| |
| |
| |
Leraar, 43 jaar - Arnhem
21 September 1944
- In de namiddag verschenen er evenals Maandag jagers. Reeds Maandag waren de enthousiasten getemperd door pessimisten die beweerden dat het Duitse jagers waren, wat toen moeilijk te constateren bleek. Maar nu was 't duidelijk te zien. 't Waren Duitse jagers. Ze cirkelden boven ons en de stad en deden niets, geen schot werd er gelost, maar de stemming zakte aanmerkelijk. Ook van mijn buurman Posener, die als jood, ofschoon na veel vieren en vijven zonder ster, ook schrikkelijk op het eind van de oorlog zit te wachten. Tegen drie uur toog ik naar m'n collega Struik om te zien hoe die het maakte en of hij niet wat opvrolijking nodig had. Nu dat bleek het geval. Hij was voorzien van de slechtste berichten. Nadat ik hem uiteengezet had, dat volgens mijn zegslieden de Engelsen de brug nog in handen hadden en dat de zaak er overigens ook goed voorstond, meende ik als proef op de som een jongen binnen te roepen, die juist voorbij kwam en die op de Rijnkade, vlak bij de brug woont. Nu dat viel deerlijk tegen. Volgens hen was er geen Engelsman in de buurt van de brug geweest en de Engelsen waren al teruggeslagen tot voorbij Heelsum. Ook was dit in strijd met het verhaal dat 's morgens een meisje bij ons gedaan had, die op de markt woonde, maar die het huis om zo te zeggen boven zich had zien afbranden. Die had wel Engelsen op de markt gezien. Trouwens volgens wat ik vandaag hoorde van Bakker moet wel juist zijn: de Engelsen waren bij Ven in de Bakkerstraat en een gedeelte heeft overnacht in de beddenwinkel van Engelsman. Gedeeltelijk teleurgesteld-zelf en althans onverrichterzake keerde ik terug. Onderweg sprak ik nog mevr. Tiemeyer, die al met vier evacué's zat en die de moeilijkheden opsomde, die het koken voor zoveel mensen meebrengt. We zitten nu zonder gas (dat er eerst nog wel was), zonder electra (waardoor ook de radio's voor zover weer te voorschijn gehaald niet werken) en zonder water. Zowel het gebrek aan berichten als aan water is een groot ongerief.
Reeds toen ik heenging hadden er lieden op de uitkijk gestaan of er nog geen transportvliegtuigen aankwamen en inderdaad juist toen ik thuis kwam verschenen de eersten. Toen ontrolde zich voor onze gedeeltelijk verschrikte, gedeeltelijk verbaasde en toch ook bewonderende ogen een schouwspel dat in één woord prachtig zou zijn geweest, als het maar niet zo verschrikkelijk was. Verscheidene
| |
| |
tientallen logge, viermotorige ogenschijnlijk langzaam vliegende toestellen kwamen boven de bomen van de Amsterdamse weg te voorschijn, laagvliegend draaiden ze dan over de Schelmse weg naar 't Noorden en weer naar 't Westen om meestal dicht boven onze buurt een hele serie van parachutes uit te laten, rode of oranje, blauwe, en ook witte. Het was een fantastisch gezicht de gekleurde bollen de een na de ander zich te zien ontplooien en langzaam naar beneden zweven. Eén vliegtuig, dat juist z'n last uitwierp toen het met de Staart naar ons toegewend [was] (we stonden in de open keukendeur te kijken) ontplooide als het ware een hele kluwen van gekleurde bolletjes. Jammer genoeg was er juist een batterij afweergeschut geplaatst op de Bakenbergseweg en dat begon natuurlijk als dol te vuren. Verschillende vliegtuigen, ik zag er een stuk of drie, werden aangeschoten en vlogen zwaar rokend of met een vuurstraal achter zich verder. We zagen de bemanning eruit springen, de parachutes ontplooiden zich. 't Vliegtuig verdween achter de bomen, waar spoedig een zware rookkolom opsteeg. Eén vliegtuig is terecht gekomen op Bakenbergseweg 266 waar een huis geheel vernield werd. Het razende schieten deed ons af en toe de wijk nemen naar de hal, maar we konden niet nalaten van tijd tot tijd weer eens te kijken naar de vliegtuigen en de neerzwevenden parachutes. Twijfel werd er direct al uitgesproken of de parachutes ook parachutisten brachten. Toen het gedonder en gedreun eindelijk bedaarde waren er al direct mensen op straat en 't duurde niet lang of er kwam iemand met een kist aansjouwen, die zo juist gedaald was. Ook de jongens trokken erop uit en waren heel verontwaardigd over de groenteman van Bruggen, die een pak cigaretten had gevonden, maar die er niets van wou uitdelen. Toch kwamen ze later nog met een Engelse sigaret thuis. 