Het China van Slauerhoff
(1985)–J. Slauerhoff– Auteursrechtelijk beschermdAantekeningen en ontwerpen voor de Cameron-romans
[pagina 47]
| |||
BeschrijvingTwee bladen, door de editeurs genummerd: [1] en [2]. Blad [1]: afkomstig van een schrijfblok van kwartoformaat, met watermerk: [St]rong Bank. Tekst aan één zijde; machineschrift, potlood en inkt. Blad [2]: folioformaat; met tekst aan één zijde; machineschrift, met verbeteringen en toevoegingen in potlood en inkt. | |||
DateringBlad [1] vóór 20 maart 1929; blad [2] misschien een paar jaar later. | |||
TekstGa naar margenoot+Ga naar voetnoot1〈- Eerste deel.〉Ga naar voetnoot2
〈- Lian PO Diana Macao Uitreis Schipbreuk〉Ga naar voetnoot2 Ga naar voetnoot3〈- /nachtelijke rechtszitting/〉 | |||
II Cameron.
| |||
[pagina 48]
| |||
IIIGa naar voetnoot9/I Opkomst - Honkong - verval - Amoy Cameron heen en t〈-r〉erug Macao nabij en ver verleden (tegenhanger van FariaGa naar voetnoot10) nuchtere gouverneur (Bowring die een vers op MacoGa naar voetnoot11 maakt/ 〈- P〉Opiumsmokkelen te Amoy Tocht naar het binnenland materieel [in de linker marge:] Ga naar voetnoot12/Hoofd | stukken | titels/ De noodlottige bron te Tse KingGa naar voetnoot13 〈- ideel〉Tocht naar het binnenland ideelGa naar voetnoot14 BeatitudeGa naar voetnoot15 Terugke〈- e〉erGa naar voetnoot16 naar Portugal herinneribgGa naar voetnoot17 als Proc de viudasGa naar voetnoot18 Ga naar voetnoot19/Velho nog een keer, als wijze die in 't binnen land leeft/ LisboaGa naar voetnoot20 pest aardbeving met tramp zonder radio Tocht langs de chineesche kust Changhai en TientsinGa naar voetnoot21 verwoest chineesche steden daarnaast die weer verdrongen door overtalrijke gra〈- v〉 v〈- a〉enGa naar voetnoot22 | |||
[pagina 49]
| |||
4. Facsimile van document B-I, blad [1] (verkleind).
| |||
[pagina 50]
| |||
Ga naar voetnoot23De hervormer die leert niet de voorouders te vereeren en niet te begraven maar alles te verbranden bewrdijt 〈+ vrijdt〉Ga naar voetnoot24 China niet maar maakt het een woestijn Ga naar voetnoot25/Honkong - - Adamastor/ Eindelijk Macao alleen over Ga naar voetnoot26/nee/ Ga naar voetnoot27/- chinese cimetery, if unchecked - encroached with tombs/ Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1Hoofdstuk 〈- R〉4 4 De noodlottige bron te Tse King. H 5 Cameron terketGa naar voetnoot2 weg na/a/rGa naar voetnoot3 den top, begint zijn voornemen toch weer onzin te vinden weife〈- t〉lt of hij niet weer naar de kust zal gaanGa naar voetnoot4 en k〈- m〉omt in het klooster terexhtGa naar voetnoot5 waar hij weer droomen gaat Camoes wordt wakker op een schip in de storm Herdenkt de korte tijd dat hij provedorGa naar voetnoot7 was /1) 1)/Ga naar voetnoot8 Ga naar voetnoot9(dit was een apart stuk leven ilGa naar voetnoot10 zal het in miniatuurschrift schrijven en in een lijstje ophangen. [in de linker marge:] /dit komt na Velho/ S〈- o〉torm aan de kaap agonie in Lisboa. Leven op de DapsangGa naar voetnoot11 dat niet duurt. | |||
[pagina 51]
| |||
H 7 Ga naar voetnoot12Cameron vaart geronseld op een kleine boot langs de kust. Hij vraagt waarom en het antwoord is steeds. de laatste beztiingenGa naar voetnoot13 〈- ui〉der blanken uit China weghalen Da〈- u〉iren port arthurGa naar voetnoot14 enke/l/eGa naar voetnoot15 metaalwaren ShanghiaGa naar voetnoot16 ligt als een doode verlaten stad aan de rivier een eind verderop de nieuwe hoofdstad. Honkong is weer de kale grijze ruwe rots〈- t〉Ga naar voetnoot17 slechts visscher dorpenGa naar voetnoot18. Nie〈- wu〉uwe steden liggen op de Ladronen eilandenGa naar voetnoot19. 〈- Alleen M〉 Ga naar voetnoot20de tramp strand/t/Ga naar voetnoot21 vlak bij Macao alle laatste bezitingenGa naar voetnoot22 der Europeanen (der weduwen en weezen gaan verloren) Cameron spoelt aan wal na het laatste radiobericht te hebben afge/z/ondenGa naar voetnoot23, hij heeft het archief der afgezonden telegr am menGa naar voetnoot24 bij zich maar laat het vallen. en het gaat hem niet eens ter harte.
