Medea
(2002)–Jan Six– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan Six
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorreden1Aangezien men gemeenlijk scherpe, hoewel goede, vermaningen afkeriglijk Ga naar eind1 2 verwerpt, om datze ons vermaak schijnen te benemen; zo is het al van owds de Ga naar eind2 3 moeite en grote kosten waardigh geöordeelt, de zelve door 't een of 't ander Ga naar eind3 4 middel aangenaam te maken: onder welke middelen de Dichtkunst, om hare Ga naar eind4 5 sieraden, (blijvende binnen heusche palen) niet van de minste behoort gehowden te Ga naar eind5 6 worden: als die gewoon is, het gemoed lieffelijk strelende, of van 't kwaat af te Ga naar eind6 7 wenden, of tot deugt te prikkelen, of, gelijk men spreekt, al lacchende de waarheit Ga naar eind6-7 Ga naar eind7 8 te zeggen. Dierhalven, om deze kunst te oeffenen, en om den ledigen tijd niet Ga naar eind7-8 Ga naar eind89 erger te besteden, is dit Treurspel by der hant genomen: welkers geschiedenis (by Ga naar eind9 10 verscheiden zeer verscheidelijk verhandelt, en meest al met schaduwen en schorsen Ga naar eind10 11 bedekt zijnde) de vryheit gelaten heeft, om het waarschijnelijkste en Ga naar eind11 12 gevoeghelijkste daar van te verkiezen; gelijk de schilders plegen, wanneer zy een Ga naar eind12 13 zaak, elk naar eige zinlijkheit, op byzondere wijze uitbeelden. Deze vryheit is my Ga naar eind13 14 nodig geweest te gebruiken; want het niet wel bestaan konde, dat Medea een 15 openbare Toveres zowde geweest zijn, en door de lucht voor ieders ogen gevlogen Ga naar eind1516 hebben; en daar na noch aan AEgeus koning van Athenen hertrowt zijn: daarom is Ga naar eind16 17 al dat, en diergelijk, t'eenemaal hier versmeten; om niet te schijnen de gene, die Ga naar eind17 18 dit lezen, ofte aanhoren, zulke te achten, dat zy haar zowden laten wijs maken dat Ga naar eind18 19 howte papegayen broot aten: ook, om geen verwarmde spijze op te disschen, zijn Ga naar eind19 20 hier de gedachten van anderen met voordacht gemijd; behalven eenige van Seneca, Ga naar eind20 21 in 't begin van 't twede Bedrijf alleen, die niet en konden ontgaan werden; als Ga naar eind21 22 t'eenemaal met de meeninge van dit werk overeenkomende, zo veel, als zy met die Ga naar eind22 23 van den Latijnschen Dichter schijnen te verschelen; dewijl hy doorgaans Medea Ga naar eind23 24 hatelijk maakt, en op die plaats nochtans groot medelijden t'haarwaarts verwekt: Ga naar eind24 25 maar hier is 't oogmerk d'ontrowheit en Medea lijdende te maken; want al Ga naar eind25 26 had Medea elders misdaan (waar van zy ook groot berow gehad heeft, als blijkt by 27 A. Rhodius, V. Flaccus, D. Siculus, van de welke zy zo zwart niet, als naderhand Ga naar eind2728 van anderen, afgemaalt is) zo en had zy nochtans aan Jason geensins verdient, Ga naar eind28 29 verlaten, van haar kind berooft, en weggejaagt te werden: zulks, dat zy veel eer Ga naar eind29te 30 beklagen is; wanneerze, door 't groot ongelijk dat haar geschied, tot zo dolle Ga naar eind30 31 wanhoop, en wraak gedreven werd, dat zy haar en haar kind door de dood Ga naar eind31 32 wegrukt. Hier van luid aldus | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D'inhowd1 Jason met Medea, dochter van Aëta Koning van Colchis, getrowt, (met haar 2 vluchtig voor zijn neef Acastus zoon van Pelias, den toen onlangs overlede Koning Ga naar eind2 3 van Thessalien) komende te Corinthen, behaagt Creüsa, eenige dochter van Creon Ga naar eind3 4 Koning aldaar, zo zeer; dat die, door liefde ontsteken, in een gevaarlijke koortze Ga naar eind4 5 vervalt; 't welk haar vader merkende, doet Jason met zijn dochter trowwen. 6 Medea, die hier over zo zeer ontstelt is als Creüsa verheugt, gebied hy te 7 vertrekken, en Eriope haar dochterken (dewijl Jason het zeer beminde) daar te Ga naar eind7 8 laten: doch Medea een dagh tijts van den Koning verkregen hebbende, om haar tot 9 d'aanstaande reize te bereiden, krijgt hy, van trowwen komende, tijdinge dat Ga naar eind9 10 Acastus (wiens gezanten, om Jason en Medea te halen, by hem waren geweest en 11 onbeleefdelijk wederom gezonden) in zijn land gevallen was: waar over Jason Ga naar eind11 12 Medea aanraad te spoediger te vertrekken; doch zy, hem zijne ontrow verweten 13 hebbende, zend aan de Bruid door haar dochterken, (op dat het in schijn haar Ga naar eind13 14 gunst daar door zowde mogen winnen) tot een vereering een kofferken daar Ga naar eind14 15 handschoenen in waren met vergif bestrooit; 't welk, van Creon en Creüsa na de Ga naar eind1516 herssenen door 't rieken opgetrokken zijnde, hun beiden vergeeft: Creon sterft Ga naar eind16 17 schielijk, Creüsa loopt razende na Jason toe, die haar onderwegen dood vind; zo Ga naar eind17 18 als Jason met het dode lichaam van Creüsa op 't binnenhof komt, ziet hy Medea 19 op haar galery staan; die, om hem duizend doden te doen sterven, het dochterken Ga naar eind19 20 van boven neder werpt; en, om zwaarder pijn t'ontgaan, haar zelf doorsteekt. Het Tooneel is 't Binnenhof van Corinthen.
