Onderwijzeres, 35 jaar - Biesbos
Maandag, 8 Januari 1945
- Een snerpend-koude wind jaagt natte sneeuw in ons gezicht als we langzaam gaan in de trieste begrafenisstoet achter de jongens die ‘Tante Bep’ naar haar laatste rustplaats dragen. Drie jonge neven, van Ouboter en Bergmans en anderen van de E.H.B.O.-ploeg torsen de baar en een armzalig, klein troepje mensen baggert rillend door de ijzig-natte bruine sneeuw-en-moddermassa er achter. Het is een onzegbaar trieste dag - een verstenende kou kruipt in me omhoog, als het sneeuwwater door mijn lekke schoenen dringt, doet me huiveren, maar niet alléén van kou! Het is of al het ongeweten en vermoede leed van deze eindeloze oorlog, die ons ieder ogenblik confronteert met de dood in allerlei vorm, is geconcentreerd in deze kleine zwijgende begrafenisstoet door de stille modderige straat van het Brabantse frontdorp; een soldatencape fladdert door een gebroken ruit naar buiten; in wijdopen deuren staan Duitsers hout te hakken en zien onverschillig toe: wat betekent de dood van één ‘Zivilist’ voor hen hier in dit verdammte Holländische Dorf, waar ze in hun winterkwartieren zijn blijven steken en in eentonige regelmaat hun kameraden zien komen en gaan?
Een paar kinderen gluren om de hoek van een huis, rillend in hun dunne kleren en met verkleumde gezichten: een begrafenis was altijd en is nu vooral een attractie in de sleur van iedere dag, nu ze al vanaf September niet meer naar school hoeven te gaan -
De stem van de dominee verwaait in de gure wind, die jaagt over het kale kerkhof en rond de oude grauwe kerk - zijn lange grijze haren fladderen wild om zijn hoofd - hij ziet er bizar uit als een onheilspellend boetgezant; ik hoor niets van wat hij tracht te zeggen tegen de wind in: ijl verklinken zijn woorden, kunnen ons oor en hart niet bereiken, het schijnt ons toe of zelfs God ons Zijn troost en gemeenschap onthoudt en ons als een troepje zielige, bevreesde mensjes alleen laat staan bij dit graf op deze wintermorgen in het jaar 1945! Een enkele dorpeling zoekt beschutting achter de grijze steunbeer en probeert iets van het gesprokene op te vangen het wordt steeds kouder in en om mij, een nameloos verdriet om deze, om àlle ellende in de wereld, waarin we ons van God en mensen verlaten voelen, vervult mijn hart.
De boer Willemans en de twee oudste jongens staan roerloos, zonder tranen, vlak bij het open graf. Wim draagt het schapenwollen