convive trouva dans son assiette une stance au lieu de mets. A ce moment il faut croire qu'il était un peu plus heureux, grâce à la protection que lui accordait le comte de Redondo, un ancien ami à lui (...).’ (d'Azevedo, o.c., blz. IX-XI) Dona Catharina heette voluit: Catherina de Ataide (1530-1556); in zijn poëzie noemt Camões haar, met een anagram, Natercia, soms ook Diana. In Het verboden rijk heet zij ‘Diana’. Het nummer van het sonnet waarin Camões klaagt over de dood van Catherina, heeft Slauerhoff verkeerd overgenomen: 122, in plaats van CLXXII. In Obras de Luís de Camões is dit sonnet CIX:
E por mais dano o outro me matou
A cordeira gentil, que eu tanto amava
Het gedicht dat geïnspireerd is op psalm CXXXVI, wordt wel Babel e Sião genoemd, ‘Babel en Sion’ (Obras, blz. 711-721). In de Statenvertaling is het psalm 137. De Vulgaat-tekst begint met de woorden: ‘Super flumina Babylonis, illic sedimus et flevimus, cum recordaremur Sion’. Alleen de aantekening regel 4-3 van onder is niet aan d'Azevedo ontleend. Ze moet een toevoeging van Slauerhoff zelf zijn; hij wilde die tussen haakjes zetten, maar vergat het tweede haakje. Waarschijnlijk wilde hij hiermee de inhoud van de satire aangeven, maar dan een inhoud van eigen vinding: tegenover de geldzucht der mensen stelt Camões, volgens Slauerhoff, de roem van zijn epos. De door d'Azevedo bedoelde satire is echter ‘Que Diabo há tão danado’ (‘Welke duivel is zo in de wol geverfd’) (Obras, blz. 813), en die spreekt niet van Camões' dichtersroem. Kennelijk later heeft Slauerhoff - met dikkere inkt - hier nog de titel van een andere satire bij geplaatst, Disparates na India, ‘Dwaasheden in Indië’. Maar ook daarin spreekt Camões niet van zijn roem, hij hekelt slechts het gedrag van de Portugezen in Indië (Obras, blz. | |
[pagina 91]
| |
789-793). D'Azevedo noemt deze beroemde satire overigens ook, op blz. VIII. Dit gedicht heeft Camões echter niet na, maar vóór zijn vertrek naar Macao geschreven. Het heeft er dan ook alle schijn van, dat Slauerhoff, zijn eigenzinnige behandeling van Camões' biografie getrouw, hem een gedicht van zijn eigen vinding wilde laten schrijven, onder de overbekende titel ‘Disparates na India’. De laatste twee regels gaan weer op d'Azevedo terug: ‘C'est à cette époque [1560-1564] qu'il faut placer le fameux festin qu'il donna à plusieurs de ses amis, et pendant lequel chaque convive trouva dans son assiette une stance au lieu de mets.’ (blz. XI) Blad [8] komt inhoudelijk vrijwel overeen met de eerste helft van het toegevoegde en weer doorgestreepte tekstdeel in document B-I, blad [1]: weer op de vloot, naar Goa, Taprobana, etc., deelname aan plundering satire op Goa. Ook de eerste woorden van dat tekstdeel, diefstal manuscript, gaan waarschijnlijk op d'Azevedo terug: ‘C'est à Mozambique [waar Camões op de terugreis naar Portugal enige tijd vertoefde] que le poète écrivit le fameux livre intitulé le Parnasse de Luiz de Camoens, livre que, selon Diogo de Couto lui-même [historicus en vriend van Camões in Goa en Mozambique], on lui vola depuis. Cet ouvrage, que le même historien a affirmé contenir beaucoup d'érudition et de profondes études morales et scientifiques, a été totalement perdu.’ (blz. XII) De situering door Slauerhoff van deze diefstal in de levensgeschiedenis van Camões is dus weer even willekeurig als die van andere gebeurtenissen. Indien de overeenkomst tussen beide teksten inderdaad niet op toeval berust, moet de toevoeging op blad [1] van document B-I dus in 1930 of iets later hebben plaatsgevonden. Blad [8] van document B-IV stamt immers waarschijnlijk uit dat jaar. | |
