Handelsvertegenwoordiger, 48 jaar - Amsterdam
9 November 1943
- En ik ga maar weer naar Rotterdam. Het is meer om mijn vrienden te ontmoeten dan wel voor zaken. Ik heb niets aan te bieden en koopen in mijn vak ho maar. Er is niets meer. En prijzen waar je van achterover slaat.
En ik ga met vriend Schillemans de lunch gebruiken. Doe je dat dan weet je dat je een lollige middag te wachten staat. Chris is een jolige baas en dan op zijn leeftijd. Gelijk hebt hij. Waarom ook niet. Zoo lang alles in het fatsoenlijke blijft en daar zorg ik voor. We eten bij de Verguld Spinnewiel. Hier merk je niet eens dat er oorlog is. Zonder iets te vragen staat er een borreltje en zonder dat je er om vraagt volgt No 2. Maar dan is het ook op. Alle klanten krijgen dat. Maar een gebakken schol kost ƒ10.- En ik geef op kantoor nog altijd ƒ4- op voor onkosten. En als mijn baas dit nog eens mocht lezen dan zal hij wel zeggen Nu Willink dan moet jij op de een of andere wijze toch wel hebben moeten scharrelen om dat voor elkaar te brengen. Dat is ook zoo. Maar dat hindert ook niet. Hoofdzaak is dat wij allen door de oorlog komen en gezond zijn. Wat daarna komt zullen we wel zien en daar ben ik ook niet bang voor. We zouden het gevoegelijk kunnen betitelen als dat wij allen, maar daar bedoel ik zoowel mij zelf, de klanten alle inkopers, maar dan ook allen een streep zetten onder of achter deze tijd en dat wij allen weer moeten probeeren ernstig weer eerlijke fatsoenlijke menschen te worden. Dat wil niet zeggen dat wij nu onfatsoenlijk zijn, verre van dat, maar de omstandigheden dwingen ons er toe.
Wij ontmoeten alle mogelijke vrienden. Daar hebben we Barkhuis, Kassies, Rijk van Ommeren, Daan van P-S. En we drinken gezamenlijk nog een paar glaasjes schiedamsch vocht. Zij het tegen wel wat hoogere prijs. En we hebben lol. Moppen worden er getapt. En ruilhandel is er genoeg. Ik vraag v.d. Kaaden of hij voor potten en pannen kan zorgen. Heb er tegen over als premie eenige flesschen Ranja. ‘Of ik geen jenever hebt, vraagt hij. En Daan wil koffie ruilen voor een konijn. En Schillemans beloofd mij een konijn voor de Kerstdagen. En Barkhuis die mij 50 busjes Vebus terug wil sturen, lijm ik met een flesch Ranja. Het is een gesjaggel van wat heb ik jou daar. En ondertusschen loopt de kelner bedrijvig heen en weer. Iemand stelt voor om het lied van de ouwe Taaie te zingen. De stemming is er en het is pas 2 uur. Dan gaan we naar de Beurs. En daar volgt een