Dagboekfragmenten 1940-1945
(1954)–T.M. Sjenitzer-van Leening– Auteursrechtelijk beschermd
Onderwijzer, 38 jaar - Delft
| |
[pagina 619]
| |
is waar. Ontroerd reiken we elkaar de hand en ik ren, nu ten volle overtuigd terug naar huis Onderweg zie ik mijn straatgenoten Ik zie ze van dichtbij, ik schrik. Velen zijn haast onherkenbaar vermagerd. Zo op een afstand is me dat nooit zo sterk opgevallen, maar nu, van dichtbij, het is vreselijk, asgrauwe, ingevallen gezichten, maar in ieder oog straalt de vreugde, de vreugde om de herwonnen vrijheid. Ik voel hoe diep deze laatste maanden de mensen heeft aangegrepen. Er zijn er enkelen, die niet naar buiten kunnen, ze zijn vastgekluisterd aan hun bed, hebben de macht om zich op te heffen niet meer. Eén is er, ik kan geen nadere aanduiding geven, die toch naar buiten is gestrompeld, hij leunt tegen de deur en de tranen rollen hem over de wangen, het was hem te machtig. Al spoedig wordt het een ware verbroedering. Niemand denkt er meer aan, dat we om negen uur binnen moeten zijn Het gejoel en gejuich vanuit de stad waait naar onze straten over en ik besluit een kijkje in de stad te gaan nemen. Het is al donker, maar voor vele ramen zijn de lampen neergezet. Hoewel voorbarig: wappert hier en daar al het rwb.Ga naar voetnoot* Hoe meer ik het centrum nader, hoe drukker het wordt. Op de H buurt kom ik een spontaan gevormde optocht tegen van enkele honderden mensen. Ze scharen zich achter een trommel. Er komen meer van die optochten, voorafgegaan door hoorn of harmonica. Naast het Oranje Boven en de Zilvervloot, brult men weer het zouteloze, Van je héla, hola en daarmee verbonden het: lied van de Toffe jongens. Op de markt staat Hugo de Groot, Hij heeft een fakkel in de hand en er voor worden de uit het kringhuis der NSB geroofde portretten van Mussert en Hitler verbrand. Een oorverdovend gejoel stijgt op als de vlammen van alle kanten hoog op laaien. Thuis zitten buren te wachten We openen een paar flessen wijn, morgenavond vieren we het feest van de bevrijding. Er heerst nu al een uitbundige stemming Al spoedig gaan we uiteen. We willen morgen vroeg op zijn, om acht uur klaar om het feest, waarop we vijf lange jaren hebben gewacht mee te vieren.
Nog slechts enkele minuten scheiden me van acht uur Ik ben naar boven, naar mijn kamer gegaan, om de laatste ogenblikken nog even aan het papier toe te vertrouwen. Buiten op straat, staan slechts weinig | |
[pagina 620]
| |
mensen. Ze zijn betrekkelijk stil. Overal worden de vlaggen gereed gemaakt. Ook naast mij liggen de Nederlandse, Engelse en Amerikaanse vlag Straks gaan ze naar buiten. Ook mijn radio, al heb ik dan geen stroom, heb ik voor den dag gehaald Bijna twee jaar heeft hij verborgen gestaan, verborgen voor de nu haast verslagen dwingeland, evenals het koper en het tin. Alles prijkt nu weer op tafel en ik ben blij het nog te bezitten Daar slaat het acht uur. Nu is de oorlog voorbij.
