Verzamelde gedichten. Deel 2(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 134] [p. 134] De Havensteden Alleen de havens zijn ons trouw, Al 't andre aan den vasten wal Behoort niet bij ons, vriend noch vrouw Stond ooit steeds voor den zeeman pal. Te veel toch hebben huis en haard, En staren, vrij van wacht, in 't zog, 't Eenige wat hen verbindt met de aard, Verlangen steeds, verliezen toch. Ik heb een home in iedre stad, Voor 's nachts een vaste ankerplaats, Ik geef de gage af die 'k had, Vergeet haar - eens weer buitengaats. 'k Denk nooit in volle zee aan hen, Maar aan de steden die daar staan En die ik voor mijn vrienden ken; Door hen slechts raak ik de aarde aan. Trotsch voor zijn troeblen stroom Shanghai, Rio in haar aardsch paradijs, Reykjavik aan zijn rookige baai, Hongkong in rotsen blank en grijs. [pagina 135] [p. 135] Port Said, hoofdstad van dief en hoer, En Yokohama halfverwoest, Het geel en smoorheet Singapoer, Wladiwostok in ijs verroest. Buenos Aires, steenwoestijn Van huizen ver de Plata langs, Bahia Blanca, een witte lijn Met torens van petroleumtanks. Dzjiboeti aan den Soedan-rand, Oven waarin men levend kookt. Hankou in 't diepste binnenland, Dat door heel China wordt bestookt. Perth, Brisbane, vele andre nog, Die me in gedachten vergezellen, Terwijl de andren in het zog Neerturen en de dagen tellen. Vorige Volgende