Verzamelde gedichten. Deel 1(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 153] [p. 153] De Chimaeren (Notre-Dame) Zij leegren onder de luifels, Om de diepliggende ramen, Gebannen sinds eeuwen een duivelsch Verdelgingsplan te beramen. Steeds stom, slechts in stormnachten krassen Zij mee in de gierende koren En snijden macabre grimassen Die verdoemden bekoren. Door de verlichte ramen Scheemren heiligenbeelden En heel de gewijde weelde Van de oude Notre-Dame. Door de gewelven dreunen Zware, orglende koren, Die zich slepend bekreunen Om een God die niet hooren Wil, om een maagd die in staat van Onbevlekte ontvangnis Smacht naar een woesten Satan In een wulpsch De Profundis. [pagina 154] [p. 154] Onder de machtige stormen Verliest het schip zijn zwaarte, Drukkende orkanen worden Te hevig voor 't gevaarte. Verlokte bliksemflitsen Omspelen de steenen spoken, Verlichten even hun spitse Gezichten, grillig gebroken. En de rots der eeuwen wordt Eens brandend opgelicht En als steen des aanstoots gestort In den dag van het laatst gericht. Vorige Volgende