Serenade(1938)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] Complainte Ik leefde ook liever monogaam, Maar ben veroordeeld als nomade, Tot geen gestagen echt bekwaam, Steeds af te wijken van de paden Door elk van wieg tot graf bewandeld, Strak afgewend van 't boos instinct: Hun ziel voor welvaart vlot verhandeld, Hun drift verdrongen en verminkt. 't Geluk, dit smadelijk verdrag Toch te vergeten bij een gade: Een zacht licht in een triesten dag, Des nachts een donkere genade, Wordt duur gekocht; die lieve lust Groeit in een stadje vast en vaster, Moet luisteren naar regel, rust, Van klokgelui tot laf gelast er. Ik zal wel heengaan op een nacht Met stille trom: een desperado Die smachtend zoekt als Eldorado Een land nog niet in kaart gebracht. [pagina 8] [p. 8] Om, eindlijk door elk visioen Verraden, mij te laten werven Voor 't vreemdelingenlegioen, Zoo eervol anoniem te sterven. Vorige Volgende