't Schijnt dat de hele partij voorraden bedoeld is geweest voor het Engelse leger, dat deze streek bezet heette te houden, maar 't is verkeerd terecht gekomen (veel in de Lichtenbeek en in Warnsborn waar nog geen Engelsen zaten). Of er behalve de bemanningen van de neergeschoten vliegtuigen nog andere parachutisten gedaald [zijn,] heeft eigenlijk niemand kunnen vertellen. Wel kwam er onmiddellijk na afloop een Duitse pantserauto aanrijden, die tegenover ons huis een ogenblik stil hield, maar spoedig weer verdween omdat er niets te doen viel. De aanval als het zo mag heten begon om ca kwart voor vijf, zodat toen de rust weer teruggekeerd was de middag al was verstreken. Het avondmenu aten we de laatste brood- | |
| |
voorraad plus de overgebleven worteltjes, die inmiddels gaar waren geworden. Machine geweervuur rondom deed je geloven, dat er nog door troepen in de omgeving gevechten werden geleverd. Hoe de toestand in de stad was kon niemand met zekerheid zeggen ofschoon vrij algemeen de pessimistische mening gold dat de stad en de brug in Duitse handen waren.
De nacht was weer rustig. Behoudens wat schieten af en toe.
Woensdagmorgen waren we nog maar kort op of we werden verschrikt door hevig schieten van vrij zwaar, niet verafstaand geschut. De projectielen vlogen precies in de richting Jos. Israëlslaan Oost-West. De eerste keren vloog iedereen een deur binnen om dekking te zoeken, maar al spoedig wende ook dit en zette men z'n praatje aan het hek voort terwijl de projectielen, die men ook kon zien vliegen hun verderfbrengend werk verrichtten en enige seconden nadat ze overgevlogen waren in de richting Oosterbeek met doffe knallen ontploften. Het geschut dat op 't ogenblik (Donderdagmiddag) zich nog af en toe laat horen schijnt te staan aan de bosrand van Zijpendaal bij de Kallenberg.
De familie Donner heeft evacué's gekregen, een oom en tante, die onder aan de Oranjestraat bij de Utrechtseweg een dag of twee in de kelder hebben doorgebracht omdat op Lombok (zo heet die buurt) gevochten werd tussen Duitsers en Engelsen, die naar het heet om beurten de huizen binnenkropen en op elkaar schoten. Dit gezelschap was voor mevr. Donner al heel ongeschikt, daar de oom, die n.b. van Duitse afkomst is en dit in zijn spraak ook in 't geheel niet verloochent, niets anders deed dan klagen en schrikwekkende verhalen ophangen over het verblijf in de kelder. Ik trof dan ook de familie Donner met vage plannen om naar Beekbergen te trekken, waarvan ik ze af wist te brengen. Jaap, die met Posener op weg was om water te halen kwam na heel lange tijd terug, maar met water. Dit water is het grootste probleem. Ook de stroom vluchtelingen sommigen uit de stad, de meesten uit Arnhem West (omgeving Oranjestraat etc) neemt toe. Het huis van bewaring is ook leeg, tenminste één of 2 onzer buurtgenoten, die aldaar verbleven zijn terug. Dit schijnt verband te houden met de brand op de markt, waardoor ook het huis van bewaring in gevaar verkeerde. Voor de vluchtelingen is een evacuatiepost ingericht. Ze komen rond om te vragen hoeveel vluchtelingen je kunt herbergen. We hebben aangeboden er eventueel twee te nemen. In ons blok zijn er nog maar
| |
| |
weinig. Alleen Brandsen heeft een juffertje opgepikt, dat uit Arnhem gevlucht naar Oosterbeek wou, waar haar ouders wonen en op de Amsterd. weg liep te huilen. Oosterbeek bleek op dat moment weer niet bereiken, althans een politie-inspecteur ontraadde ten sterkste om er heen te gaan.
