Medea
(2002)–Jan Six– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |
[eerste toneel]
Creüsa. Jason.
Creüsa
'k Verheug my dat gy zijt verdreven:
Ga naar eind278
Door dien mijn min te schoonder toont,
Ga naar eind279
280[regelnummer]
Om dat gy niet en waart verheven,
Ga naar eind280
En uw verdiensten onbeloont.
Ga naar eind281
Jason
In plaats van kroon op kroon te steig'ren,
Ga naar eind282
Wowd' ik (wanneer gy maar mijn beê'
Ga naar eind283
Wowd' horen, en geen liefde weig'ren)
Ga naar eind284
285[regelnummer]
Regeerder wezen van het vee.
Creüsa
Ik waar met u getroost te leven
Ga naar eind286
Gantsch slecht; als gy my maar verkoost,
Ga naar eind287
Mijn lief, ik waar genoeg verheven;
Mijn wensch, ik ben met u getroost.
Ga naar eind289
Jason
290[regelnummer]
Princes, waar vind men uws gelijke?
Gy hoeft geen siersel om uw hooft;
Ga naar eind291
Want gowddraad voor uw hair moet wijke',
Uw blanke hals de perlen dooft.
Ga naar eind293
Creüsa
Al wat 'er lieflijk is, mijn waarde,
295[regelnummer]
De held're zonne met zijn licht,
De leliën, de rozen aarde'
Ga naar eind296
Al naar u lieflijk aangezicht.
Ga naar eind297
Jason
De dochters die men schoon mach noemen,
Ga naar eind298
By u geleken, minder zijn
Ga naar eind299
300[regelnummer]
Dan by de lely slechte bloemen,
Ga naar eind300
Dan sterren in de zonneschijn.
Creüsa
En gy Lief, die men uit ziet steken
Ga naar eind302
Als and're helden by u staan,
Gelijkt de bomen langs de beken
305[regelnummer]
Die 't slechte riet te boven gaan.
Ga naar eind305
| |
[pagina 72]
| |
Jason
Beminde bomen, op wiens stammen
Zo vele minnetekens staan,
Ga naar eind307
Als aan des hemels zalen vlammen,
Ga naar eind308
Als aan uw takken groene blaân.
Creüsa
310[regelnummer]
Eens, zo gy my daar kwaamt verrassen,
Ga naar eind310
Zeid' ik: al zijn de letters teer,
Ga naar eind311
Uw naam zal met de boom noch wassen;
Ga naar eind312
Ik dacht: mijn liefde kan niet meer.
Ga naar eind313
Jason
'k Heb u zo lief als bei mijn ogen;
315[regelnummer]
Of and're toornig zijn of goet,
Ga naar eind315
Als wy maar t'zamen leven mogen,
Zostoot ik alles met de voet.
Ga naar eind317
Creüsa
Als noordersterren zijn uw ogen,
Ga naar eind318
Mijn welvaart drijft op haar gena;
Ga naar eind319
320[regelnummer]
Wat zowd ik beter wenschen mogen
Ga naar eind320
Als zulke leidslui, waar ik ga?
Ga naar eind321
Jason
Uw' ogen krachtig in 't bekoren,
Ga naar eind322
Bewaren my, mijn zonneschijn;
Ga naar eind323
Wat waar ik beter als verloren,
325[regelnummer]
Indien ik zonder die zow zijn?
Creüsa
Kom Jazon, laat ons vorder treden;
Ga naar eind326
Mijn Lief, en voogtheer van mijn hert;
Ga naar eind327
Daar gy met lofzang en gebeden
Ga naar eind328
Gedurig aangesproken werd.
| |
[tweede toneel]
Medea. Creon. Enioche.
Medea
330[regelnummer]
Zie daar de trowstoet gaan! ik zal die vreugt
verhind'ren,
En zien, of door hun leet mijn lijden kan vermind'ren.
| |
[pagina 73]
| |
Creon
Wel hoe, of zich Medé noch uit mijn Rijk niet spoeit?
Ga naar eind332
Die pest! dat landbederf! wat laat zy ongemoeit?
