Davids Psalmen
(1674)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtvrij
[pagina 374]
| |
Looft hem, in syn magtig sterk
Uitgetpannen heemelperk.
Looft hem, om syn moogentheeden.
Looft hem, naa 't veelvoudig blyk
Van syn groot, en heerlik ryk,
Daar om hoog, en hier beneeden.
| |
2.Looft hem, onder lof, en dank,
Met het luid basuingeklank.
Looft hem met de harp, en luit.
Looft hem met den trom, en fluit.
Looft hem met veel snaarespellen,
En nochtans eenpaarlik wel.
Looft hem met het orgelspel,
Laat dat ook syn lof vertellen.
| |
3.Looft hem met het hel metaal
Van 't welklinkende cimbaal.
Looft hem met het schel metaal
Van dat lieffelyk cimbaal,
Dat ons juichen doet, en springen,
Alles watter aadem heeft
Loof den Heere, diese geeft.
Looft den Heer voor alle dingen.
Het einde der psalmen.
|
|