Davids Psalmen
(1674)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtvrij
[pagina 321]
| |
2.O gy bedriegers, vol van boosheit,
Wat geeft uw tong u, door haar loosheit?
Wat vrucht is 't, datse, door 't beploegen
Van loogenland, u toe zal voegen?
Slechs scherpe pylen, als, geschooten
Van magtigen, door 't borstbeen stooten,
Met vuur, zo heet, in uw gemoed,
Als koolen van jeneevergloed.
| |
[pagina 322]
| |
3.Ai my, dat ik, by Mesechs erven,
Zo ruimen tyd, als vreemd, moest swerven!
Zo lang, by Kedars woeste soonen,
In syne wilde tent, bleef woonen!
En, als van God, en mensch verlaaten,
Noch woon by die den vreede haaten,
Wat valt dat voor myn ziele bang?
Helaas, het duurt haar veel te lang.
| |
4.Ik ben gansch vreedsaam in myn wandel,
En spreek ik dies van vreedehandel,
Sy grypen strax na pyl, en boogen,
En willen aan het ooreloogen.
|
|