Ga naar eind333
'k Had andersins met haar te leven voorgenomen,
335[regelnummer]
't En waar het Jason had met bidden voorgekomen:
Ga naar eind335
Ei, zie hoe fier zy treed; zy komt recht op ons aan:
Ga naar eind336
Mijn lijfwacht weest 'er voor, en doet haar van ons staan.
Ga naar eind337
Hoe lange zal ik u noch voor mijn ogen lyen
Ga naar eind338
Medea? voort, van hier met al uw schelmeryen.
Ga naar eind339
Medea
340[regelnummer]
'k Wist garen eerst waarom, wat schelmstuk of 't my
doet?
Ga naar eind340
Creon
Noch vraagt die goede vrow; waarom zy vluchten moet.
Ga naar eind341
Medea
Hoort reden, pleegt gy recht; dwingt, wilt gy overheren.
Ga naar eind342
Creon
Of dwang of niet, gy zult hun horen die regeren.
Ga naar eind343
Medea
Noit Rijken zonder recht genoten lange vreê.
Ga naar eind344
Creon
345[regelnummer]
Ga, klaag dat t'huis.
Medea
Ik ga; die my hier bragt, ga meê.
Creon
Uw vonnis is gevelt, dies voegen hier geen woorde'.
Ga naar eind346
Medea
Die vonnis velde voor hy bei de zijden hoorde,
Al doet hy recht, noch heeft hy onrecht recht gedaan.
Ga naar eind348
Creon
Maar hebt gy d'onschuld wel van Pelias verstaan?
Ga naar eind349
350[regelnummer]
Doch, zeg eens op; en laat uw schone zaak eens horen.
Ga naar eind350
Medea
Ik weet hoe zwaar het valt te matigen zijn toren
Ga naar eind351
Als die ontsteken is, en hoe het hem behaagt
Ga naar eind352
Te doen het geen hy wil, die in zijn handen draagt
Den koninklijken staf; dat heb ik kunnen leren
| |
[pagina 74]
| |
355[regelnummer]
In mijn heer vaders hof; hoe zeer zy my braveren,
Ga naar eind355
'k Was in de wieg Prinses; 'k wierd eertijts hoog geacht,
En blonk gelijk de zon, die ons heeft voortgebragt:
Ga naar eind357
Al wat de Phasis stroom bedawt; al wat bewonen,
Ga naar eind358
Die weduwlijke schaar, de strijdbaar' Amazonen;
Ga naar eind359
360[regelnummer]
Al wat d'Euxinus, daar het varsche water bruischt,
Ga naar eind360
't Welk met een groot geweld van Caucasus afruischt;
Ga naar eind361
Al wat die zoete kust omvangt, dat al te gader
Ga naar eind362
Leit onder het gebied van mijnen heer en vader:
Ga naar eind363
Daar had ik eers genoeg; ik wierd van die gevrijt
Ga naar eind364
365[regelnummer]
Die 'k zelfs nu vleyen moet, zo veel vermag de tijt.
Ga naar eind365
Betrowt u op een Rijk en koninklijke hoven,
Ga naar eind366
Als in een ogenblik, 't geen onder is raakt boven:
Een deugt, weldadigheid, die niet vergaan en kan,
Ga naar eind368
Voegt koninklijke macht; die deugt daar roem ik van
Ga naar eind369
370[regelnummer]
Berooft van alles; dit is my alleen gebleven,
Dat door mijn raad en hulp behowden is in 't leven
De macht van Griekenland, en harer helden roem;
Dies Orpheus zoet van zang ik mijn gebergde noem;
Ga naar eind373
De zoons van Tyndarus; ook Lynceus klaar van ogen;
Ga naar eind374
375[regelnummer]
En duizend Minyiers my 't leven danken mogen;
Ga naar eind375
En duizend and'ren meer; der helden Vorst alleen
Ga naar eind376
En rep ik niet om dank t'ontfangen, noch ook geen
Ga naar eind377
Verschoning; ik behield en bragt u t'huis hun allen,
Ga naar eind378
Voor my mijn Jason. Ga, en na uw welgevallen
380[regelnummer]
Verwijt my nu al 't kwaat, het welk ik dorst bestaan,
Ga naar eind380
Om van een erger kwaat u eigen volk t'ontslaan,
Ga naar eind381
En niet te voren dat de vloot der Grieksche schepen
Ga naar eind382
Ging herwaarts aan den buit van 't gowdrijk Colchis slepen:
Ga naar eind383
Had' ik mijn vader en my zelven niet misdaan,
Ga naar eind384
385[regelnummer]
Gy weet het, Jason waar met al dien hoop vergaan:
Ga naar eind385
Doch of nu het geluk niet staande schijnt te howwen,
Ga naar eind386
Maar doemt en drukt mijn zaak; des is 't my niet berowwen:
Ga naar eind387
Maar dat men loont met straf mijn dienst, (en hoe? dien vrind,
Ga naar eind388
Die 't nochtans met my hield, behowd men voor zijn kind!)
