Dagboekfragmenten 1940-1945
(1954)–T.M. Sjenitzer-van Leening– Auteursrechtelijk beschermd
Huisvrouw, 59 jaar - Den Haag
| |
[pagina 384]
| |
stoppen, maar zag het hopelooze hiervan in. Alle zes schaarden zij zich om de radio, waarvan Jo handig gebruik maakte om Mijnh. en Mevr. de deur uit te loodsen, die gingen toen maar in het donker de trappen af, op zoek naar een deur waarachter zij konden verdwijnen, wat hun niet gelukte, omdat alles op slot was, en zij hadden niet de sleutel, waarmede zij al eens geoefend hadden. Die oefening was ook niet berekend geweest op dat de monsters direct bij onze bovendeur zouden bellen, maar was afgestemd op de benedenbel, dan hadden wij immers tijd genoeg gehad om ze te laten verdwijnen. Onderwijl stonden de zes helden de radio te bewonderen en in te pakken en één van hen zei schamper: ‘jammer hè voor de laatste tien dagen?’ Nou hij schijnt een voorziende geest te hebben gehad, want de geallieerden zitten nu al in Maastricht, dus kan het best zijn dat wij over tien dagen bevrijd zijn. Maar op dat oogenblik waren wij geen van allen in stemming op daarop in te gaan, dus zwegen wij, maar Jo nam de gelegenheid te baat, om de nieuwsberichten die wij van de heele week toevallig nog in de la van het buffet hadden liggen, in haar directoir te stoppen. Kees B. neemt ze anders altijd Zaterdags mee, maar nu had hij ze toevallig hier gelaten, omdat hij voorzichtig moest zijn, daar er weer razzia's gehouden werden. Met dat al hadden wij er leelijk mee in kunnen loopen. Geurt moest zich aankleeden en werd bevolen mee te gaan. Rob zijn kamer werd nog even doorzocht, maar zij lieten hem verder ongemoeid. Zij gingen nu gelukkig gauw weg, maar namen meteen nog naast ons een onderduiker mee, die zeker ook verraden was. Wij zaten nu in zak en asch, waar zij Geurt naar toe zouden brengen en of zij terug zouden komen om onze boel in beslag te nemen. Van Mijnh. en Mevr. hebben zij geen notitie genomen, hoewel zij Mevr. op de trap in haar pyama tegen kwamen en haar vroegen of zij aan het wandelen was, waarop zij haar bloed voelde verstijven ‘zooals het heet in romans’ zij dacht: nu is het gedaan met ons, maar zij lieten haar ongemoeid, dachten zeker dat het een andere bewoner was. Mijnh. liep in zijn consternatie op bloote voeten naar beneden en toen de zes bandieten met Geurt erbij weg waren, gingen Jo en Rob Mijnh. en Mevr. weer opdiepen. Wat hadden zij in doodsangst gezeten, en wat zijn wij daar als door een wonder door gerold. Want dit was heel wat erger geweest dan de radio als zij dit hadden ontdekt. Wij hebben 's morgens al van alles naar beneden gebracht, uit angst dat zij terug zouden komen. Leyenaar kwam al vroeg hier, hoewel | |
[pagina 385]
| |
het Zondag was, om te vragen of hij ergens mee kon helpen. Hij was met de toestand op de hoogte, omdat zijn zoon, die ook onderduiker is, beneden slaapt. Hij had wel nergens iets van gemerkt, maar, Jo en Rob gingen hem het 's morgens vertellen, hij schrok geducht ‘ben ik daar even goed afgekomen’ zei hij. Wij waren nog druk aan het sleepen toen Geurt plotseling, het was ongev. 11 uur 's morgens, weer voor ons neus stond, hij was weer vrijgelaten, op voorwaarde dat hij maandagmorgen voor 12 uur ƒ500.- stortte en de kwitantie op het nassauplein bracht bij de moffen. Die zes bandieten, die 's nachts bij ons waren geweest waren Nederlanders!!! of te wel landverraders!!! Geurt natuurlijk hevig van streek over de angst die hij had uitgestaan, met een kalmerend middel hebben wij hem in bed gestopt en 's avonds was hij er weer overheen... |
|