Verzamelde gedichten. Deel 1(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 92] [p. 92] Sardanapalus In een liefkoozing, machtig en barbaarsch, Wil ik u overreden om uw leven, Als iets te langgedragens en te zwaars, Gewillig mij die het ontvangt, te geven. Wel droegt gij 't los en wijd en weinig jaren, Maar hoe vaak liet gij vallen uw gewaden? Laat zoo het leven van uw lichaam varen, Als gingt gij in den dood - om u te baden, En kunt gij stijgen uit zijn diep alnachtlijk, Naar willekeur machtswellust mij omstrenglen. Dood zult gij mijn weerloos bestaan doorzengen, Als de samoen heetademend ontzaglijk. En blijft ge leven, dan zult ge verbleeken. Ik zal getuige zijn van uw verval, U toch vroeg leiden naar het ondiep dal, U zien zooals gij 't laatst waart, en ik zal Tot andren ingaan, dan zijt gij verstreken. Maar gij wilt mij behouden, kiest den dood, Legt alle sluiers af en geeft u bloot, Richt zelf den dolk onder de linkerborst. Onze gevouwen handen doen den stoot. En wees gerust, dat bloed u niet bemorst: [pagina 93] [p. 93] Mijn kus omsluit de kleine, zuivre wonde. Gij overleeft, zoo blank en fier en groot. En onverwoestbaar blijven wij verbonden. Vorige Volgende