Davids Psalmen
(1674)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtvrij
[pagina 330]
| |
Indien de Heer de stad niet houdt,
En self bewaart, by dag, en nacht,
Men waakt vergeefs, daar helpt geen wacht.
| |
2.Vergeefs is 't datge vroeg opstaat,
Heel laat eerst neersit, nat van sweet,
En brood, met smart gewonnen, eet,
Helpt God u niet, met raad, en daad,
Zo geeft hy, sonder raap, en schraap,
Syn welbeminden kost, en slaap.
| |
3.Want sie ook, heeft uw disch een kroon
Van fraaije soons, zo kloek, als teer,
Dat erfdeel kreegtge van den Heer.
De vrucht des buiks is puur een loon
Van 's Heeren onverdiende gunst,
Men wintse door vernuft, noch kunst.
| |
4.Gelyk de pylen in de hand
Van kloeke helden vaardig staan,
Om op hun vyand af te gaan,
Zo houdt een soon, des noods, ook stand,
Besonder die van 's vaaders jeugd,
Hy is hem oud syn scherm, en vreugd,
| |
5.Gelukkig is de man daar aan,
Die synen kooker, schoon verguldt,
Van sulke pylen heeft gevult,
Geen schaamte zal syn wang beslaan,
Als een van hun, voor 't poortgericht,
Hun vyand spreekt, als valsch beticht.
|
|