H 8 Macao 〈- n〉/N/ie/u/w〈- u〉Ga naar voetnoot25 Lisboa hoofdstad van een nieuw rijk i〈- i〉nnige vernengingGa naar voetnoot26 chinees portugeesch 〈- manelonensiche〉 /manuelon/Ga naar voetnoot27 en chineesche stijl, stoombooten karveelen 〈- k〉jonken. Grotto koel 〈- altijd〉opiumGa naar voetnoot28 speelholen diepe haven/w/ijsheidGa naar voetnoot29 verval en bloei | |||
[pagina 52]
| |||
sterfelijk onsterfelijk eerbied der chineezen voor seGa naar voetnoot30 portugeezen minachrtingGa naar voetnoot31 voor de n komelingenGa naar voetnoot32 der engelschGa naar voetnoot33
Typhoon aard en zeebeving langs de heelGa naar voetnoot34 geeleGa naar voetnoot35 zee kust daarna breede geeleGa naar voetnoot36 leege glimlach SaudadeGa naar voetnoot37 Ga naar voetnoot38/gevechten om Sjanghai - Japanners - Portugeezen/
Ga naar voetnoot38/1) 1) weer aangespoeld??/ | |||
Commentaar | |||
Blad [1]We hebben hier te maken met Slauerhoffs eerste ontwerp voor zijn ‘Chinese’ romans. Het blad geeft een soort puntenschema. Als we dit ontwerp vergelijken met de romans die hij inderdaad heeft geschreven, valt allereerst op dat hij niet twee, maar drie delen voor ogen heeft gehad. Dit stemt overeen met een passage in het boek van Terborgh, geschreven met betrekking tot Slauerhoffs logeerpartij bij hem in Madrid, in het najaar van 1934: ‘Dat hij in den zomer nog over het zwoegen aan “Het Leven op Aarde” had gezucht, was hij schijnbaar vergeten. Hij had nieuwe ideeën voor een omvangrijk prozawerk. “Het Verboden Rijk” en “Het Leven op Aarde” beschouwde hij als de beide eerste deelen van een trilogie. Voor een derde deel, dat een synthese had moeten brengen, waren er wel vage plannen, maar hij achtte zich voor de uitwerking ervan nog niet rijp. Veel waarde hechtte hij aan de eindepisode van “Het Leven op Aarde”, die Du Perron's goedkeuring niet had kunnen vinden, maar die hem blijkbaar na aan 't hart lag. In die richting zullen vermoedelijk wel zijn gedachten over het nog ongeschreven derde deel zijn gegaan.’ (F.C. Terborgh, Slauerhoff. Herinneringen en brieven, blz. 41) Hoe Slauerhoffs gedachten over het nog ongeschreven derde deel in 1934 precies zijn geweest, zullen we wel nooit te weten komen. Waarschijnlijk waren zij toen niet meer gelijk aan de plannen die hij koesterde vóórdat hij daadwerkelijk aan Het verboden rijk begonnen was. Die roman verschilt immers van het ontwerp dat hij | |||
[pagina 53]
| |||
aanvankelijk heeft gemaakt, evenals Het leven op aarde anders is geworden dan hij zich in den beginne heeft voorgenomen. Document B-I maakt dit genoegzaam duidelijk. Aan de andere kant zal hij het derde deel in essentie niet anders hebben willen schrijven dan nu blijkt uit de voor ons liggende bladen. Tot 1934 was Slauerhoff immers zijn eerste ontwerp toch in grote lijnen trouw gebleven. Een nadere inspectie van blad [1] zal de overeenkomsten en de verschillen met de romans in het licht kunnen stellen, al zullen daarbij veel onzekerheden omtrent Slauerhoffs bedoelingen blijven bestaan. We moeten beginnen met een onzekerheid. Wat betekent de indeling in drie delen? Stuurde Slauerhoff toen al aan op een trilogie, zoals Terborgh in 1934 opmerkte, of had hij drie gedeelten op het oog van één omvangrijke roman, zoals later Het leven op aarde uit twee delen zou worden opgebouwd? Hoe dan ook, het Eerste deel van het ontwerp komt ruwweg overeen met zogoed als de eerste helft van Het verboden rijk (Verzamelde Werken, V, blz. 90-163). Toen al had Slauerhoff besloten zich maar weinig van Camões' biografie aan te trekken (cf. Eep Francken, Over ‘Het verboden rijk’ van J. Slauerhoff, blz. 50-52). Het belangrijkste verschil met de historische werkelijkheid is voor ons wel, dat volgens Slauerhoff Camões niet eerst naar Goa wordt gebracht, vervolgens enige tijd in Macao verblijft, dan terug moet keren naar Goa om zich wegens vermoede malversaties voor de onderkoning te verantwoorden, maar bij de Mekong-delta schipbreuk lijdt, waarbij hij het handschrift van enkele zangen van zijn epos weet te redden. Zowel in de roman als in dit ontwerp wordt Camões rechtstreeks uit Lissabon naar Macao gevoerd. De notitie Macao, in de derde regel, zal waarschijnlijk betekenen dat Camões, vanwege zijn verhouding met Diana, naar Macao verbannen wordt. Vervolgens vindt de uitreis plaats en lijdt hij, evenals in de roman, vlak bij Macao schipbreuk. Of de woorden nachtelijke rechtszitting op de nachtelijke installatie van Velho slaan, is zeer onzeker. Het tweede deel heet Cameron. Deze naam heeft Slauerhoff waarschijnlijk ontleend aan De Aarde en haar Volken van 1878. Daarin staat het reisverhaal Cameron's reis door Afrika. Over deze Cameron vermeldt de Petit Larousse: ‘Verney Lovett Cameron, voyageur anglais, né à Radipole (1844-1894). Il a accompli la traversée de l'Afrique de 1873 à 1875.’ De eerste aantekening, 〈- TERU〉 z [lees: Terug], kunnen we overslaan. Slauerhoff heeft haar metéén geschrapt, met de schrijfmachine. Het lijkt erop of hij hier het woord ‘Terugreis’ heeft willen noteren. Hoogstwaarschijnlijk slaat de notitie Aan de kust, terugreis op Cameron, gezien de titel van deel II. Wat we ermee aan moeten, is niet zo duidelijk. Is hier de kust van Ierland bedoeld, of die van China? En waarheen keert hij terug? Naar Macao? In ieder geval is vervolgens weer een hoofdstuk over Camões voorgenomen. Allereerst diens gevangenschap (in Macao), waarop Slauerhoff bij nader inzien een heleboel uit de werkelijke biografie wil laten volgen (over deze uitgebreide invoeging in potlood, zie de commentaar bij document B-IV, blad [8]). Hij laat hem echter ook weer naar Macao terugkeren, om hem dan mee te sturen met het gezantschap naar Peking. De notitie Muiterij tocht door t binnenland ten slotte zal weer op Cameron slaan: de overval van | |||
[pagina 54]
| |||
de piraten op zijn schip en zijn vervoer in gevangenschap naar het binnenland. Het valt op dat alle aantekeningen voor de delen I en II met potlood zijn doorgestreept, op Aan de kust, terugreis na. Het is aannemelijk te veronderstellen, dat ze geschrapt zijn toen deze delen, in welke aanvankelijke staat ook, waren verwerkt tot roman, de eerste helft van het latere Het verboden rijk, of overbodig waren geworden. De notitie die Slauerhoff heeft laten staan, lijkt dan opnieuw functie te hebben gekregen voor het derde deel: ze keert als het ware terug in de woorden Cameron heen en terug. Het behouden van deze notitie uit het tweede deel is opnieuw een aanwijzing dat deze aantekening op Cameron slaat. De later met potlood toegevoegde notitie achter I is waarschijnlijk een uitwerking van de woorden Macao nabij en ver verleden. Slauerhoff heeft dus het derde deel willen beginnen met een historisch overzicht van de geschiedenis van Macao en een vergelijking van deze stad met Hongkong en Amoy. Hiervoor zal, behalve van Montalto de Jesus, uiteindelijk gebruik zijn gemaakt van document A-I; dit heeft geresulteerd in wat nu het begin is van het Negende Hoofdstuk uit Het verboden rijk (Verzamelde Werken, V, blz. 232-233). Van de zogeheten ‘samenval’ van Camões en Cameron is nog geen sprake. Vervolgens treffen we de eerste verwijzingen aan naar wat later Het leven op aarde zou worden. Hoofdstuk II zou gaan over Opium smokkelen te Amoy. Volgens deze eerste opzet moest Cameron zich met dit handwerk bezighouden in de ‘periode’ die in Het leven op aarde zijn verblijf in Shanghai (Tai Hai) behandelt. Dan volgt Tocht naar het binnenland, waaraan is toegevoegd: materieel. Het is de titel voor het derde hoofdstuk. Dit verhaaldeel moet later zijn uitgewerkt als de tocht met Hsioe over de buiten zijn oevers getreden rivier en de rit te paard naar Tsjong King. De geschiedenis van De noodlottige bron te Tse King (aanvankelijk heeft Tsjong King Tse King geheten) is vrijwel van het begin af aan voor Slauerhoff een belangrijk verhaaldeel geweest: hij heeft de titel van dit hoofdstuk onderstreept. Dan volgt als vijfde hoofdstuk weer een Tocht naar het binnenland, maar nu met de toevoeging ide[ë]el. Het kan niet anders of hiermee moet zijn gedacht aan een soortgelijke tocht als die in het begin van de ‘Epiloog’ uit Het leven op aarde is beschreven, Camerons tocht naar het Land der Sneeuw. Gezien de overeenkomst, en het verschil (materieel / ide[ë]el), met de titel van het derde hoofdstuk van deel III, en gelet op het feit dat het hier niet om een epiloog gaat, maar om een ‘gewoon’ hoofdstuk, moet een uitgebreider verhaaldeel dan nu het begin van de ‘Epiloog’ laat zien, in de bedoeling hebben gelegen. Dat blijkt ook uit de volgende notitie, Beatitude. We mogen het latere equivalent van deze notitie misschien herkennen in de passage over het ‘westelijk paradijs’ (Verzamelde Werken, VI, blz. 212-218). Hoofdstuk V van het ontwerp is dus later ineengeschrompeld tot blz. 211-212 van Het leven op aarde. Over de voorgenomen inhoud van Hoofdstuk V licht ons de toegevoegde notitie Velho nog een keer, als wijze die in 't binnenland leeft enigszins in. Deze nazaat van de Velho uit Het verboden rijk - die in een bepaald opzicht dezelfde Velho is, gezien de woorden nog een keer - leeft volgens het ontwerp dus niet in Tse King (Tsjong King), | |||
