Dagboekfragmenten 1940-1945
(1954)–T.M. Sjenitzer-van Leening– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 528]
| |
Typiste, 29 jaar - Amsterdam
| |
[pagina 529]
| |
dacht! Het kan toch grappig gaan in de wereld. Geert heeft 't ver geschopt in die branche nadat hij in de journalistiek in de malaise te weinig verdiende om van te bestaan. Hij is nu steenrijk. Ik 's middags naar Geert, met wien ik 't direct eens werd. ƒ30.- in de week, 5% provisie. Z'n vrouw is z'n compagnon ..... Ik zou Donderdag 1 Maart begonnen. Geert was nog niets veranderd, de gezellige, een beetje melige Geert, dien ik vroeger een beetje spottend op de hak nam. Maar een handige zakenman en dus een waardig leerling van onze Handelsschool. Hij liet me de collectie zien. Pruldingen nu, waaraan ze nu schatten verdienen, maar nog netjes voor deze tijd. En 't zijn toch nog verzilverde koperen wapentjes en leuke speldjes, vooral voor kinderen. Gedachtig aan H. Hugowaard nam is er direct een paar mee. | |
Zondag, 4 Maart 1945- Ik schrijf verder. Dinsdag ging ik weer op stap. Wind gedeeltelijk tegen, toen mee. Ik had voor de Vlaskamps wat snuisterijen en wat wol bij me voor de baby, waarmee wij eigenlijk niets deden. Aan Pien had ik al genoeg wol gegeven. Deze had ik nog bewaard, daarmee had ik nu een plan. Ik wilde er spek voor hebben. Bovendien nam ik m'n fototoestel mee om de kleine te fotograferen, hopend daarmee een fles melk te veroveren. Ik stevende dus eerst op de Vlaskamps af en sprak met hen af de volgende ochtend te komen fotograferen. Nu, dat sloeg in. Dat vonden ze wel zo fijn. Ik gaf alles, en vroeg toen of ze me niet konden helpen aan een fles melk. Nu, dat ging moeilijk, de koeien stonden droog. Ik kende dat liedje wel. Alle koeien staan droog, maar ze hebben er allemaal melk. Er is natuurlijk weinig, maar ik wilde melk hebben. ‘Nu ja, als 't moeilijk gaat, dan wil ik U geen last veroorzaken, Maar ...’ ik schilderde de toestand zwart af en zei zo graag melk thuis te brengen. ‘Maar ik wil U geen last veroorzaken.’ Ik wist toen wel al, dat ik ze kreeg. En zo ging 't met 't spek. Ik vroeg geen bepaald stuk. Alleen iets lekker hartigs voor 't brood van 't Zweedse Rode kruis. Toen naar de Donkers. Daar stalde ik m'n diverse gaven uit. Resultaat, ik kreeg er goed te eten, bleef er als van ouds slapen en m'n rugzak puilde weer uit van goede gaven. Weer een pakje koffiesurrogaat, azijnessance voor 2 Ltr. (azijn is er niet meer), een stuk kaas, 2 pakjes tapioca en ... een fles melk. Ik kreeg weer een pan bruine bonen voor ik wegging en vier boterhammen mee. M'n fiets | |
[pagina 530]
| |
was loodzwaar. Ik had zeker wel 80 p. op m'n fiets. Ik ging op stap naar de Vlaskamps. Daar fotografeerde ik de kleine. Toen moest ik blijven eten. Ik wilde liever weg, maar ze haalden me met een varkenscarbonaat over. Die kon ik niet weigeren. Nu kon ik merken bij een boer te zijn. Heerlijk vet eten, dat hadden ze niet eens bij de Donkers maar dat zijn bouwers. Aardappelen met witte bonen door elkaar en een stuk vlees als ik vroeger niet eens op mijn bord kreeg. En zalige vette jus!!! En bessensap na. Tjonge, ik plofte haast, zo vlak na die bruine bonen. Ik kreeg een fles melk en een stuk prachtige spek van 3 ons. Tjonge, ik was den koning te rijk. Even buiten Hugowaard reed er een jongeman voor me, die steeds omkeek. Bij een kruispunt stapte hij af en vroeg me toen ik passeerde hoe hij moest rijden naar Krommenie. Ik zei hem zo goed te rijden, maar wilde hem niet mee hebben, want meestal rijden ze me te hard. Maar hij reed mee. Met z'n 2en vond hij