Ik ben de straat opgegaan. Nog nooit zag ik zoveel vlaggen bij elkaar. Met hun heldere kleuren, zeker allen gloednieuw of anders pas gewassen, leveren ze een prachtig schouwspel op. Eén ding ontbreekt en dat is de vlag aan de openbare gebouwen. Toch moet die er zijn, wil het feit van de capitulatie in onze stad officieel vast staan. Juist wordt er op de hoek een pamflet aangeplakt. Het is de mededeling van den plaatselijk leider der binnenlandse strijdkrachten, om zich te onthouden van ieder openlijk vreugde betoon, zolang de vlag nog niet aan de openbare gebouwen gehesen is. Er wordt zelfs in gewaarschuwd voor represailles van D[uitse] zijde. Het pamflet komt een beetje als mosterd na de maaltijd, want practisch geen huis of op een of andere wijze wordt aan de vreugde uiting gegeven Daar verspreidt zich het gerucht, dat de D de mensen het dragen van oranje willen beletten. Men voelt het, er is iets niet in orde! Op de Markt is het nog een hele drukte, maar een kennis die ik daar aantrof zegt me, dat tegen acht uur er haast geen plaats was om te staan. Velen zijn al weer vertrokken. Ik blijf wachten. Ieder ogenblik moet ik nu toch kunnen verwachten dat de deuren van het stadhuis op[en] zullen gaan en de vlag gehesen zal worden. Ik heb mooi wachten, er gebeurt niets en de Markt verwatert zichtbaar. Dan ga ik ook maar weg, kijk naar verschillende aardige etalages, waarin men op één of andere wijze uiting heeft gegeven aan zijin vreugde. Er zijn ook etalageruiten en ruiten van particuliere wonlngen, die stuk gegooid zijn. Daar wonen NSBers. Als ik door de Choorstraat loop, wordt daar juist het kringhuis v d NSB gesloopt. De ruiten zijn allang kapot en nu is men bezig de inhoud naar buiten te werken. Ik zie een paar mooie Delfts blauwe vazen de lucht invliegen. Boeken, kranten, alles komt naar buiten, | |
[pagina 621]
| |
opgeschoten kwajongens lopen met collecte bussen e d rond. Het portret van Hitler suist door de lucht en komt ergens met luid gerinkel neer, wordt daar vertrapt. En nog steeds waait de vlag niet van de openbare gebouwen. Toen ben ik maar naar huis gegaan. De pret was er af. 's Middags, kwamen de geruchten Dat er iets niet in orde was voelde een ieder met de klep van zijn pet. Hier zijn er een paar. Ik geef ze niet om hun geloofwaardigheid, de meeste zijn trouwens zo krankzinnig belachelijk, dat ze alleen daarom al vermelding verdienen De ‘Nederlandse’ SS weigert aan de Grebbe de wapens neer te leggen. Er wordt in Utrecht gevochten. De Canadezen zijn tussen Woerden en Gouda gesignaleerd. Er staan twee kanonnen op Gouda gericht. De Ortscommandant wil wel capituleren maar de bevelhebber(!) niet. De Canadezen zijn opgehouden, door een technische storing. (Eén maakte er zelfs een radiostoring van). ... In de Wippolder moeten de vlaggen weer weggedaan worden op last van de Feldgendarmerie. In de Wippolder rukten de D het oranje van de kleren. In de Wippolder schieten de D op de vlaggen. In de Wippolder gooien de D met handgranaten door de ramen waar nog vlaggen uithangen. (Als je een Wippolderbewoner spreekt weet hij van niets) Alle buitenlandse vlaggen, moeten verdwijnen. Ze worden beschouwd als een demonstratie tegen de D. Als om vijf uur niet alle oranje verdwenen is, zullen er tien burgers ter dood gebracht worden. (Later werd dit aantal tot twintig verhoogd). Hier zijn een aantal van die geruchten en ik ben overtuigd maar een fractie van hun totaal aantal vermeld te hebben Doch één ding is zeker. Indien de D bezetting in West Nederland gecapituleerd heeft (men begint er zelfs aan te twijfelen) dan moet er in ieder geval een geallieerde autoriteit in de stad komen, die het bestuur of hoe dat dan ook genoemd wordt, van de D over te nemen. Tegenover wien zou de D hier anders kunnen capituleren. | |
[pagina 622]
| |
Zo verstrijkt de middag Ook de avond brengt niets nieuws en als het daarbij nog koud wordt ook, kruip ik om negen uur maar onder de wol, overtuigd, dat wat nu geschied is, vast niet ‘volgens de plannen’ gebeurt. | |
Zondag, 6 Mei- Het is 8 uur in de morgen, 24 uur na de radio capitulatie. Het stormt en felle regenvlagen zwiepen tegen de ruiten De meeste vlaggen in de straat zijn alweer binnengehaald, hetzij voor de regen, hezij omdat de bevrijding nog steeds geen feit is. We zitten bij elkaar en onze stemming is verre van opgewekt. Tegen 10 uur is mijn vriend dK geweest. Hij heeft volgens zijn bewering, zeer belangrijk nieuws, maar nog voor hij het kan uitspreken, leg ik hem het zwijgen op. De gedachte alleen, dat weer iemand me voor de zoveelste maal wil komen vertellen, dat het nu straks toch vrede zal zijn of weet ik wat voor gerucht aan me kwijt wil, maakt me misselijk Hij dringt er echter niet op aan en dat is zijn geluk, want voor hij vertrekt heeft hij zijn mededeling toch gedaan. Het komt hier op neer, dat vanmiddag om vier uur de capitulatie te Hilversum, door generaal Blaskowitz, commandant der D troepen in Nederland zal worden getekend, dat de Binnenlandse strijdkrachten, door de D zullen worden erkend, dat NSBers de gelegenheid tot ‘onderduiken’ zal worden belet, dat het 49e legercorps Z[uid] H[olland] binnentrekt. Het klinkt allemaal weer heel mooi, net zo als het nu al de hele week geklonken heeft, maar 4 uur zal wel weer 7 uur worden, daarna nog eens 9 uur en daarna verdwijnt het als gerucht bij al zijn voorgangers.