[pagina 55]
| |||
zoals Het leven op aarde wil, maar in het Land der Sneeuw, of aan de rand daarvan, in ieder geval voorbij Tsjong King, en als wijze, min of meer als een gelijke van de lama Wan Tsjen. (Zie overigens over deze Velho de commentaar bij document A-I.) Aan het einde van zijn ‘ideële’ tocht verder het binnenland in beleeft Cameron zijn Beatitude, zijn gelukzaligheid. In een van zijn dagboeken gebruikt Slauerhoff dit woord voor de toestand waarin het roken van opium hem brengt (J. Slauerhoff, Dagboek, blz. 14; zie ook blz. 21). Deze dagboeknotitie is geschreven in 1926. In Het leven op aarde wordt de gelukzalige vergetelheid die het opiumschuiven verschaft, behandeld als het aardse surrogaat voor de geestelijke staat van verlossing en onthechting, waarmee Cameron ten slotte in het ‘westelijk paradijs’ voor het eerst werkelijk kennis maakt. Het lijkt aannemelijk, mede gezien blad [2] van document B-I, dat ook in dit ontwerp niet de volledige gelukzaligheid zal zijn bedoeld, maar een eerste benadering ervan. Overigens komt het woord ‘Beatitude’ ook een paar maal voor in het boek van Alexandra David-Neel, Mystiques et magiciens du Thibet (Paris, 1929; Slauerhoffs exemplaar is van 1932), dat Slauerhoff heeft bestudeerd ten behoeve van Het leven op aarde (zie de commentaar bij de documenten C-V en C-VII). David-Neel wijst erop, dat de Tibetanen het woord gebruiken ter aanduiding van het Nirvana: ‘le Paradis de la Grande Béatitude’ (blz. 37). Bovendien vertelt zij hoe ieder jaar opnieuw het klooster van Rhumteck door de lama-abt wordt gezegend: ‘Dûement exorcisé et bénit, le monastère devait être une succursale du Paradis de la Grande Béatitude.’ (blz. 52) Of Slauerhoff zijn aantekening op blad [1] pas heeft gemaakt na lezing van dit boek in de uitgave van 1929, dan wel of hier sprake is van toeval, gezien het feit dat het woord, blijkens Dagboek en Slauerhoff student auteur (blz. 58), al tot Slauerhoffs woordenschat behoorde, is niet na te gaan. Weer gelet op blad [2], zullen we de notitie Beatitude niet moeten interpreteren als de titel van een nieuw hoofdstuk, maar als behorende bij de inhoud van het hoofdstuk Tocht naar het binnenland ide[ë]el, daarvan het slot aangevend. De notitie in de marge, Hoofdstukkentitels, slaat alleen op Tocht naar het binnenland materieel, De noodlottige bron te Tse King en Tocht naar het binnenland ide[ë]el, dus uitsluitend op de regels waarnaast de notitie is geplaatst. De aantekeningen die volgen op Beatitude moeten niet meer als hoofdstuktitels begrepen worden, maar als opmerkingen die het verdere verloop van het verhaal aangeven. In tegenstelling tot de reeds besproken aantekeningen zijn ze op geen enkele manier uitgewerkt in, of gebruikt voor Het verboden rijk of Het leven op aarde. Men zou kunnen zeggen, dat de romans tot op dit punt uit de aantekeningen zijn voortgekomen. Wat rest moet geheel bedoeld zijn geweest voor het ongeschreven derde deel. Het meest opmerkelijke is wel, dat in dit derde deel aan Camões weer een belangrijke rol is toegedacht. We treffen drie notities aan die op hem betrekking hebben. In de eerste plaats Terugkeer naar Portugal, waaraan is toegevoegd herinneri[n]g als Proc de viudas. Onderdeel van deel III moet dus de terugkeer van Camões naar Lissabon zijn geweest, en een terugblik op diens verblijf in Macao. Vervolgens staat er Lisboa pest aardbeving: ook de epidemie die een eind aan Camões' leven maakte, komt er dus in voor; bovendien een aardbeving. Welke aardbeving uit | |||
[pagina 56]
| |||
de geschiedenis van de stad Slauerhoff op het oog heeft gehad, is niet duidelijk. De derde notitie staat geheel onder aan het blad: Adamastor, met potlood toegevoegd. Adamastor is een mythische figuur uit Camões' epos Os Lusíadas, Canto V. In dit canto rondt Vasco da Gama op zijn reis naar Indië Kaap de Goede Hoop, waar hij in een storm de reus Adamastor op zijn weg vindt. Blijkbaar zal Camões, op zijn terugreis naar Portugal, Adamastor ook (of: weer) ontmoeten. De aantekening in potlood onder aan het blad hoort dus waarschijnlijk bij Terugkeer naar Portugal. Misschien moet het tekstdeel Honkong -, vlak boven de naam van de Titan, gelezen worden als erbij horend. We