Ga naar eind389
390[regelnummer]
Daar klaag ik van met recht, dat maakt my onverduldig:
Ga naar eind390
Wat rechter oordeelt oit een samenspanner schuldig,
Ga naar eind391
Den andren zonder schuld? ook, wistmen wie ik waar,
Ga naar eind392
(Eer datmen 't had gemunt te geven hem aan haar)
Ga naar eind393
'k Was toen geen landbederf, toen ik u eerst kwam groeten,
Ga naar eind394
395[regelnummer]
En mijn gebogen hert wierp neder voor uw voeten;
Ga naar eind395
Toen wierd ik wel onthaald, nu wijst men my van kant:
Ga naar eind396
Als ik vertrekken zal, ei zeg toch, na wat land?
Na Colchis? Minya? 'k weet niet waar heen te vluchten:
Ga naar eind398
Vergun my in uw Rijk een hoek om uit te zuchten.
Ga naar eind399
| |
[pagina 75]
| |
Creon
400[regelnummer]
Of ik het volk verdruk, dan of ik zwakken stut,
Ga naar eind400
Dat tuige Jason zelf, of ik hem heb beschut
Ga naar eind401
Wanneer Acastus loon na werken zocht te geven,
Ga naar eind402
Toen door u kruiden laatst zijn vader kwam om 't leven:
Ga naar eind403
Wat Jason heeft gedaan, ik goet en eerlijk how,
Ga naar eind404
405[regelnummer]
Behalven dat hy u gekoren heeft tot vrow;
Ga naar eind405
Vertrek, op dat hy zo die schande mach ontkomen:
't En waar door u verraad, het gowd waar noit genomen,
Ga naar eind407
Uw broeder leefde noch.
Medea
Ik ben van vleesch en bloed,
Ga naar eind408
En heb 't te veel betoont; maar wie was oit zo goet,
Ga naar eind409
410[regelnummer]
Die niet en wierd vervoert van menschelijke dingen?
Ga naar eind410
Die ons van 't rechte pad, ons ondanks, somtijds dringen.
Ga naar eind411
Doch datmen my verwijt de dood van Pelias;
Ik zweer het geen vergif, maar eige zwakheid was:
Ga naar eind413
Ik gaf hem wel den drank, en dacht hem te versterken
415[regelnummer]
Gelijk ik AEson deê; doch als geen kruiden werken
Ga naar eind415
Noch helpen zo men wenscht, is dat des meesters schuld?
Ga naar eind416
En legt men 't hem te last? zo hoeft hy groot geduld.
Ga naar eind417
Och! alle ding werd my, en my alleen geweten.
Ga naar eind418
Creon
Nu wel, vertrek; ik ga, hier word maar tijt versleten.
Ga naar eind419
Medea
420[regelnummer]
Hoe trek ik? zal ik niet de vrucht van mijne schoot
Ga naar eind420
Meê voeren? zal my die niet troosten in mijn noot?
Ga naar eind421
Of laat haar met my gaan, of laat ik by haar blijven;
Ga naar eind422
De moederlijke zorg zal best aan haar beklijven;
Ga naar eind423
Ei! weiger niet aan 't kind, wilt gy 't my weig'ren.
Creon
Neen;
Ga naar eind424
425[regelnummer]
't Is eens genoeg gezeit, vertrek, en dat alleen.
