Verzamelde gedichten. Deel 1(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 205] [p. 205] De Bezoeker Ik zie een huis, hoog als een zwaluwnest Tegen de helling van de laatste rotsen; De schaduw valt naar 't land, rood gloeit het West, Terwijl de golven al in 't donker klotsen. De man is bruin, de vrouw schijnt schoon en blank, De landwind wordt al scherp, is soms nog streelend; De man leest strak, de vrouw trekt van een rank Wat blaadren af en peinst, er stil mee spelend. Een man komt, zware netten op zijn nek, Van zee. Zijn schaduw aan hun voeten Doet hen opzien; hij staat aan 't hek En weet niet, zal hij verder gaan of groeten. Maar even later zit hij naast de vrouw Als derde, die er altijd is geweest, Trekt tot zich al haar diepbewaarde trouw, En de ander zit en bukt, en duldt, en leest. Vorige Volgende