Verzamelde gedichten. Deel 1(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 183] [p. 183] Menuet De oude levens liggen niet voorgoed In 't praalgraf, bij de stilt' daar ingebalsemd; Zij breken steeds weer als een vreemde vloed In 't laatste, dit vernielend of vervalschend. Moe van een martling moet ik nu met een Ragfijne markiezin, die ik niet ken, Dansen naar de ingewikkelde menuetten Van een vreemd hof waar ik niet ben. En toch gebeurt het: ik maak de passen En voltooi feilloos de dansfiguur. Er geuren bloemen in wijde kassen, Bedwelmender dan de natuur. Waar palmen schaduwen, donker en groot, Spreiden, weet ik mijn danseres te winnen. Wij brengen liefde voor een leven binnen Een oogenblik teeder tot bloei, wreed ter dood. Ik weet niet wie ik was en waar ik ben, Alleen dat alles plotseling kan verandren; Dat voor deze dierbare vertrouwde een andre Kan komen, een demon dien ik niet ken. [pagina 184] [p. 184] Wel voel ik bloed voortspoeden in mijn aadren... Toch kan ik wel een offer uit een droom Zijn, die zich afspeelt in den smallen zoom Tusschen twee rotsen die elkander naadren. Ik zie niets meer - een grauwe zandverstuiving. Ik tast nog eens in 't donker naar een mond En sidder langs een lijf; een aardverschuiving Schudt de paleizen, woelend in hun grond. Vorige Volgende