Het Treurspel begint en eindigt omtrent met de tijd daar 't in
vertoont werd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Namen der vertoners Ga naar eind[titel]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eerste bedryf[eerste toneel]
Jason. Hercules.
Jason
O, welkom! waardste vriend! wat goedertiere reyen
Ga naar eind1
Der sterren, komen hier mijn Hercules geleyen?
Ga naar eind2
Gy kwaamt ter goeder uur nu tot Corinthen aan.
Ga naar eind3
Op wat plaats hebt gy eerst van mijn geluk verstaan?
Ga naar eind4
Hercules
5[regelnummer]
O, Jason! wat geluk? 'k heb nergens van vernomen;
Maar ben daar even zo de haven ingekomen,
Ga naar eind6
Om door deez' Owde Stad te trekken landwaard in.
Jason
Zo is u onbewust, hoe dat ik door de min
Ga naar eind8
Van Creons Dochter ben behowden na lang dwalen?
Ga naar eind9
10[regelnummer]
Hoe fel ik wierd vervolgt.
Hercules
Van wien?
Jason
Ik zal 't verhalen:
Ga naar eind10
Toen Pelias mijn Oom, Vorst van 't Thessalisch land,
Ga naar eind11
My, Opperst van de Vloot, na 't gowdrijk Colchis zand,
Ga naar eind12
Om 't erfgoed t'eischen van Neef Phryxus daar gebleven,
Ga naar eind13
Gy weet, men mompelde; men dorst wel van zich geven:
Ga naar eind14
15[regelnummer]
Dat gelt die grote Schat; de gulde Vliezen, was 't;
Ga naar eind15
Op vrybuit gaat dat uit, Aëtaas Slot sta vast:
Ga naar eind16
Door dien men wist dat daar d'inwoonders veel vergaderen
Ga naar eind17
In ramme vachten, 't gowd afdrijvende uit d'aderen
Ga naar eind18
Van Corax, Caucasus, Marpesi'; in de stroom
Ga naar eind19
20[regelnummer]
Van Phasis, dien het boord als met een gulde zoom;
Ga naar eind20
't Welk in een vaste plaats bewaart wierd: maar een ander,
Ga naar eind21
Die wist dat Oom my vreesd' en hate, ruim zo schrander,
Ga naar eind22
Geloofde, dat men my door zulk een middel zocht
Ga naar eind23
Te helpen slechs van kant op deze zware tocht:
Ga naar eind24
25[regelnummer]
Hoe of de meningen hier van by and're waren,
Ga naar eind25
Ik ben, alleen door eer geprikkelt, heen gevaren,
Ga naar eind26
Die nacht en dach, 't zy dat ik waakt', of dat ik sliep,
My moedigde met hoop, en derwaarts henen riep:
Ga naar eind28
Doch was door deze tocht mijn ondergang beschoren,
Ga naar eind29
30[regelnummer]
(Gelijk ik wel geloof) ik ging ook licht verloren;
Ga naar eind30
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ten waar de Dochter van Aëet' op my ontstak,
Ga naar eind31
Toen ik van 't Grieksche gowt aldaar den Koning sprak:
Ga naar eind32
Want zo hy my mijn eisch, wy hem de vreed' ontzeiden,
Ga naar eind33
Heeft zy bestaan met list ons in het Slot te leiden:
Ga naar eind34
35[regelnummer]
'k Beloofde haar eerst trow, en met haar weg te
vliên,
Ga naar eind35
Voor 't owter van Diaan: toen heeft zy ons verzien
Ga naar eind36
Met zalf die brand verhoed, met pijlen die niet wonden
Ga naar eind37
Of doden datelijk, en diergelijke vonden;
Ga naar eind38
Gy hielpt ons trowwelijk, Medea! ik beken 't;
40[regelnummer]
En, zonder uwe hulp, wy waren aan ons end.