zouden het geheel dan kunnen interpreteren als: ‘terugreis vanuit Hongkong via de Kaap, waar hij Adamastor ontmoet’. Zie voor deze ontmoeting het overgeleverde document D-VI. Eindigt dus de lijn-Camões in het derde deel met de vernietiging van Lissabon, de lijn-Cameron laat een parallelle ontwikkeling zien. De woorden met tramp zonder radio zullen wel ingevoegd dienen te worden in de volgende regel, tussen kust en Changhai. Van contact met de buitenwereld verstoken, zonder radio, trekt Cameron langs de chineesche kust. Hij maakt mee, dat Changhai en Tientsin verwoest worden - of misschien wordt alleen Tientsin verwoest, want later tekent Slauerhoff bij Changhai in de marge aan: nee. Uit de resterende notities kan echter blijken, dat het toch niet alleen om de ondergang van Tientsin gaat, maar om die van bijna alle steden in China; Cameron maakt zelf slechts de ramp van Tientsin mee. Eindelijk blijft Macao alleen over. Deze ondergang betekent geen ‘bevrijding’ van China uit zijn ellende, maar maakt het land tot een woestijn. Op deze wijze wordt in het ontwerp de parallel met het leven van Camões doorgetrokken. Uit document D-VIII blijkt dat het optreden van Camões in het derde deel niet met zijn dood wordt afgesloten. Het daarin opgenomen verhaalfragment, Tempelwachteres en godin, waarin Camões opnieuw met Cameron is samengevallen, moet gesitueerd worden aan het slot van de trilogie, als de omzwervingen van Cameron tot een eind komen. Waarschijnlijk stond Slauerhoff dit slot echter nog niet voor ogen toen hij zijn aantekeningen op blad [1] van document B-I maakte.
De epidemie - zij het niet van pest, maar van pokken - en de aardbeving te Lissabon komen ook voor in Laatste verschijning van Camoës (Verzamelde Werken, V, blz. 254-259). Wanneer dit stuk geschreven is, is niet bekend. We beschikken over de volgende twee gegevens. In een brief van 12 januari 1935 schrijft E. du Perron aan Menno ter Braak: ‘Zou je niet weer eens wat poëzie plaatsen van Slau [namelijk in Forum]? Hij had ook een curieus “verworpen” romanfragment over Camoës-Cameron, dat ik hem sterk heb aangeraden te plaatsen, als “inédit” na Het Verboden Rijk; het zou het voor- of nawoord van dat boek hebben kunnen zijn.’ (Menno ter Braak / E. du Perron, Briefwisseling 1930-1940, III, blz. 112-113) Het stuk is toen inderdaad in Forum verschenen, maart 1935. Het tweede gegeven staat eveneens in een brief van Du Perron aan Ter Braak. Deze brief, die zal worden gepubliceerd in E. du Perron, Brieven, deel VIII, is verzonden uit Bergen, op 2 april 1940. Du Perron stuurt hierin aan Ter Braak een lijstje van Slau- | |||
[pagina 57]
| |||
erhoffs publikaties die volgens hem opgenomen moeten worden in diens Verzamelde Werken. ‘Ik heb niet opgenomen, in bovenstaand lijstje: Laatste Ontmoeting met Camoëns, dat de heer L. [Lekkerkerker] had “goedgekeurd” en bij de goedgekeurde verhalen wilde zetten. Dit is nl. geen verhaal, maar een losgeraakt hoofdstuk van Het Verboden Rijk. Het moet m.i. dus achter dien roman worden gezet, als “appendix”; of beter nog: tusschen dien roman en Het Leven op Aarde, als overgangsstuk.’ Als ‘nawoord’ bij Het verboden rijk opgevat, vertoont Laatste verschijning van Camoës enige overeenkomst met de ‘Epiloog’ van Het leven op aarde. Beide stukken zijn ‘ideëel’ gedacht; in beide stukken staat de verteller, de ‘ik’, op een grote hoogte, vanwaar hij de wereld kan overzien. In Laatste verschijning van Camoës is dat de wereld van het verleden, de verwoesting van Lissabon, in de ‘Epiloog’ de wereld van de toekomst, de industrialisering van Tsjong King en de verwoesting van de kuststrook (Verzamelde Werken, VI, blz. 219-220). Op grond van de overgeleverde documenten echter lijkt Du Perrons opvatting over de plaats van Laatste verschijning van Camoës niet juist. Wel lijkt het een ‘losgeraakt hoofdstuk’, maar niet uit Het verboden rijk. Eerder zal gedacht moeten worden aan een plaats tussen de notitie Lisboa pest aardbeving op blad [1] van document B-I, waarbij dan geïmpliceerd is dat Camões komt te sterven, en het fragment dat in document D-VIII is overgeleverd, Tempelwachteres en godin, waaruit blijkt dat Camões opnieuw met Cameron is ‘samengevallen’. Hiermee wil niet gezegd zijn dat Laatste verschijning van Camoës in het derde deel opgenomen moest worden in dezelfde vorm als waarin wij het nu kennen. Het is aannemelijk dat het, ten behoeve van de aparte publikatie in Forum, enigszins is gewijzigd.