Het loopt nu tegen één uur, de storm is gaan liggen en een waterig zonnetje scheurt de wolken van één. Zoeven kwam B langs lopen en vertelde me hetzelfde verhaal als s'morgens de K had gedaan. De deuren gaan weer open, mensen komen weer op straat. Het is of ze het nieuws ruiken. Meer mensen hebben het gehoord en weer herleeft een kleine hoop, dat nu inderdaad de vrede nabij is. En weer, ondanks de vele teleurstellingen, trekken tegen vier uur, hele drommen naar de markt. Alvorens me weer eens beet te laten nemen besluit ik op zolder de ‘Oude Jan’ in de gaten te houden of daar de vlag verschijnt. Nauwelijks is het vier uur of ik hoor het galmen van de zware Bourdon | |
[pagina 623]
| |
klok. Een vlag zie ik nog niet, maar mijn overbuurman die gunstiger staat ten opzichte van de Nieuwe Kerk schreeuwt me toe dat de vlag uithangt. Als het waar is, besluit ik zelf een kijkje op de Markt te gaan nemen. Het is er ontzettend druk, maar ik heb het geluk boven op een wagen te kunnen staan en heb zo een prachtig overzicht over het hele plein. Bij het standbeeld van Hugo de Groot ontstaat beweging. Als ik scherp tuur bespeur ik er ook de oorzaak van, daar worden twee Moffenmeiden kaal geknipt. Het zijn de eersten van een ongetwijfeld tot onze schande lange rij. Daar ontstaat beweging op het bordes, er verschijnen een groot aantal personen, waarboven uit ik onzen vroegeren burgemeester met zijn vrouw herken. Hij is omgeven door Binnenlandse Strijdkrachten, de ondergrondse, die nu te voorschijn is gekomen. Ze doen een weinig amateuristisch aan met hun overall en helm. De automatische wapens staan misschien wel flink, maar het is de vraag of ze er al mee weten om te gaan. Ik vraag me af, hoe ze daar aan gekomen zijn. De burgemeester wenkt om stilte. Hij zal de burgers toespreken. Ik merk wel, dat hij hard schreeuwt, maar van de hele proclamatie, versta ik slechts de woorden ‘Stadgenoten’ en een eind verder ‘Wij zijn vrij’. Wie dichter bij staat kan meer verstaan en wij sluiten ons maar bij het herhaaldelijk spontaan losbarstend gejuich aan Ten slotte zingen we allen geroerd het al oude Wilhelmus en het lijkt of een lang opgekropt gevoel van haat losbarst bij de mensen, als de regel ‘de tyrannie verdrijven’, door de lucht galmt. Nu is het dan toch echt waar en terwijl ik dit schrijf probeer ik me te realiseren wat het betekent. Het is echter zo moeilijk die betekenis in woorden uit te drukken. Vijf jaar lang onder het juk van een niets ontzienden vijand te hebben geleefd, vallen zo in een paar minuten niet weg. Maar wat ik wel kan beseffen is, dat er spoedig voedsel zal komen er weer gas, licht en water zal zijn er weer brandstof komt straks de trein en de tram weer zal rijden onze mannen weer uit D terug zullen keren, waar ze nu reeds jaren als dwangarbeiders leven. ook onze krijgsgevangenen en studenten zullen terugkeren ik op ieder ogenblik van de dag of de nacht de straat op kan overal het verduisteringspapier verwijderd kan worden | |
[pagina 624]
| |