De bladen [9], [10] en [11]Deze bladen bevatten aantekeningen uit: José Maria Rodrigues, Luís de Camões - A epopeia, verschenen in: Albino Forjaz de Sampaio (ed.), História da literatura portuguesa, ilustrada, volume segundo, Paris-Lisboa, [1930], blz. 285-376. Slauerhoff bezat het tweede deel van deze driedelige uitgave in losse katernen, waarschijnlijk een present van Sampaio. Op blz. 367 staan twee foto's van Slauerhoff. Op de eerste staat hij afgebeeld naast het borstbeeld van Camões in de grot te Macao (cf. J. Slauerhoff. Schrijvers Prentenboek, deel 6, blz. 20). De tweede foto laat Slauerhoff zien als scheepsarts van de Flandria. Met dit schip van de Koninklijke Hollandsche Lloyd heeft hij twee reizen gemaakt naar Zuid-Amerika. De eerste reis vond plaats van 1 oktober tot 24 november 1930 (zie: J. Slauerhoff, Reisbeschrijvingen, blz. 176). Begin oktober deed het schip Lissabon aan. Bij die gelegenheid moet Slauerhoff Sampaio hebben ontmoet en hem de foto's ter hand hebben gesteld: het boek is, volgens het colofon, in november 1930 in druk gereedgekomen. Of dit de eerste ontmoeting met Sampaio is geweest, is niet te zeggen; het is mogelijk dat die al eerder heeft plaatsgevonden, tijdens een van de zes reizen die Slauerhoff tussen 21 maart 1928 en 12 mei 1929 met de Gelria van dezelfde maatschappij naar Zuid-Amerika heeft gemaakt. In het hoofdstuk over Camões neemt Rodrigues een geheel ander standpunt in dan | |
[pagina 92]
| |
degenen die hem bij de interpretatie van de uiterst schaarse gegevens over het leven van de dichter waren voorgegaan. De belangrijkste zijn wel Wilhelm Storck (Luiz de Camões Leben, Paderborn, 1890) en Theophilo Braga (Camões. Epoca e vida, Porto, 1907), die het echter onderling ook niet altijd met elkaar eens zijn. Het punt waarop Rodrigues van beide genoemde auteurs vooral afwijkt, is de identiteit van Camões' geliefde aan het hof te Lissabon. Zowel Storck als Braga menen dat het Catherina de Ataide is geweest, een hofdame, door Camões in zijn gedichten met een anagram aangeduid als Natercia, maar ook wel als Diana. Ook H. Houwens Post is deze mening toegedaan (Het heroïeke leven van Luís Vaz de Camoëns, Portugees renaissancedichter en avonturier 1524-1580, [1950]). Zie bovendien de commentaar bij blad [8] van dit document. Rodrigues daarentegen ziet in haar de Infanta Maria, een theorie die weinig aanhang vindt. Maar niet alleen in dit opzicht wijken de inzichten van Rodrigues af. Dikwijls kent hij de gedichten een heel andere datering toe en benoemt hij dientengevolge de erin bezongen overige geliefden van Camões anders. Deze opmerkelijke verschillen van mening zijn het gevolg van het feit dat over het leven van Camões haast niets uit de eerste hand bekend is en diens vrijwel nooit gedateerde lyriek pas na zijn dood langzamerhand werd verzameld en uitgegeven. Men heeft daarom altijd geprobeerd de biografie rechtstreeks af te leiden uit de gedichten en deze gegevens in verband te brengen met ambtelijke stukken en met de historiografie van Portugal en van de Indische koloniën. Dat deze werkwijze tot uiteenlopende opvattingen moest leiden, ligt voor de hand. We zullen deze kwestie verder laten rusten en ons bepalen tot de tekst van Rodrigues. We wilden alleen de tegenspraak verklaren tussen het levensverhaal volgens Rodrigues en dat volgens d'Azevedo, die kennelijk Storck en Braga heeft gevolgd. Blad [9] bevat enige aantekeningen ontleend aan blz. 325-327. Blad [10] sluit hier onmiddellijk bij aan, het gaat om blz. 327-329. Rodrigues behandelt hier de lotgevallen van Camões in Goa en de Molukken vóór diens vertrek naar Macao. Blad [11] ten slotte bevat een passage uit blz. 332, waar Camões