Ten slotte blijkt uit dit blad - evenals uit blad [2] en uit de drie bladen van document B-II - dat Slauerhoff, in het interview met G.H. 's-Gravesande, zijn ondervrager wat op de mouw heeft gespeld toen deze hem vroeg naar zijn werkwijze: ‘“Maak je voor een roman een schema?” ‘“Neen. Ik schrijf aldoende weg, dan vind je veel meer dingen. Ik schrijf vlug, maar zie er tegenop het uit te werken. (...)”’ (G.H. 's-Gravesande, ‘Interview met J. Slauerhoff’, in: Ik had het leven me anders voorgesteld. J. Slauerhoff in vraaggesprekken en herinneringen, blz. 17). | |||
Blad [2]Dit tweede blad blijkt een eerste uitwerking te bevatten van blad [1]; preciezer: van het gedeelte ná Tse King (Tsjong King). Het is mogelijk dat een blad met aantekeningen voor hoofdstuk I tot en met III van het derde deel verloren is gegaan, of door Slauerhoff, als zijnde overbodig, vernietigd toen Het leven op aarde was verschenen. Maar het is evenzeer mogelijk dat blad [2] pas is getikt nadat de hoofdstukken I tot en met III en eventueel IV al in eerste versie op papier stonden. Opmerkelijk is allereerst, dat hoofdstuk IV, De noodlottige bron te Tse King, niet nader is uitgewerkt. De letterlijke overeenkomst van deze titel met het onderstreepte tekstdeel op [1] wijst er misschien op, dat de inhoud van dit hoofdstuk Slauerhoff | |||
[pagina 58]
| |||
duidelijk genoeg voor ogen stond toen hij deze notities neerschreef. Blad [2] kan niet uit 1934 stammen, toen Slauerhoff volgens Terborgh met plannen voor zijn derde deel rondliep. Dan immers zou de stad niet meer Tse King, maar Tsjong King hebben geheten. We hebben dus waarschijnlijk nog steeds met de eerste opzet, van vóór 1929, te maken. De spuitende petroleumbron was voor Slauerhoff toen al een der zeer belangrijke episodes uit het verhaal, een keerpunt in het leven van Cameron. De nummering van de hoofdstukken komt overeen met die op blad [1]. Onder H[oofdstuk] 5 wordt de Tocht naar het binnenland ide[ë]el enigszins uitgewerkt. Camerons verblijf in het klooster (...) waar hij weer droomen gaat komt overeen met Beatitude. Over Velho wordt hier niets gezegd. Dateert de desbetreffende aantekening in de marge van blad [1] dus van na de aantekeningen op dit blad? Of treft Cameron Velho in het klooster aan, als wijze? Ergens moet hij toch een rol spelen, gezien de notitie in de marge bij hoofdstuk 6. Deze aantekening kan overigens tegelijk met die op blad [1] zijn aangebracht, als ‘afterthought’. Ook H[oofdstuk] 6 correspondeert met het eerste blad: Terugkeer naar Portugal herinneri[n]g als Proc de viudas. Blijkens de door Slauerhoff aangebrachte noot: weer aangespoeld??, heeft hij zich afgevraagd of hij, nu Camões' schipbreuk al was ‘gebruikt’, een tweede schipbreuk moest invoeren, die dan wèl in overeenstemming zou zijn geweest met Camões' werkelijke levensloop. Hij kan zich hierbij gesteund hebben gevoeld door de bijdrage over Camões van José Maria Rodrigues aan História da literatura portuguesa, ilustrada (ed. Albino Forjaz de Sampaio, Paris-Lisboa, [1929-1932]; zie de commentaar bij document B-IV, blad [9], [10] en [11]). Rodrigues vraagt zich namelijk af of Camões twee maal schipbreuk kan hebben geleden, zoals inderdaad wel wordt aangenomen omdat de dichter in zijn Os Lusíadas er twee maal melding van maakt: in Canto VII, 80 en in Canto X, 128. ‘Leed de dichter schipbreuk toen hij naar Goa kwam [uit Macao], of toen hij naar het Verre Oosten voer? Of waren er twee schipbreuken, een op de heen- en een op de terugreis?’ vraagt Rodrigues zich af (deel II, blz. 333). Hoewel Rodrigues - waarschijnlijk terecht - concludeert dat er slechts van één schipbreuk sprake is, kan het feit dat die andere opvatting ook bestond, Slauerhoff toch heel goed ertoe gebracht hebben te overwegen of hij hiervan in zijn roman gebruik zou maken. De voetnoot op blad [2] van het onderhavige document heeft hij dan waarschijnlijk in december 1930 of januari 1931 toegevoegd, want toen heeft hij de tekst van Rodrigues bestudeerd (zie de inleiding op de B-groep en de commentaar bij de bladen [9], [10] en [11] van document B-IV). Wat bedoeld kan zijn met dit was een apart stuk leven, is moeilijk te zeggen. Het is niet eens duidelijk over wie het gaat: dit kan slaan op de korte tijd dat hij provedor was, dus op Camões, maar gezien de notitie in de marge, kunnen deze woorden ook betrekking hebben op Cameron, op diens leven in het klooster. Het tekstdeel dat er onmiddellijk op volgt is helemaal onbegrijpelijk. Het kan een door Slauerhoff voorgenomen zinsnede zijn uit het verhaal van de ik-verteller, maar het kan ook een citaat zijn. Storm aan de kaap en agonie in Lisboa corresponderen weer met blad [1]: respectievelijk met de notitie onderaan, Honkong -- Adamastor en met Lisboa pest aardbeving. | |||
