Verzamelde gedichten. Deel 1(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 204] [p. 204] De Vrouw aan het Venster Nooit opent zich de poort. 't Raam is zoo hoog Dat zij eerst de aarde ziet in wijde verte: De stroom omarmt het bosch in blauwen boog; Door 't groen gaan roode vogels, ranke herten. Niets weet zij van het levensspel daartusschen; Maar het moet schoon zijn, want zij mist het zeer. Zij wil omhelzen, vindt niets om te kussen Dan de' eigen schouder, rond en koel en teer. Vorige Volgende