Ga naar eind40
Men vont in 't Slot veel schats, men vont daar ook soldaten;
De Slotvoogt Draak wow ons dien buit zo licht niet laten:
Ga naar eind42
Doch op die vreemde wijs gewapent hield ik 't veld:
Absyrt haar broêr, die zich vergeefs hier tegen stelt,
Ga naar eind44
45[regelnummer]
Beneden tusschen Stad en haven, wierd doorstoten:
Daar wierd een bare zee van bloed in zee vergoten:
Ga naar eind46
In 't kort; wy zijn voldaan, vergolden naar begeert
Ga naar eind47
Met den gewonnen schat, na 't Vaderland gekeert:
Ga naar eind48
Maar toen ik daar kwam, was mijn moeder overlede',
50[regelnummer]
Mijn vader AEson krank; Medea (die ik mede
Ga naar eind50
Gebracht had, en heel kloek der kruiden kracht verstont,
Ga naar eind51
En wist geneeskunst, die men maar alleenlijk vont
Ga naar eind52
By 't Koninklijk geslacht van Colchis) heeft mijn vader,
Door dranken, stovingen, en openen van ader,
Ga naar eind54
55[regelnummer]
Als weder jong gemaakt, zo kloek en wel te pas:
Ga naar eind55
Nu Pelias, die ook zeer krank geworden was,
En veel te zwak, verzocht haar kunst, doch al verloren;
Ga naar eind57
Zo dat hy het bestierf? zy fluisterden in d'oren
Ga naar eind58
Van Prins Acast, zijn zoon.
Hercules
Ik weet.
Jason
Als dat Medé,
Ga naar eind59
60[regelnummer]
Bewust van d'owde wrok, my te geval dit deê;
Ga naar eind60
Dat hy vergeven was: de hemel wil het wreken
Ga naar eind61
Op my, zo ik 't geloof: nu, evenwel wy weken
Ga naar eind62
Van daar, door dien men ons vervolgd' en dreigde zeer.
Ga naar eind63
Hercules
Gy wijken, held! dat's niew.
Jason
Zo daalt de zon ook neêr,
Ga naar eind64
65[regelnummer]
Verbergt zijn aangezicht; men ziet zijn stralen deizen,
Ga naar eind65
En klaarder naderhand en hoger weder reizen;
Ga naar eind66
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gelijk my is gebeurt: wy vluchten naar Corinth,
Ga naar eind67
Waar Creon ons beschermt, door trow aan my verbind
Ga naar eind68
Zijn Dochter jong en schoon en lieflijk om t'aanschowwen:
70[regelnummer]
Dus word u vriend verhoogt, 't is heden dat wy trowwen:
Ga naar eind70
Ik ging nu na haar toe, dewijl zy my verwacht;
Ga naar eind71
Juist komt gy my te moet: geheel Corinthen lacht
Ga naar eind72
En juigt van bruilofsvreugt, en my gebrak aan deze
Ga naar eind73
Allenig, dat gy die meê mocht deelachtig weze'.
Ga naar eind74
Hercules
75[regelnummer]
Heb dank, o Jason! maar, wat is dan van Medé
Ga naar eind75
Aëtaas dochter? want gy die Princes bragt meê.
Jason
Zy maakt 'er vaardig om op 't spoedigst weg te trekken.
Ga naar eind77
Hercules
Zo leeft zy noch? wat moet haar dit tot hartzeer strekken!
Ga naar eind78
Elendige Princes! hoe menig bange traan
Ga naar eind79
80[regelnummer]
Zal uit het droevig oog langs bleke kaken gaan!
Ga naar eind80
Jason
Ik keer my niet aan 't nat geperst uit vrowwen ogen,
Ga naar eind81
Daar is geen vochtigheid die rasser op kan drogen.
Ga naar eind82
Ook heb ik die niet voor, die licht lafhertig treurt:
Ga naar eind83
Zy blijft al even fier, en trots; wat haar gebeurt.
Hercules
85[regelnummer]
Zy dient te meer ontsien; want opgekropte toren
Ga naar eind85
Is dies te heviger, wanneer die zich laat horen:
Gelijk de lucht, als hem een kopre buis besluit,
Ga naar eind87
En vast benawd, noch breekt op 't lest te feller uit.
Ga naar eind88
Jason
De Koning Creon heeft haar gistren doen gebieden,
90[regelnummer]
Dat zy dien zelven dag noch uit zijn Rijk zow vlieden.
Ga naar eind90
Hercules
Indien men 't weten mach, wat reden?