Het menu 's middags was zoete appeltjes. De kachel bewijst alweer goede diensten ofschoon we met open ramen en deuren moeten stoken, want het is mooi zonnig najaarsweer. Na de middag toog ik met Posener erop uit om voor hem water te halen. De jongen gingen ook op weg, maar die bleken later heel ergens anders heen te zijn. Onderweg naar Mariëndaal hoorden we, dat aldaar de pomp stuk was, maar de hr. Klompmaker wist een ander adres n.l. bij zijn ouders. Dus liepen we de A'damse weg af naar de stad. In de verte hadden we een troepje Eng. krijgsgevange gezien. Ze gingen toen richting Ede. Terwijl we stonden te wachten verschenen er weer een paar vliegtuigen, waarop hevig geschoten werd, zodat we onze toevlucht in de schuur zochten waar 't water werd getapt.
Juist toen we ons gereedmaakten terug te gaan kwam er een colonne van ca 120 man krijgsgevangen langs, stadwaarts. Voor op een paar man in burgerkleding, partisanen waarschijnlijk wier uren dus vermoedelijk geteld waren, tenzij het onwaarschijnlijke verhaal waar is dat de hele colonne ontvlucht is tijdens het hevige schieten, dat er kort daarna volgde. 't Waren kerels van allerlei slag oudere en jongere. Nauwelijks op de terugweg begon de schietpartij weer, waarop ik voorstelde, maar weer in een berm te kruipen, maar Posener meende, dat het niet nodig was en als oud-officier (hij stond 1914-18 vier jaar onder de wapenen o.a. in Italië) kan hij er wat verstand van hebben dus wandelden we verder. Onderweg kwamen [we] diverse wateremmers en teilen tegen die in de steek waren gelaten door mensen, die aan het schuilen waren. Ondanks her watergebrek handhaven we 'smiddags het theedrinken. De jongens kwamen later terug met het verslag van hun expeditie. Ze waren langs de Bakenbergse weg gekomen, waar het neergekomen vliegtuig lag en veel materiaal door de vliegtuigen uitgeworpen. De weg zelf was afgezet zodat ze om hadden moeten lopen, wat de zaak moeilijker, maar ook interessanter maakte. In ieder geval hadden ze zowat over het beschadigde vliegtuig heengelopen en waren vol enthousisme voor de wonderen van de Amerikaanse of Engelse techniek.
| |
| |
Daarna toen wij zoals een groot deel van de dag bij 't hekje stonden te praten en te kijken ontstond er plotseling een run op de Van Goghstraat. Ditmaal waren het geen parachutes, die de mensen in beroering brachten, maar er kwam brood. Ik rende er dadelijk heen en weer terug, want volgens het gerucht waren er stamkaarten nodig. In die tien minuten voor de verkoop begon speelde zich weer de gehele geruchtenmisère af, die deze dagen ons lot ook moeilijker maakt en die in dagen van spanning onvermijdelijk schijnt. ‘'t Brood is alleen voor evacué's’, ‘'t Brood is voor iedereen’. ‘Je moet je stamkaart meebrengen, de oude’, ‘nee de nieuwe’, enz. Tot er eindelijk klaarheid werd gebracht door iemand van de luchtbescherming blijkbaar (hij had een helm op) die probeerde de mensen in rijen op te stellen en die verkondigde: twee A-bons en twee dubbeltjes gereed houden. Toen ging het vrij vlug. De ene deur in, de andere uit en ik had één broodje.
