Verzamelde gedichten. Deel 1(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] Voorwereldlijk Landschap Door 't slikmeer breken smalle steenkoollagen Als zwart ijs, bovenop met asch beslagen. Het glanst op versche breuken en verbrokkelt snel. Verre springbronnen sissen hoog en fel, Het dieptegas welt op, dampbellen bersten. Een mastodont, verdwaald van 't grondig land, Plonst door een zware laan moerascypressen, Zakt af in 't dras, opstekend slurf en tanden: Twee spitse blaren bij een kronkelende plant. Zaagtandige bekken gapen uit het drab. Over schubstammen beent een monsterkrab. Boomvarens groeien sterk op lage randen. De zon staat groot en vaag, een ronde damp, te branden. Vorige Volgende