Ga naar eind425
Medea
Alleen, en onverzelt van die ik zelver baarde?
Ga naar eind426
O Hemel! lijd gy dit? O! spalk u open, aarde!
Ga naar eind427
En zwelg my levend in. Maar, gy zijt van my schuw
Ga naar eind428
Gelijk zy alle zijn. 'k Vergeef het hun, en u;
Ga naar eind429
430[regelnummer]
De Konink, ik beken, 't is waar, hy mag gebieden;
Al wederstreeft mijn hert, het moet nochtans geschieden.
Ga naar eind431
Maar grote Vorst, mag 't zijn, vergun deez' eene beê,
Ga naar eind432
| |
[pagina 76]
| |
Zo bloei uw Rijk, vergun my maar een dag of twee;
Laat my mijn tranen op die teed're handen plengen.
Creon
435[regelnummer]
Waar zal dit nut voor zijn? waar toe al dit verlengen?
Ga naar eind435
Medea
Op dat ik leren mag te lijden mijn verdriet.
Ga naar eind436
Creon
Nu voort, wel aan, 'k vergun u dezen dag; maar ziet
Ga naar eind437
Dat gy na dezen dag u hier niet meer laat vinden.
Medea
Het zal zo zijn: ik zweer 't: gy zult het waar bevinden.
Ga naar eind439
| |
[derde toneel]
Euippe. Medea. Enioche.
Euippe
440[regelnummer]
Behoed ons! ô Prinses!
Medea
Wat is 'er? spreek. wat beeft
Wat zwijgt gy?
Euippe
Och! de tong my aan 't verhemelt kleeft.
Wat schrikkelijker spook! ô wee!
Euippe
'k Verhaal het dan, dewijl men niet te horen vreest
Ga naar eind444
445[regelnummer]
Waar van ik langen tijt in onmacht ben geweest.
Ga naar eind445
Zo dra en waard gy niet ter poorten uit getreden,
Of iets gelijk de dood ging over al mijn leden;
Ga naar eind447
Mijn hert kromp in van schrik; een druppel bloeds bespat
Het lynwaad, datmen my ter hand gegeven had,
Ga naar eind449
450[regelnummer]
Toen noch een, toen noch een; ik beefd'; en onder 't
schromen
Ga naar eind450
| |
[pagina 77]
| |
En duchten, van wat kant of dit zow mogen komen,
Ga naar eind451
Sla ik 't gezicht om hoog; en, 't geen mijn schrik
vermeêrt,
Ga naar eind452
Het beeld van Juno zelf vernam ik omgekeert:
Ga naar eind453
Ook is u ledekant, Prinses, toen ingevallen.
Ga naar eind454
Medea
455[regelnummer]
Dat is niet niew voor my; zy zullen vallen, allen
Ga naar eind455
Die oorzaak daar van zijn. nu is 'er noch iet meer?
Vernaamt gy meer Euip?
Euippe
Och! ja.
Medea
Begin dan weêr.
Euippe
Een rave zwart als pik van ongemene grote
Ga naar eind458
Zit achter op het dak, en laat zich niet verstote';
Ga naar eind459
460[regelnummer]
Maar krijt gedurig wraak.
Medea
Verjaag die vogel niet,
Ga naar eind460
Want zulks behaagd my meer als 't allervrolijkst lied.
Ga naar eind461
Krast, krijt vry datmen 't hoort; dat kan my noch behagen,
Ga naar eind462
En diergelijk gezang kan ik alleen verdragen.
Euippe
Ook d'eene poort slaat toe, en d'ander op; het raast
Ga naar eind464
465[regelnummer]
En leeft 'er over al, de stoelen staan verplaast:
Ga naar eind465
Met naar en duister licht zag ik de toortsen schijnen,
Ga naar eind466
En deez' onzek're vlam dan weêr van zelf verdwijnen:
Ga naar eind467
Maar boven al; een mensch, of 't geen zijn schijnsel voert
Ga naar eind468
Ontroert my allermeest, hy heeft my aangeroert
Ga naar eind469
470[regelnummer]
Met een doodkille hand, en (mag ik waarheid spreken)
Hy sprak my toe, en heeft my drymaal stuurs bekeken,
Ga naar eind471
Maar weet niet wat hy sprak, zo was my 't hart ontroert;
Ga naar eind472
En is al morrend weg, voorby my heen, gevoert.
