Studente M.O., 20 jaar - Gevangenis Doetinchem
Dinsdag 27 Februari 1945
- Soms moet je zo hard worstelen tegen dat verlangen naar vrije natuur, naar open lucht, naar wijde, lichte ruimte om je heen.
Je zit onafgebroken tussen de vier muren achter matglas en binnen in je voel je razend bruisen, je eigen onstuimige jeugd, die ze je nooit af kunnen nemen. Je zou willen uitvliegen, rennen, draven, dwars door de natuur heen, om dan, eindelijk wat tot rust gekomen, stil te staan en diep te genieten en God intens te danken voor de gave der Vrijheid. O, wat moeten alle mensen, die nu nog in de buitenwereld zijn en vrij uit kunnen gaan, toch enorm dankbaar zijn. Maar ze weten niet wat ze bezitten, wat ze iedere dag opnieuw weer krijgen.
Vóór het begin van dit hoofdstuk van mijn leven wist ik het ook niet. Wat zal ik doen als ik eindelijk weer vrij zal zijn? Allerlei plannen heb ik bedacht, maar hoe zal de werkelijkheid zijn?? Er kan zoveel veranderd zijn in de tijd, dat ik hier zit! Wat hebben ze thuis weer meegemaakt met bombardementen? Ja, worstelen moet je tegen je verlangens, je gedachten, de drang naar een beetje Moederliefde, naar de warmte van de allerbeste vriendin, die, God weet waar, zit onder het zoete juk der Tommies, als ze er tenminste nog is! Naar het stralende voorbeeld van een Mère, waar je zo enorm veel van houdt. Wat is een mens in deze omstandigheden toch nog rijk in zijn mooie herinneringen, die hij diep in zich meedraagt en waar hij in de stilte van zijn ziel van kan genieten! En wat kunnen je de mensen waar je zoveel van houdt, toch nog veel geven, al zijn ze onbereikbaar ver weg. Eigenlijk, als je aan mensen in 't algemeen denkt, aan den mens als hoogst en waardigst object van de Schepping, na de Engelen natuurlijk, dan moet je allen voor je zien, die goede, zichzelf totaal wegcijferende, liefde-uitstralende mensen, zoals ik ze zelf ook ken, want zó heeft God den mens bedoeld; als iets heel hoogs, iets heel edels. En die rotte, verworden massa, die louter voor zichzelf en zijn zinnelijke genoegens leeft, o, laat ik er niet naar kijken! Ik voel me nog zo jong en ongeschonden en vol heilige idealen! En tussen die twee klassen staat een derde categorie, die misschien de grootste is, ik weet 't niet! 't Zijn degenen, die niet 99% liefde zijn, want die zijn er zo heel weinig, maar die toch goed willen. Ja, dat zal toch wel de grootste groep zijn. Egoïsme en opoffering dooreen-