gezelliger dan alleen en omdat hij net zo langzaam reed als ik, vond ik 't best. Het leek me zo éen, die op zoek is naar een vrouw. Hij vroeg, of ik ook Katholiek was. Hij was 't ook. Maar ik lichtte hem al gauw in, dat ik verloofd was. Het was n.b. ook éen, die in den Helder geboren en getogen is en dezelfde school als de jongensGa naar voetnoot* had bezocht, dus we hadden stof genoeg tot gesprek. En 't was best gezellig, want met die lamme tegenwind (ik tref 't bijna nooit wat dat betreft en zeker niet de laatste tochten) was 't een goede afleiding op die lange saaie polderwegen. Bij Knollendam plofte z'n band en hoewel ik best solidair met hem wilde meelopen ging ik toch maar door. Joop zou me tegemoet lopen en ik was al zo laat gestart. Ik zwoegde dus alleen verder. Bij de Hembrug leek contrôle te staan. Ik schrok me dood. Stel je voor, dat ze me m'n tarwe en spek en melk afnamen. Om te huilen. Maar er gebeurde niets. Ik lag met m'n neus op 't stuur omdat ik zo moe was en veinsde niets te zien. Het was blijkbaar een behoorlijk mens want hij hield niemand aan. Dat zijn anders ook schoften, z.g. Nederlanders, maar waarvoor hun eigen landgenoten dagen zwoegen, pikken zij gemoedereerd af. Maar stop hun een pakje boter of wat shag toe, dan laten ze je gaan. De Duitsers willen ons uithongeren, dus kunnen ze ons moeilijk kalmweg eten laten halen. Maar onze eigen landgenoten helpen ons mee uithongeren ten eigen bate. Want zij hebben alles. Zoals een politieagent, een buur van familie, die 5 mud aardappelen thuis kreeg, terwijl | |
[pagina 531]
| |
hij er nog 3 had, 100 p. tarwe à 12 ct., die geregeld vlees krijgt en wat dies meer zij. En onze familie lijdt honger, dat je angstig wordt als je hen ziet, zo erg, dat Moeder hun van ons schrale beetje bonen wat bonen te eten gaf toen ze bij ons waren. Wij weten wat 't zeggen wil met een knagende honger te zitten. Maar die lui kunnen niets missen. Maar laat ik me niet kwaad maken. Wij zijn nu zo dankbaar. We zijn zo geholpen en hopelijk laat de bevrijding niet te lang op zich wachten en halen we 't zover. Want we hebben toch niet anders dan die suikerbieten en die tarwe, in 't geheel wegend 57 pond dus een overwicht van 7 pond. En 12 p. bruine bonen. Anders hebben we geen peulvruchten meer. Nog een paar pond gedroogde tuinbonen en dan hebben we 2 weken terug 15 p. havermout kunnen kopen à ƒ25.- 't pond. 't Is natuurlijk een geweldige prijs, maar daarnaar kijk je niet meer. Als je maar te eten hebt. Wat smaakte dat heerlijk, dat eerste bordje havermoutpap. Maar melk krijgen we nu niet meer. Die is zeker te schaars. En nu heb ik nog wel shag voor den melkboer. Hij moest 't weten. Dan kwam hij zo melk brengen. Maar met een paar weken zal 't wel beter worden. En tot zover houden we 't wel uit. Maar ik keer terug tot m'n relaas. Op de Hembrug kwam ik Joop tegen. Die schat was me zover tegemoet gelopen. Hij nam de vracht van me over en ik ging er naast lopen. Om half zeven waren we thuis. Moeder doodgelukkig, alles was klaar voor de ontvangst. Ik kreeg een heerlijke witte boterham met boter!! Dat smaakte geweldig. Prachtige grote broden, zoals we ze vroeger hadden. Wat een heerlijkheid. En er gaan zoveel boterhammen uit. ‘Thuis’ waren ze verrukt van m'n gaven die ik zo uitstalde. Ik was en ben nog doodmoe maar de eerste weken hoef ik niet op stap. En nu ga ik weer aan 't werk. Hoe zal dat gaan? Ik was te moe om Donderdag te beginnen en begin nu Dinsdag. Ik hoop, dat ik op die wijze nog eens wat vang voor thuis. Dan hebben we dat voordeel er van en dat is meer waard dan dat geld. |