Verzamelde gedichten. Deel 1(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 80] [p. 80] Nachtelijk Parijs 't Is ebbe. Bladstil. De krioelende vloed Trok af, als grommend om kortstondigen tegenspoed, Om op te komen vóór het grauwe dagen. Hoort in 't verval nachtkrabben haastig knagen. 't Is Styx-strand. Diogeen, de voddenraper, gaat er Achter zijn lamp zonder hoop langs troebelst water, Poëten visschen er al wat is murw en voos. Hun holle schedel dient voor verze'- en wurmendoos. 't Is slagveld, waar harpijen strijken neer en rooien Den aan den nacht gebrachten oogst van vette prooien. In een taveerne krijscht een krankzinnige viool. Hoeren loeren uit sloppen als ratten uit 't riool. 't Is de dood. 't Leven is veil. Verborgen bronst Bezit halfslapend vleesch, waar reeds een bromvlieg gons Kussen brandmerken het, trachtend naar eeuwigheid, Maar slaap verliest den droom in bodemloozen tijd. Maar hoor het leven, weer opwellend, plassen, Diep zingend over de bezoedelde moerassen Waar de stroomgod zijn groene leden rekt En zijn rivier uit slijk en stilstand wekt. (Corbière) Vorige Volgende