op het punt staat naar Macao te vertrekken. De hier beschreven gebeurtenissen vallen dus vóór de lotgevallen die Slauerhoff uit d'Azevedo heeft overgenomen op blad [8]. Toch hebben we dat blad niet na blad [11] geplaatst. Gezien immers de vlekken op de versozijde van blad [7], die overeenkomen met de inkt van de tekst op blad [8], volgt blad [8] onmiddellijk op blad [7]. Laatstgenoemd blad is waarschijnlijk in 1930 beschreven, de bladen [9] tot en met [11] pas na november 1930, de maand waarin de tekst van Rodrigues werd afgedrukt, dus waarschijnlijk pas in 1931. Hieronder worden de relevante passages uit Rodrigues' (soms wat onhandig gestelde) tekst in vertaling weergegeven. De citaten van Slauerhoff zijn daarmee enigszins in hun context geplaatst. De vertaling van de eigenlijke citaten is in cursief gezet; de door de auteur gecursiveerde tekst is gespatieerd. | |
Blad [9]In 1553 kwam de São Bento, met de verbannen Camões aan boord, in Goa aan: | |
[pagina 93]
| |
‘Tegen het eind van november, terwijl er sinds zijn aankomst in Goa nog geen drie maanden voorbij waren, scheepte hij zich in op een vloot van meer dan honderd zeilschepen, die, onder commando van de onderkoning D. Afonso de Noronha, de oorlog inging tegen de Koning van Pimenta [dit is Peper] (de koning van Chembe) (...)’ (blz. 325) Van deze expeditie in februari 1554 teruggekeerd, bereikte Camões het bericht dat het voorgenomen huwelijk van de Infanta met de zoon van Karel V, de latere Filips II, niet door zou gaan. ‘Maar hij moest, daartoe gedwongen vanwege zijn militaire dienstplicht, vertrekken naar de kruiser van Estreito de Meca in de armada van Miguel de Vasconcelos, die uit Goa vertrok in februari 1555 en die ‘koerste naar de Monte de Felix, ... om daar in hinderlaag de schepen op te wachten die uit Achem moesten komen; en daar bleef de armada totdat de moesson was gaan liggen, zonder dat hem ook maar een schip in handen viel. En toen het tijd was om zich voor de winter op Mascate terug te trekken, om de schepen van Ormuz te verzamelen en hun bescherming te bieden tot aan Goa, omdat ze de piraat Cafár vreesden, werden de zeilen gehesen en kwam men in die haven aan, waar men aftuigde en verbleef tot september, begin oktober, en waar alle schepen samenkwamen.’ (Castanheda, VI, 1, 8). ‘Het was natuurlijk in Mascate, in de tijd dat hij hier overwinterde, dat de Dichter het mooiste van zijn lyrische gedichten schreef, het canção van de Monte Felix, dat wil zeggen van de Ras al Fil of Olifantskaap, gelegen in het noordwesten van de Guardafui. We weten reeds wat de gevoelens zijn die toen de ziel van de Dichter opwonden; laten we zien hoe hij ze uitdrukt: Dicht bij een dorre, harde en onvruchtbare berg ‘En met deze gedachten, ernaar hunkerend naar het koninkrijk terug te keren, zodra het hem mogelijk was, ging Camões naar Goa; maar de onderkoning D. Pedro de Mascarenhas moest uit Lissabon ten aanzien van hem speciale instructies meegekregen hebben, instructies die, bij zijn overlijden, zouden overgaan op zijn onmiddellijke opvolger, op Francisco Barreto. ‘Het was noodzakelijk dat de Dichter niet naar Lissabon terugkeerde om de Infanta lastig te vallen, die zo diep gewond was geraakt; het was noodzakelijk dat hij met zijn lichtzinnigheden van een krankzinnig verliefde haar niet verbitterde, die nu slechts een volkomen teruggetrokken leven wilde.’ (blz. 326-327)
In het bovenstaande citeert Rodrigues de kroniekschrijver Fernão Lopes de Castanheda (± 1500-1559), auteur van Historia do descobrimento e conquista da India pelos Portugueses (‘Geschiedenis van de ontdekking en verovering van Indië door de Portugezen’). Het canção is te vinden in Obras de Luís de Camões, blz. 249-252. Een reminiscentie eraan vinden we terug in Het verboden rijk: ‘(...) alleen in de uiterste ellende, gezeten op een gezengde rots aan de Roode Zee, (heeft Camões) geklaagd dat | |