Ga naar eind473
Medea
't Zy wat het wil, men dreigt den onvervaarden:
Ga naar eind474
475[regelnummer]
Daar is geen vreez daar gene hoop en is:
Ga naar eind475
Of waar hier vreez, zo most Medé veraarden.
Ga naar eind476
O dood! ô still' en altijt duisternis!
Spaar haar niet meer dan gy haar broeder spaarde;
Ga naar eind478
Het schijnt my lang dat ik uw naarheit mis.
480[regelnummer]
Wat hier gebeurt, my kan niet overkomen
Ga naar eind480
| |
[pagina 78]
| |
Dan 't geen ik zelf alreê heb voorgenomen.
Ga naar eind481
Waar kom ik toe? waar werd' ik heen gedreven?
Hoe ben ik reukeloos dus ver gebragt?
Ga naar eind483
Ik zie vast om, en vind geen troost gebleven,
Ga naar eind484
485[regelnummer]
Dan 't geen de mensch het allerschriklijkst acht,
Ga naar eind485
Dat is de dood, die ieder een doet beven;
Maar my in dit geval zo zoet toelacht.
Ga naar eind487
Bedroge vrow! waar moet ik heul gaan zoeken?
Ga naar eind488
Ik mach dan wel mijn zotte zin vervloeken.
Ga naar eind489
490[regelnummer]
Maar is hy valsch, dat hem zijn valscheid spijte,
Ga naar eind490
Die 'k heb gevolgt, gedient, en aangebeên:
Wat wil ik dit my zelve gaan verwijten
Dat ik beminde 't geen my minlijk scheen?
Ga naar eind493
Wie kan het juk der liefde van zich smijten?
Ga naar eind494
495[regelnummer]
Het is de schuld mijns ongeluks alleen.
Ga naar eind495
O! eewig zuiver licht! ô! ly na dezen
Ga naar eind496
Geen valschen schijn, noch zulk bedrieglijk wezen.
Ga naar eind497
Maar waarom schept hy zulk een wreed behagen
Ga naar eind498
In mijn bederf? wat heb ik hem misdaan?
Ga naar eind499
500[regelnummer]
Waarom hy my verlaat, zowd' ik niet vragen,
Zo 'k oit mijn trow te buiten waar gegaan;
Ga naar eind501
Indien ik my boosaardig had gedragen;
Of, zo 'k hem oit na 't leven had gestaan;
Ga naar eind503
Of zo men and're schuld in my kan vinde',
505[regelnummer]
Als, dat ik hem te hartelijk beminde.
Ga naar eind505
Geen niewe vlam deed' oit mijn zinnen drayen;
Ga naar eind506
Neen, hy was d'eerst', hy zal de laatste zijn:
Maar sint hem 't luk een kroon schijnt toe te wayen,
Ga naar eind508
Zo trekt hy heel aan eenen and'ren lijn;
Ga naar eind509
510[regelnummer]
De wind van Staat heeft hem het hooft doen zwayen;
Ga naar eind510
Daar komt het my van daan, naar allen schijn:
Ga naar eind511
Nu zoektmen slechs de hand met my te lichten;
Ga naar eind512
En, och! de trow moet voor de staatzucht zwichten.
Ga naar eind513
Maar niet mijn moed, die zal d'er tegen streven:
Ga naar eind514
515[regelnummer]
Men stelle vry hier na in steen of staal
Ga naar eind515
Het ongelijk zo snood aan my bedreven;
Ga naar eind516
En van mijn end het droevige verhaal:
Ga naar eind517
Men voeg daar by: dit kan het minnen geven;
Ga naar eind518
Op dat die 't leest daar door te minder dwaal;
Ga naar eind519
520[regelnummer]
Men zal daar by met eenen stellen mogen:
Die lichtelijk vertrowt werd licht bedrogen.
