Journalist, 48 jaar - Amsterdam
19 Maart 1941
- Zopas sloeg met een zware plof de buitendeur in 't slot. 't Is kwart over twaalven en om twaalf uur moet alles binnen zijn. Even vlijmt het door je heen: ‘Daar zijn ze!’ Er klinken voetstappen op de trap. Ze houden stil voor de deur, gaan verder. Hoger. 't Was blijkbaar alleen maar iemand, die stout was en niet betrapt werd. En toch ... Je wacht, legt je boek neer, luistert scherp. Niets. Je lacht zacht. Nog niet.
Er zijn gevangenen teruggekeerd, anderen hebben ze nog gehouden, nieuwe halen ze. Vaak 's nachts. Zo tussen twaalf en één. En dan moet de deur zo in 't slot vallen als zo pas en dan moeten de stappen zo klinken op de trap ook als zo pas...
Dat is de sfeer van nu. Detectivestories?
Niet in het minst. Het is de lugubere waarheid. Wij zeggen als wij afscheid nemen van elkaar niet ‘tot ziens!’ of een kameraadschappelijk ‘Tabeh!’ Wij zeggen: ‘Sterkte!’ en ‘Hou je goed!’ We weten niets van straks, we weten nog minder van morgen. We horen verhalen over ‘hoe het gegaan is daar!’ Er hield een overvalwagen voor de deur stil, er stapten een paar mannen uit. De meesten kregen niet eens de tijd om zich behoorlijk aan te kleden. Een vrouw, die afscheid wilde nemen van haar man werd weggestompt. Zo gaat dat.