Nadat een paar buren onder leiding van Jaap 's middags nog geprobeerd hadden de sproeikraan in 't gazon voor ons huis water te doen geven, ontstond er 's avonds een heel tumult en komisch tafreel bij de brandput voor ons huis. Maar ik sla wat over. Tegen een uur of half zes stelde ik j[uffrouw] Salm voor om even in 't Diaconessenhuis te gaan informeren of de hr. Overmeer daar aangekomen was. 't Heette, dat de patiënten van het St. Elisabethsgasthuis daarheen vervoerd waren. Onderweg verschenen er weer jagers en werd er alweer geschoten, zodat ik in dubio stond of ik zou schuilen. Maar ik bereikte ongedeerd 't Diaconessenhuis, nadat ik onderweg nog collega mej. Bertels bezig had gezien met het onderbrengen van geevacueerde mensen. Ze zaten in de door de weermacht verlaten huizen bij de H. Hartkerk. Karel Overmeer bleek niet in 't Diaconessenhuis te zijn, een twintigtal patienten was er achtergebleven met verplegend personeel. Een van de dragers van de Rode Kruis brigade vertelde hoe ze Zondagnacht waren opgebeld door een Engels officier met verzoek de zorg voor de gewonden op zich te nemen. In 't Elisabethsgasthuis schenen beurtelings Engelsen en Duitsers gezeten te hebben. Intussen wachtte ik even want er verschenen weer vliegtuigen met parachutes uit te werpen ditmaal blijkbaar beter raak en van ons gerekend wat verder weg. Manoeuvrerende jagers schoten nog een tijdje, daarna ging ik verder, liep even bij coll. Struik binnen, maar moest er nog vrij lang blijven schuilen, want nog steeds knetterde het afweervuur en dreunde de
| |
| |
motoren der vliegmachines. Tegen 7 uur was ik thuis van mijn expeditie, 't Avondbrood werd vervangen door tomatensoep met het restant zoete appeltjes. Daarna het geval van de brandput. Daar zit voor 't geval de waterleiding weigert in geval van brand een grote hoeveelheid water in. Hoe 't bericht zich zo gauw verspreidde, maar iemand schijnt er voor een of ander evacuatiedoel water uit te hebben willen halen en in een ommezien stonden en lagen er tientallen mensen om het geopende putdeksel. Eerst kon men het water eruit scheppen, maar spoedig was de waterspiegel gezonken en moest er met een touw aan de emmer gewerkt worden. Ik had me in de rij opgesteld met een emmertje voor juffr. Meyer, die slecht ter been is. Of liever gezegd, 't was een soort stervormige rij, ze drongen en duwden aan alle kanten. Plotseling verscheen er iemand, die blijkbaar inderhaast een politiejas had aangeschoten en die begon regelend op te treden, probeerde ons in rijen van 3 te plaatsen en verzocht assistentie daarbij. Juist meende ik me voor die assistentie beschikbaar te moeten stellen, toen er weer iemand verscheen, ditmaal met een brandweerhelm op (welks gelijke ik nog nooit eerder in Arnhem gezien had), zodat het wel een liefhebberij-komedie leek en die deed met een krachtig gebaar de put weer dicht. ‘Ziezo nu heb ik mijn plicht gedaan’. En hij ging, waarop men opnieuw probeerde de put te openen. Toen kwam de politie-inspecteur Herberts, die bij ons in de buurt woont en die werd erbij gehaald. Juist had die als zijn mening verdedigd, dat we het water konden gaan gebruiken, toen er weer iemand verscheen ditmaal met een waterleidingpet op, die tegenover de inspecteur begon te verdedigen dat het water voor brand bewaart diende te worden. Na lang heen en weer praten, waarbij ook Eddy een duit in 't zakje deed (maar dat was omdat hij verstand van brandputten heeft, want hij heeft de eigenste brandput op een kaart van gemeentewerken met een cirkeltje moeten aanteken), werd er besloten, dat er geen water verstrekt zou worden, als bewijs waarvan de inspecteur nog een hele tijd stijf en strak op het putdeksel bleef staan. Onderwijl gaf de waterleiding-meneer nog allerlei interessante verhalen ten beste. Zo vertelde hij op onze vraag waarom er in de stad niet geblust had kunnen worden, dat de Duitsers het verboden hadden. Ze hadden wel kunnen blussen. Het gebouw van de Germaanse SS hadden ze wel niet kunnen behouden, maar ze hadden om acht uur gewaarschuwd om tien uur de brand onderdrukt.
|
|