10 sondag.
27 vraa. Wat verstaatge door Gods voorsienigheit?
Ant. Gods almagtige, ende alom teegenwoordige kracht, door welke hy heemel, ende aarde, midsgaaders alle schepselen, gelyk als met syn hand, noch onderhoudt, ende alzoo regeert, dat loof, ende gras, reegen, ende droogte, vruchtbaare, ende onvruchtbaare jaaren, spyse, ende drank, gesondheit, ende krankheit, rykdom, ende armoede, ende alle dingen, niet by gevalle, maar van syne vaaderlikke hand ons toekoomen.
28 vraa. Waar toe dient ons datwe weeten, dat God alles geschaapen heeft, ende noch, door syne voorsienigheit, onderhoudt?
Ant. Datwe in alle teegenspoed geduldig, in voorspoed dankbaar zyn moogen, en in alles, dat ons noch toekoomen kan, een goed toeversigt hebben op onsen getrouwen God, ende vaader, dat ons geen schepsel van syne liefde scheiden zal, aangesien dat alle schepsels alzoo in syne hand zyn, datse teegen syne wille sich noch roeren, noch beweegen kunnen.