[pagina 59]
| |||
Leven op de Dapsang dat niet duurt brengt ons weer terug bij Cameron. Misschien is het niet te boud geconcludeerd, dat het klooster uit hoofdstuk 5 op de Dapsang is gesitueerd. We mogen veronderstellen dat het leven op deze berg nog steeds de Beatitude weerspiegelt, maar die gelukzaligheid blijkt dan niet van lange duur te zijn. In ieder geval zal hier, op een of andere manier, de parallel met het leven van Camões zijn bedoeld; misschien mogen we die parallel herkennen in Camões' verblijf in Macao, in zijn betrekking van ‘provedor’ en in zijn apart stuk leven in de grot. In H[oofdstuk] 7 wordt de lijn-Cameron doorgetrokken, en daarmee, impliciet, de parallel met Camões. Na zijn verblijf op de Dapsang is Cameron teruggekeerd naar de kust. Van blad [1] hoort hierbij: Tocht langs de chineesche kust | met tramp zonder radio | Changhai en Tientsin verwoest | chineesche steden daarnaast die weer verdrongen door overtalrijke graven; misschien ook de onmiddellijk daarop volgende regels, tot en met maakt het een woestijn. Piraten, die Cameron geronseld hebben, plunderen de kuststrook en verwoesten de bezittingen der blanken. Dairen, Port Arthur, Shanghai en Hongkong worden het slachtoffer. De met inkt geschreven aantekening aan de voet van de bladzijde: gevechten om Sjanghai en Japanners - Portugeezen, zouden hiermee in verband kunnen staan. De blanken wijken vervolgens uit naar de Ladronen-eilanden. Op dit punt gekomen, wilde Slauerhoff waarschijnlijk schrijven: ‘Alleen Macao blijft over’, overeenkomstig zijn notitie op blad [1]: Eindelijk Macao alleen over. Maar hij bezint zich en trekt eerst de parallel met Camões duidelijker door. Ook Macao wordt geplunderd. Dat het vooral de bezittingen van weduwen en weezen betreft, houdt een verwijzing in naar Camões' taak in Macao: president, provedor, van de wees- en boedelkamer. Dan lijdt Cameron, evenals vroeger Camões, schipbreuk en redt hij voorlopig zijn archief der afgezonden telegrammen, juist zoals Camões zijn epos. Hier vinden we de interpretatie die Gomperts heeft gegeven van de figuur van de marconist in Het verboden rijk bevestigd: ‘the wireless operator here obviously has to be taken as a symbol for a writer, reduced to a mechanical instrument.’ (H.A. Gomperts, ‘Demonization as literary motif in the work of the Dutch writer J.J. Slauerhoff (1898-1936)’, in: Dichtung. Sprache. Gesellschaft, blz. 433) Slauerhoffs bovengenoemde voetnoot bij zijn aantekeningen voor hoofdstuk 6, weer aangespoeld??, kan hem ingegeven zijn juist vanwege deze invulling van hoofdstuk 7. Hij kan zich hebben afgevraagd, of de parallel met Camões niet versterkt moest worden door hem nogmaals schipbreuk te laten lijden, omdat diens eerste schipbreuk helemaal aan het begin van zijn trilogie was opgevoerd en door die grote afstand wel eens niet erg werkzaam zou kunnen blijken. H[oofdstuk] 8, ten slotte, correspondeert met Eindelijk Macao alleen over op blad [1]. Het is echter niet meer het oude Macao, zoals we bij het eerste blad nog hadden kunnen aannemen. Nu heet de stad Nieuw Lisboa. Zowel Lissabon als het oude Macao zijn verwoest, Nieuw Lisboa neemt de plaats in van beide. Misschien mogen we hierin - en in het vervolg van dit hoofdstuk - iets van de ‘synthese’ zien tussen Het verboden rijk en Het leven op aarde, waar Terborgh van spreekt. Deze stad, en dit nieuw rijk, worden gekenmerkt door een innige ver[m]enging van de Chinees-Portugese cultuur | |||
[pagina 60]
| |||