[pagina 94]
| |
hij verloren had, moedwillig was weggezworven van het geluk.’ (Verzamelde Werken, V, blz. 109) Dat de onderkoning bepaalde instructies zou hebben ontvangen ten aanzien van Camões, wordt alleen door Rodrigues meegedeeld. Hoe hij hieraan komt, zegt hij nergens. | |
Blad [10]Onmiddellijk aansluitend op het voorgaande, schrijft Rodrigues: ‘De nieuwe gouverneur Francisco Barreto scheepte zich in november in naar het noorden, met een vloot van 150 schepen; daarom kon hij hem, toen Camões uit Mascate aankwam, al niet meer getroffen hebben. ‘Francisco Barreto kwam uit het noorden terug en stuurde António Pereira Brandão naar de Molukken, die op de Santa Maria dos Anjos vertrok, toen de winter van 1556 ten einde liep, dat wil zeggen omstreeks mei van dat jaar. Op Ternate was de situatie niet goed. Hoewel de koning onze vriend was, was hij op willekeurige gronden gevangen gezet door een onwaardige gouverneur, D. Duarte de Eça, en de inboorlingen, daarom in opstand gekomen en geholpen door de koning van Tidore, schoonzoon van de gevangene, begonnen een oorlog tegen ons fort. ‘(...) ‘Niettegenstaande zijn driejarige militaire dienstplicht aan het eind van maart van dit jaar afgelopen was, werd Camões verplicht met Pereira Brandão naar de Molukken te vertrekken. En hier nam hij deel aan de met de inboorlingen aangegane gevechten, waarbij hij gewond werd. En hij wist heel goed hoe die verwonding ontstaan was; het was niet nodig dat men hem zei wie hem tot die ‘langdurige en trieste verbanning’ gedwongen had. Laten we Canção 6 lezen: Com força desusada [Met ongewone kracht] ‘En de moedeloosheid bleef zijn ziel ondermijnen. Wat kon hij verwachten van een liefde die hem slechts inspanning en verdriet en nu een verre verbanning gebracht had? Waartoe volhouden met nutteloze koppigheid? (...) ‘(...) ‘Wanneer hij nalaat aan het verleden te denken en zijn huidige situatie overziet, is Camões bang de Infanta te vergeten. (...) ‘Om het leven van Camões gedurende de fase tussen zijn vertrek uit de Molukken en zijn aankomst in Indië te beschrijven, verschaffen zijn werken ons twee soorten elementen: zijn gedichten met betrekking tot Dinamene en de twee passages uit Os Lusíadas, die gewijd zijn aan de schipbreuk. ‘a) De eerstgenoemde vormen een geheel. Zij maken ons bekend met de brandende liefde van de dichter voor een beschermelinge, die hem gedurende enige tijd vergezelde en van wier tragische dood hij getuige was. Wij doorlopen deze gedichten niet alleen vanwege hun verheven karakter, maar ook om er de biografische gegevens uit af te leiden die ze kunnen bevatten. | |
[pagina 95]
| |
‘In de eerste plaats valt het sonnet Um mover de olhos [“Een bewegen der ogen”] op, waarin de dichter ons de morele hoedanigheden en de lichamelijke schoonheden opsomt van haar die zoveel indruk op hem maakte en hem de hoge gedachten deed vergeten, die zovele jaren zijn onstuimig liefdeleven had voortgestuwd: Um mover de olhos, brando e piedoso,
Sem ver de quê; um riso brando e honesto,
Quasi forçado; um doce e humilde gesto,
De qualquer alegria duvidoso;
Um despejo quieto e vergonhoso[;]
Um repouso gravissimo e modesto;
Uma pura bondade, manifesto
Indicio de alma, limpo e gracioso;
Um encolhido ousar; uma brandura,
Um medo, sem ter culpa, um ar sereno,
Um longo e obediente sofrimento:
Esta foi a celeste formosura
Da minha Circe, e o mágico veneno
Que pôde transformar meu pensamento.’