Ga naar eind521
| |
[pagina 79]
| |
Enioche
Helaas! ik voel mijn ogen overlopen
Ga naar eind522
Om 't ongeluk dat gy vermeerd'ren gaat;
Ga naar eind523
Gelijk, in waters nood, die geen die hopen
Ga naar eind524
525[regelnummer]
Een dijk te sterken daar de zee op slaat;
Ga naar eind525
Men vult een plaats, en twintig gaand'er open:
Hoe zijt gy zo in diergelijke staat?
Ga naar eind527
Of als een schaap dat hulp roept tot zijn schade
In 't bosch verdwaald op 's wollefs ongenade.
Ga naar eind529
Medea
530[regelnummer]
Enioché, of anders gy jonkvrowwen
Wie dat het zy, indien gy immermeer
Ga naar eind531
Mijn vaderland en vader komt t'aanschowwen,
Verhaal hem daar, dat bidd' ik u, hoe zeer
My drukt', en, och! hoe zeer 't my was berowwen,
Ga naar eind534
535[regelnummer]
Dat ik my zelfs verlopen had zo veer,
Ga naar eind535
Verhaal het hem; en 't kwaat van my bedreve',
Ga naar eind536
Indien hy kan, och! dat hy 't my vergeve.
Wanneer gy ook met uw godvruchte handen
Ga naar eind538
(Zo gy 't vermoogt, en zo 'k zo veel ben waard)
Ga naar eind539
540[regelnummer]
In zuivrend vuur tot assche zult verbranden
Dit lichaam, of de stukken t'zaam vergaârt;
Ga naar eind541
Zo brengt mijn doodbus aan mijn vaders stranden
Ga naar eind542
Met 't eerste schip dat derwaarts henen vaart;
Ga naar eind543
En plaatst het, daar geen Grieken oit en komen,
Ga naar eind544
545[regelnummer]
Daar nimmermeer een man en werd vernomen.
Een man, helaas! een man heeft my bedurven,
Ga naar eind546
My leidend' op het averechtse pad;
Ga naar eind547
Door eenen man is al mijn vreugt gesturven,
En goede naam dien ik te voren had,
550[regelnummer]
Die nimmer weêr door tranen word verwurven:
Ga naar eind550
Een man... fi! fi! ik ben die naam te zad;
Ga naar eind551
Zo moet hy zijn van alle goet verlaten,
Ga naar eind552
Gelijk ik hem met reden wel mach haten.
Ga naar eind553
Vriendin, gy hebt verhaalt veel dingen, mijn elenden
Ga naar eind554
555[regelnummer]
Niet ongelijk, ô! neen! ik zal my derwaarts
wenden:
Ga naar eind555
Het zy dan wat het zy, 'k wil zien wie dat dit doet;
En treden, onbeschroomt, het onheil te gemoet.
Ga naar eind557
| |
[pagina 80]
| |
Rey
Wanneer men ziet de geesten waren
Ga naar eind558
In een lichamelijke schijn,
Ga naar eind559
560[regelnummer]
Na dat zy henen zijn gevaren
Ontlast van 't vleesch, wat mach het zijn?
Ga naar eind561
Of wel zodanig yslijk zwieren
Ga naar eind562
Den menschen zoekt tot deugt te stieren?
Ga naar eind563
Of, zow de mensch zich zelf bedriegen
565[regelnummer]
Als schrik of zwarte gal hem kwelt,
Ga naar eind565
Die na de herssenen komt vliegen,
En, 't geen niet is, daar zichtbaar stelt;
Ga naar eind567
Gelijk men dikmaals werd bedrogen
Ga naar eind568
Als alles geel schijnt voor onz' ogen.
Ga naar eind569
570[regelnummer]
Wat dat het zy, men moet niet schromen;
Ga naar eind570
Want schromen schaad: best wel gemoed
Ga naar eind571
Den hemel tot zijn schild genomen;
Ga naar eind572
Noit kan men beter zijn behoed:
Men kan door alle hinder streven
Ga naar eind574
575[regelnummer]
Met wel te doen, en vrolijk leven.
Ga naar eind575
|
|