Gymnasiast, 16 jaar - Hengelo (Overijsel)
1 Mei 1943
- Plotseling hoorden we schieten met mitrailleurs in de richting van de Weideweg. Snel liep ik naar zolder en tussen de huizen door zag ik daar de mensen hard weg lopen, met fiets en al de kerk in.
Beneden gekomen zag ik Aad weer naar huis gaan en Karel weer van den dokter thuis komen. Het was toen ongeveer kwart voor 10. Eventjes stonden we nog te praten en toen gingen we maar afwassen. Daar waren we druk mee bezig, toen we plotseling onze achterburen Evie Nijhuis en zijn Moeder het hekje achter in zagen rennen, terwijl ze maar steeds riepen: ‘Daar heb je de Duitsers. Ze schieten zo maar door de huizen!’ En meteen zag ik ook een Duits onderofficier achter de schuilloopgraaf vandaan komen met een opgeheven snelvuurkarabijn in handen.
Toen kreeg ik ook de schrik in de benen en vluchtte ik door de inmiddels door Evie geopende voordeur over straat naar de overburen, de Robertussen, waar ik met de kinderen van die, Kees en Annetje, en Juffrouw Nijhuis, die heel erg zenuwachtig was en Evie in de kelder ging.
Juffrouw Nijhuis riep maar steeds dat we de kelderdeur dicht moesten doen en het licht uit moesten doen.
Een paar minuten later zei Mevrouw Robertus dat we maar weer weg moesten gaan, want dat mijn Moeder met 2 Duitsers gepraat had, die gezegd hadden dat er niets was. Toen gingen we maar naar huis, waar Moeder vertelde dat ze voorafgegaan door Karel, die zonder haar te kennen, maar aan Mevrouw Spaay onze andere overburen à bout portant gevraagd had waar de kelder was en daarna daarin liep. Even later kwam Moeder ook binnen, waarna Mevrouw Spaay, die verder alleen thuis was, de baby van boven ging halen. Zij wilde net ook de kelder binnengaan toen dezelfde Duitse onderofficier, die ik gezien had, met een gewone soldaat de keuken binnentrad, doorliep naar de kelder en met het snelvuurgeweer omhoog in de kelder gericht, vroeg: ‘Wo ist der Mann?’
Daarop kwam Karel naar boven met Moeder, die verder met hem in het Duits praatte. Hij vroeg waarom ze wegliepen. ‘We hadden horen schieten’. ‘Waarom stond U niet stil toen ik “halt!” riep?’ Dat hadden Karel noch Moeder gehoord, waarop de militair zei, dat hij in het vervolg schoot als iemand niet stilstond als hij aangemaand