[In de vertaling van Wilhelm Storck: Luis' de Camoens, Sämmtliche Gedichte, II, blz. 37:
Ein holder Blick voll Mitgefühl und Güte;
Ein sanftes Lächeln mit bescheid'nem Zagen,
Fast ungewollt; ein rückhaltvoll Betrage,
Als ob es scheu vor aller Lust sich hüte;
Scham, Sicherheit und Frieden im Gemüthe;
Ernsthafte Ruh' und furchterfülltes Wagen;
Liebreiz und Anmuth, frei und unverschlagen,
Ein Spiegelbild der reinsten Seelenblüthe;
Sittsamer Muth, beherzt zugleich und sinnig;
Schuldloses Bangen auf den heit'ren Mienen;
Ein langes Dulden und gehorsam Handeln:
So ist die Schönheit, engelgleich und minnig,
Der Zauber meiner Circe mir erschienen,
Die Sinn mir und Gedanken kann verwandeln.]
‘Wie was deze Circe? Een inboorlinge van de Molukken, waarvan de vrouwen, volgens O Oriente conquistado [‘Het Oosten overwonnen’] van P. Francisco de Sousa (...), ‘blank en mooi’ zijn? (...) Een Chinese, die de dichter op de kust van China had ontmoet? | |
[pagina 96]
| |
‘Het is zeker dat hij door de schoonheid van zijn Circe zo werd geboeid, dat hij het niet kon nalaten haar bij zich te houden.’ (blz. 327-329)
De opmerking van Rodrigues, dat Camões vreesde ‘de Infante te vergeten’, berust op een onjuiste interpretatie van het zesde canção, Com força desusada (‘Met ongewone kracht’; Obras, blz. 238-241). In zijn geannoteerde vertaling van het oeuvre, en wel in het vierde deel, Buch der Canzonen und Idyllen (Paderborn, 18822), vat Wilhelm Storck, in de aantekeningen bij zijn vertaling, het canção als volgt samen: ‘Der Kern des Liedes (V. 14-91) ist spröde und hat etwas Sprunghaftes durch die spintisierende Sophistik des Schmerzes: Mit Freude würde der Dichter sterben (...), wenn die Geliebte - Katharina de Ataide - von seinem Ruhme einst erführe. Aber alle Hoffnung dünkt ihn trugvoll; trotzdem ist es ihm unmöglich, nicht mehr zu hoffen. Dieser Gemüthszustand würde ihm Staunen erregen, wenn es überhaupt noch Staunenswerthes für ihn geben könnte, seitdem es ihm sogar benommen ist, hoffnungslos zu sein (...). Furcht kennt er nicht (...), und in weiter Ferne vergessen zu werden, macht ihn nicht beklommen. Solch eine Sorge würde ihm sogar lieb sein; dann hätte er doch wenigstens einige Furcht; aber hoffend, ohne zu fürchten, ist er sich ein Räthsel; denn die Hoffnung erscheint stets von der Furcht begleitet. - Dies alles hat einzig und allein die Geliebte verursacht. Um so unbarmherziger aber behandelt sie ihn, je leichter sie seinem elenden Leben dadurch ein Ende zu machen vermöchte, dass sie seiner Vorstellung nur auf eine Stunde ihr Bild entzöge. Aber sie straft ihn auf's Empfindlichste, indem sie die verdiente Strafe, den Tod, ihm nicht gewährt, sondern durch Verlängerung seines Leidens gewissermassen mit Wucher Rache an ihm nimmt. Gerne will er indess dulden, wenn sie es wünscht, und lernen soll an ihm die Nachwelt: Man sterbe nicht durch Trennung oder Ferne.’ (blz. 328) Op wie het sonnet Um mover de olhos, brando e piedoso (‘Een bewegen der ogen, teder en medelijdend’) betrekking heeft, is niet bekend. Wel mag worden aangenomen dat Camões in Goa enige tijd heeft geleefd met een Indische slavin, van wie hij veel heeft gehouden. Zij heette Barbora (W. Storck, Luiz de Camões Leben, blz. 582-584). Op haar hebben ongetwijfeld betrekking de redondilhas Aquele cativa (‘Die slavin’; Obras, blz. 770) en de ode Aquele moço fero (‘Die felle knaap’; Obras, blz. 325). Het laatstgenoemde gedicht is waarschijnlijk kort na 1558 geschreven (W. Storck ed., Sämmtliche Werke, III, blz. 354-355). Over het algemeen wordt aangenomen dat Dinamene de naam is voor een Chinese geliefde, die Camões bij zijn vertrek uit Macao, in 1560, bij zich had. Tijdens de schipbreuk op weg terug naar Goa, bij de Mekong-delta, is zij verdronken. Om die reden noemt hij haar, in het opschrift boven het sonnet Ah! minha Dinamene! assi deixaste (Obras, blz. 90), dat hij aan haar dood heeft gewijd, ‘Dinamene’, ‘de Verdronkene’: ‘A Dinamene morta nas águas’. Zie ook: Luis de Camoëns, Saudades en andere verzen, [vertaald door Dolf Verspoor, Stichting ‘De Roos’, Utrecht, 1953], blz. 36 en 37. Waarschijnlijk mogen we in Camões' geliefde uit het verhaalfragment in document A-I, blad 16, deze Dinamene herkennen. | |
[pagina 97]
| |
Blad [11]Volgens Rodrigues begaf Camões zich van de Molukken niet eerst naar Goa, om daarna naar Macao te vertrekken. Hij laat Camões onmiddellijk na diens avonturen op Ternate naar China reizen. Alvorens die tocht te beschrijven, spreekt hij eerst in het algemeen over de opvattingen van de toenmalige Portugezen in Indië over China. ‘Over de aantrekkingskracht die dat land [China] in die tijd op de Portugezen uitoefende, verdient hoofdst. XXII van de Diálogo do soldado prático português [“Dialoog van de bedreven Portugese soldaat”] van Diogo do Couto gelezen te worden, waaruit ik enkele passages zal weergeven. “Over het kwaad dat China Indië aandoet” - luidt het opschrift. En de onderkoning opent met deze vraag aan de soldaat: “Zo, heb ik horen zeggen dat het grootste deel van de mensen uit Indië zich uitput in China? Soldaat: Weet Uwe Hoogheid hoeveel? dat toen João Barreto in een haven van China lag, als bevelhebber, hij op een zondag met zeshonderd mannen de mis hoorde, en ik heb horen vertellen door iemand die erbij was, dat er honderd niet zonder scharlaken mantel waren, en daarna heb ik dit van veel andere personen gehoord, zodat het wel geloofd moet worden, en die toestand groeit met de dag... Vandaar dat over een tijdje China Indië zal zijn; en al geweest was als de inwoners meer omgang met ons hadden gewild dan het geval is; want ze willen noch van ons, noch van enig ander vreemdeling, meer dan de handel in landbouwprodukten, en ze staan geen nederzettingen toe. (...)”’ (blz. 332) De laatste volzin is door Slauerhoff in de kantlijn aangestreept.
Kennelijk was Slauerhoff geïnteresseerd in het feit dat ‘de mensen in Indië’, dat wil zeggen de Portugezen in Indië, in groten getale naar China gingen om daar handel te drijven, ondanks de distantie die de Chinezen ten opzichte van hen in acht namen. Het getal 334, links onderaan op blad [11], is niet het nummer van de pagina waarop de geciteerde tekst voorkomt. Slauerhoff heeft hiermee willen vastleggen, dat op blz. 334 vrijwel dezelfde tekst te vinden is als die van Do Couto, maar nu van de hand van Fernão Lopes de Castanheda, evenals Do Couto een Portugees kroniekschrijver (± 1500-1559). Kennelijk heeft Slauerhoff zich hierover verwonderd. |
|