(de westerse cultuur, met invloeden van de Chinese) en de zuiver Chinese cultuurstijl. Deze vermenging wordt vooral zichtbaar in het havengebied, waar stoomboten, karvelen en jonken broederlijk naast elkaar liggen. De grotto roept nog steeds het verleden van Camões op. Opium en speelholen zijn er te vinden, maar ook een diepe haven, die misschien als een symbool van wijsheid geïnterpreteerd moet worden. Verval en bloei komen naast elkaar voor, het sterfelijke naast het onsterfelijke. De Chinezen tonen eerbied voor de Portugezen, maar minachting voor de nakomelingen der Engelsen. Hiermee is het derde deel echter nog niet ten einde, zoals blad [1] wèl deed vermoeden. Of het slot onderdeel moest uitmaken van hoofdstuk 8, dan wel los daarvan zou staan, is niet met zekerheid uit te maken. De regel wit doet het laatste vermoeden. Slauerhoff was echter dermate slordig in zijn typoscripten, dat de regel wit evengoed per ongeluk kan zijn aangebracht. Wanneer we echter de later uit deze aantekeningen ontstane romandelen bij onze afweging mogen betrekken, dan is voor een apart sluitstuk veel te zeggen. Zoals Het leven op aarde eindigt met een ‘Epiloog’, kan dit derde deel wel eens met een aparte paragraaf afgerond zijn gedacht. Maar ook zonder deze later geschreven romandelen is er wat voor te zeggen. Op blad [1] is deze afronding nog niet voorzien. En wat er in die afronding moet gebeuren, wijst eerder op een afzonderlijk gedeelte dan op een voortzetting van het achtste hoofdstuk. Een typhoon, een aard- en een zeebeving maken een eind aan iedere illusie omtrent het voortbestaan van de westerse cultuur aan de kust van de Ge[e]le Zee. Niets blijft over dan een breede ge[e]le leege glimlach. In hoeverre ook de Chinese cultuur het slachtoffer wordt, is op grond van dit document moeilijk te zeggen. Volgens blad [1] wordt China (mogelijk) een woestijn. Dat de glimlach leeg is, zou dus kùnnen betekenen, dat ook die cultuur van de aardbodem verdwijnt en dat alleen het land, als een gele woestijn, overblijft. Voor al deze vernietigde cultuur blijft, in het slot van de roman, niet meer dan een Saudade, een bitterzoet liefdegevoel, over. Zo'n slot veronderstelt een personage of vertel-instantie die dit gevoel uitspreekt. Het ligt in de rede te veronderstellen dat dit Cameron is. Deze veronderstelling wordt gesteund door document D-VIII. Ook de interpretatie van het slot, dat àlle cultuur wordt vernietigd, vindt in dat document een begin van bevestiging. In Het leven op aarde komen verscheidene reminiscenties voor aan deze plannen van Slauerhoff voor een derde deel. Gezien het bericht van Terborgh mogen we ze misschien ook als vooruitwijzingen opvatten. Zonder pretentie van volledigheid kunnen de volgende citaten dit aantonen: ‘Wat kon Tsjong King storen in haar voortbestaan? Wat kon haar ondergang teweegbrengen? Alleen de ondergang van de aarde zelf.’ (Verzamelde Werken, VI, blz. 161) - ‘Ik wist nu eigenlijk wel voorgoed dat ik toch niet met de menschen zou kunnen samenleven, maar wel alleen op aarde.’ (blz. 168) Wanneer Wan Tsjen, in de ‘Epiloog’, aan Cameron een blik biedt in de toekomst, ziet deze eerst het geïndustrialiseerde Tsjong King; en dan: ‘Verder. De Yang Tse heeft zijn loop verlegd. Tai Hai is verdwenen, uitgestrekte moerassen nemen de plaats in van de oude riviermondingen. Maar verder in het Zuiden liggen nieuwe steden naast de oude, er ver bovenuit. Ik zie er juist één schokken en instorten door een aardbeving. In | |||
[pagina 61]
| |||
het Zuiden aan den rand van Kwantoeng ligt nog het schiereiland Macao als een bruine gebroken flesch op een verlaten strand.’ (blz. 220) Ook de vermelding van bouwwerken in Tsjong King uit andere culturen dan de Chinese kan in dit licht worden bezien, en niet uitsluitend in verband met Camerons huiver voor het verleden. ‘Twee zuilen droegen een spitsboog, waren omwonden door in steen gevlochten kabels’ (blz. 160); ‘Het was alsof ik niet meer reed in Tsjong King maar in een groote Indische stad, ergens in het vochtige, breede, welige Gangesdal, een stad die verlaten zou zijn door alle bewoners (...)’ (blz. 170-171); ‘Nieuwsgierig ging ik verder, den verlaten tempel in en evenals ik in de stad op een stuk moskee, een brok Dorischen of Byzantijnschen bouw was gestooten, vond ik hier en daar een Griekschen trek tusschen de monsterlijke beelden’ (blz. 186). Vooral de overblijfselen van de Griekse cultuur blijven Slauerhoff in dit verband boeien, zoals verderop blijken zal. Hier gaat het erom, dat in het China van Slauerhoff alle culturen vertegenwoordigd zijn, de Griekse, de Byzantijnse, de laat-gotische en de islamitische. En dit alles wordt ten slotte verwoest door vulkanische uitbarsting en aardbeving. |
|