Een eerlijk zeemansgraf(1941)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] La voyageuse In Singapoer is zij aan boord gekomen Vlak vóór 't vertrek, met dertig stuks bagage, De eerste nacht doorspookte ze al de droomen Van een matroos, gemonsterd onder gage. Hij stond des morgens 't wandeldek te wasschen Nog half versuft, toen zij hem kwam verrassen En raaklings langs hem in pyama ging. Die strak en soepel om haar heupen sloot, Of in een ochtendkleed dat open hing Haar opperst schoon mild aan zijn blikken bood. Een steelsche glimlach heeft hem dol gemaakt. Hij staat in 't donker op de hondewacht En ziet haar voor zich, wit en naakt, Verlokkend in de nacht. Ze is in Calcutta weer van boord gegaan. Hij moest als wachtsman bij de gangway staan. Over haar schouder wapperde haar sjaal In de rukwinden als een smalle vlag. 't Was 't allerlaatste wat hij van haar zag, Al heeft hij dag en nacht en nog een nacht gedwaald, Door de concessies waar zij wonen mag. Hij wierp zijn waardloos boeltje op de steenen, Hij had het leven zijn gelag betaald, Is in de Chinese Town spoorloos verdwenen En eindlijk uit de Ganges opgehaald. Vorige Volgende