Dagboekfragmenten 1940-1945
(1954)–T.M. Sjenitzer-van Leening– Auteursrechtelijk beschermd
Inspecteur van politie, middelbare leeftijd, NSB-er
| |
[pagina 34]
| |
met 2 harde houten banken. Door de matglasramen kunnen we niet naar buiten zien alleen van boven een smal reepje. Af en toe luchtalarm worden ook eventjes gelucht. Hebben niets te rooken en kunnen ook niets krijgen. Zijn zeer ongerust over onze vrouwen en kinderen. Die van M ..... waren ook weggehaald. Allemaal verraad door joden en andere anti nationaal socialisten. In mijn geval werd ook een briefje ingezonden, anoniem met de bemerking, dat ik N.S.B.er was. Dat was blijkbaar het eenigst argument dat tot interneeringsbesluit leidde. ..... P ..... heeft het nog al eens te kwaad met zijn zenuwen. Joop is heel flink en wij spreken elkaar als maar moed in. Spelen 's middags domino en maken loopoefeningen om wat fit te blijven. Het eten is abominabel slecht. 's Morgens grof brood met een schimmetje boter: melk met wat water en 's middags bruine boonen in een blik met gemeen vet. Haast niet te eten: moeten toch eten om fit te blijven. Wij hopen nu van harte dat de Duitsche troepen snel oprukken want de toestand is zóó dat zij onze bevrijders moeten worden, 's Avonds half negen is het bedden opmaken en we worden elk in een ijzeren kooi gesloten. Voor deze schande dient tol te worden betaald en zij zal worden betaald. De toestand is bijzonder pijnlijk en we hebben alle zelfbeheersching noodig om ons op te houden. Zoo denken we dan den nacht in te gaan. Ik ben nog al optimistisch: we zagen n.l. den vorigen avond veel vluchtelingen met autobussen en auto's uit het Gooi komen en dat wees er wel op, dat ons leger steeds in de terugtocht was. Zij komen dus zeker maar wat zal er gebeuren, als het nog even duurt. Ik maak me soms ongerust er over, dat er excessen zullen plaats vinden door Joden en rooden op Duitschers en N.S.B.ers en dat wij een kwade kans loopen, als ze ons vinden of cipiers zich op ons willen wreken. Wij liggen echter nog maar kort te bed, als ik buiten lichtschijnsels opmerk. Joop slaapt al en Wim ziet het ook. Wij kunnen niet uitmaken, wat het is en ik denk dat het de maan is, maar het lijkt me wel wat te rood. Dan hooren we stappen in den gang en het rammelen van sleutels. De deuren worden opengemaakt en 2 cipiers roepen ons toe, dat we moeten opstaan en dat we vrij zullen zijn. Groote ontroering maakt zich van ons meester. Welk een vreugde. Er is, zoo zeggen zij, wapenstilstand, daar het Nederlandsche leger nergens zijn posities kon houden en ten slotte in een bange vlucht overging. De IJselstellingen werden genomen; de Grebbelinie doorbroken met een lawine van pantser en tankmateriaal | |
[pagina 35]
| |
zoodat ons arme jongens afgeslacht werden. Het was beestachtig: dit was de kroon, de doornenkroon op het werk der democraten. Tienduizende van onze arme kerels vonden daar den dood. Toen vond de democraat het genoeg en legde hij de wapens neer. 5 dagen van verschrikking gingen over ons land. Nu zijn we vrij. ..... Kp Willem is er met de politieauto en we rijden naar het Hoofdbureau. Hier ontvangen door ..... Bakken nu zoete broodjes: wisten niet, dat we het zóó slecht hadden. Heb ..... gezegd, dat ik hem hartgrondig had verwenscht en wees ik hem er op, dat hij de verantwoordelijke man was. ..... noemde mij bij den voornaam en zeide dat het hem het hart brak toen hij de mededeeling aan mij moest doen. Enfin, wat er van zij, wij waren vrij en met opgeheven hoofd toonden wij ons aan de verbaasde druilooren van het Hoofdbureau. Krijgen de wapens terug en ik ga met de auto van de H.C.Ga naar voetnoot* naar huis. Een wederzien: welk een ontroering, Marie en de kinderen weer te zien. Kloos en Jet, Piet Sikkens en Agnes, zijn vrouw, komen ook aan. Heerlijk, heerlijk - het leed is geleden. Onze dag komt. |
|