Verzamelde gedichten. Deel 1(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 87] [p. 87] III [pagina 88] [p. 88] De Vazal Liever dan te heerschen over velen, Welke een wil die machtig op hen stroomt In hun almacht breken en verdeelen, Zooals water 't licht verdiept, verdroomt - Bleef hij glorieloos, in zich verzonken, Ging eerst dienen, donker en devoot. Jaren stond hij achter bij de edelen Die hem hoonden of geen aandacht schonken, Tot hij, doorgedrongen, kon bevelen, Zeetlend in de ziel van den despoot, En genoot, wanneer de ongenade Trof de hovelingen die hij koos. Vrouwen zocht hij niet te naadren, zelf te vrouwlijk; Zij verachtten hem als machteloos, Maar ontstelden, voelden zich verraden, Als zijn zwijgen streek langs haar vertrouwlijk Onderhoud, dat zij doorzochten Plotsling angstig naar een roekloos woord, Dat haar schandvlekte en doodlijk schaadde... Want 't was mooglijk dat hij 't had gehoord, Zelf nog zalen ver, om gangenbochten: Hij wiens denken dwingen kon tot moord. [pagina 89] [p. 89] En zooals de steen der wijzen Iedren bloei verstijven zou tot goud, Kwam zijn macht over de lustpaleizen, Zingenot verkeerde in afgrijzen, Trouwe lieven zochten schuldbewijzen, Angst tastte aan met dood verzoende wijzen En de stoutste achtte op lijfsbehoud. Vorige Volgende