ik niet behoef te schrikken, wanneer er een auto door de straat rijdt, evenmin wanneer er nog laat in de avond gebeld wordt er weer kranten komen, naar gelang van ieders smaak, de bioscoop, de dancing de café's de concert-toneel- en variété zalen weer open zullen gaan daar waar de marteling geen dodelijke gevolgen gehad heeft de gezinnen weer herenigd zullen worden en nooit meer een Westerbork, een Amersfoort, een Vugt voor anderen dan voor D gebouwd mag worden de mensheid straks na het verpletteren van Japan de middelen zal vinden om de oorlog nu eens en voor altijd uit te bannen ik vrij op de fiets zal kunnen rijden zonder angst voor ‘vordering’ ik zonder angst vrij naar ieder station van de radio zal kunnen luisteren Er weer normale school- en daarmee werktijden zullen komen Al deze dingen gaan in me om, niet tegelijk, ook niet stuk voor stuk, soms wellen er een aantal in mijn bewustzijn naar boven, blijven even hangen, zakken weer weg tot een andere in een snelle flits door mijn brein schiet. Zo is dan het einde van deze verschrikkelijke oorlog gekomen. Heel anders dan iedereen wel gedacht zal hebben. Hoeveel krijgsprogramma's zijn er binnenkamers door ‘strategen’ niet opgebouwd en telkens liep het weer anders, dan algemeen de verwachting was. Vreselijk hebben we hier in het Westen geleden van de honger Er zijn mensen met tientallen ponden aan gewicht afgevallen. Men ziet gezichtjes amper twee vuisten groot, die nog slechts caricaturen zijn van de photo's op hun persoonsbewijs. Voor één ding zijn we, God zij dank, gespaard gebleven, het Westen is geen strijdtoneel geworden. Dat had naast de duizenden, die nu door honger stil het toneel verlaten hebben, nog eens duizenden en duizenden mensenlevens gekost. Ik had gemeend, dit dagboek te kunnen eindigen met een zin als: daar verschijnen de eerste Canadezen, nog besmeurd met kruitdamp, om de hoek van de straat Het is heel anders gelopen. We wachten hun komst, fris en monter, nog steeds af. Ik had gedacht, dat het einde, verlichting zou betekenen, zoiets als het afleggen van een loden pak. Weer is het anders gelopen. Ik kan aan het denkbeeld, nu werkelijk vrij zijn, maar moeilijk wennen | |
[pagina 625]
| |
De ogenblikken, dat ik het voel, gaan als een zalige beroering door mijn hart heen, telkens als ik moet bedenken, dat vele dingen, die me steeds angsten hebben bezorgd, nu geheel verdwenen zijn. Zo nadert het einde van dit dagboek, waarin ik getracht heb weer te geven van wat er in deze laatste oorlogsmaanden in me leefde. Er is geen sprake van objectiviteit, kan geen sprake van zijn. Objectiviteit is een kwestie van tijd, van geschiedenis en van standpunt. Latere geschiedboeken kunnen, let wel, kùnnen objectief zijn. Maar dit dagboek kan dat onmogelijk. Het is geschreven op het moment van het gebeuren zelf, soms zelfs zonder kennis van de oorzaken, die tot de beschreven feiten aanleiding hebben gegeven, noch van hun plaats in het ruime verband. Hier en daar zullen feiten voorkomen, die in hun motivering wellicht onjuist zijn, maar daarom niet te minder waar zijn gebeurd. Soms heb ik angst, angst om niet geloofd te worden, omdat latere geslachten eenvoudig niet wensen aan te nemen wat hierin werd beschreven en toch, ik zweer bij alles wat me lief is, er staat geen onware gebeurtenis in. Alles is neergezet ik zou haast zeggen: heet van de naald. Ik heb het pijnlijk voorrecht gehad een ‘totale oorlog’ te hebben mogen beleven. Die is achter de rug. Met alle kracht die in ons zit: op naar een ‘totale vrede’ |