Verzamelde gedichten. Deel 1(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 85] [p. 85] Uitreis van het Kaperschip Tachtig kapers sloegen hun hangmat aan de balken Van 't tusschendek - gereed voor jaren zwalken. Het was een mooie brik, de Rooie Miesje. Men maakte zeilree, een lichtzinnig briesje Omspeelde Aurora's rozig hemd, haar soms onthullend. De laatsten verlieten de havenkroegen brullend. Als apen nestlend in hun hooge palmen, Klommen ze in de raas, hun afscheidslied te galmen. Met slapen onder tafel en op de vriendinnen Raakten drie nachten zoek - klaar om weer te beginnen. Maar: eeuwiggeliefde, voor eeuwig het beste! Rooie Miesje brast vol, Zuidwest ten Zuidwesten. De branding blanket haar hooge borst met schuim; Dan verdwijnt ze, een schim in het diepblauwe ruim. (Corbière) Vorige Volgende