Serenade(1938)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] Avond Het huis sliep achter zijn gesloten blinden, Wij zaten samen op de kille bank, De dag was als haar oude vader krank, De blaren fluisterden met moede winden. Moe van de geuren die zij moeten dragen Van graven oud en rozen uitgebloeid, Weemoedig vlagend door verwarde hagen En 't armlijk loof dat om de zerken groeit. Je hebt weinig gedacht en veel gezwegen En stil de handen om mijn hoofd gelegd, Zoo zeggend: ‘Ook de grootste liefde kan niet tegen Den dood die niets ontziet en alles slecht.’ Vorige Volgende