Jason
's Konings wil
Ga naar eind91
Strekt haar en my een wet. Maar, waarde vriend, het vil
Ga naar eind92
Nu veel te lang, indien ik al d'omstandigheden
Van deze zaak u hier ten vollen zow ontleden:
Ga naar eind94
95[regelnummer]
't Zal beter voegen dat ik mijn verschoning doe,
Ga naar eind95
Niet van mijn schuld, maar ongeluk; waarom, en hoe
Ga naar eind96
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gy nagelaten zijt, wanneer gy aan de palen
Ga naar eind97
Van Mysiën waard uit, om lucht aan land te halen
Ga naar eind98
Met Hylas: toen een storm (gelijk gy op die tijt
Ga naar eind99
100[regelnummer]
Ook zelver trowwens wel gewaar geworden zijt)
Ga naar eind100
Ons schielijk overviel, zo; dat al d'ankertowwen
Ga naar eind101
Niet konden tegen het geweld der golven howwen.
Ga naar eind102
Wy dreven zeewaard in: zo dra de storm bedaard,
Ga naar eind103
Men denkt om u, die daar aan land gelaten waard:
105[regelnummer]
Zo dat ik sprak: men zow, om u te halen, wenden.
Ga naar eind105
De zoons van Aquilo, (dat haar de winden schenden
Ga naar eind106
Indien zy leven en de dood noch zijn ontvlucht;
Zo niet, dat dan hun asch verstroit zy door de lucht)
Die rieden 't af met kracht. 't is waar. maar ik, verlegen
Ga naar eind109
110[regelnummer]
Om zulken braven held, ging hun met reden tegen:
Ga naar eind110
Ik scherpte 't volk vast in; dat goetdoen niet verlet.
Ga naar eind111
Terstont het schip gewend, en alles bygezet:
Ga naar eind112
Maar 't stormde weêr op niew, als of de winden zwoeren
Dat zy ons nimmermeer dat henen wilden voeren.
Ga naar eind114
115[regelnummer]
Wy gaven 't eindlijk op.
Hercules
Het is my zo verhaald:
En dat van Aquiloos twe zoons is hun betaald.
Ga naar eind116
Doch dat ik ginder bleef, en op mijn tijd niet giste,
Ga naar eind117
Was ook ten deel mijn schuld; toen ik mijn Hylas miste,
Ga naar eind118
En riep, en hiel niet op van zoeken over al,
120[regelnummer]
Waar hy verdwaald mocht zijn op berg, in bosch, of
dal;
Ik riep en hiel niet op, de bergen, bosschen, velden,
En deed ik anders niet, dan Hylas Hylas melden;
Ga naar eind122
En of de nare nacht my toen al overviel,
Ga naar eind123
Gy weet het berg en bosch, dat ik niet op en hiel;
125[regelnummer]
Ik wenschte hem te zien: of in de diepste kuilen
Geduriglijk met beer en wolven naar te huilen.
Ga naar eind126
Doch waar hy was of is, hoe ver ik ben gedwaald,
En heeft tot deze tijd noch niemand my verhaald.
Jason
Gy zult van uwen tocht, zo 't u gelieft, wat rusten;
130[regelnummer]
Men zal alhier uw geest en lichaam gaan verlusten
Ga naar eind130
Met zang, en spel, en al wat tot de blijdschap hoort;
Indien ik iets vermag...
Hercules
O neen; ik trek al voort,
Om werk te zoeken, door het welk ik mijnen Vader
Ga naar eind133
(Wiens Ster daar boven blinkt) verdien te komen nader:
Ga naar eind134
135[regelnummer]
Wat is zo wenschelijk, als met de Zon en Maan,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En 't heldere gesternt altijd ten rey te gaan?
Ga naar eind136
Te strekken tot een spoor van and're; deze zegen
Ga naar eind137
(Gelijk gy weet) en werd door stilstaan niet verkregen;
Ga naar eind138
Maar wel door heldendeugt. dan komt verdiende lof,
140[regelnummer]
En stelt ons 't volk ten toon; en daar toe zoek ik stof.
Ga naar eind140
Hierom, vaar wel.
Jason
Vaar wel. ik zow u vorder leiden;
Ga naar eind141
Maar, zo ik vreez', men zow my veel te lang verbeiden:
Ga naar eind142
Het goed geluk geley mijn vriend in plaats van my.
Hercules
Dat blijf met u, ô held!
Jason
Dat blijf u eewig by.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[tweede toneel]
Medea. Jason. Enioche. Euippe.
Medea
145[regelnummer]
O Jason! wat is dit? wat moet ik zien en horen?
Jason
Dat ieder lijden moet het noodlot hem beschoren.
Ga naar eind146
Medea
Dat ik verloren ga. wee my rampzalig mensch!
Ga naar eind147
Jason
Och! stond het in mijn macht, gy had uws herten wensch.
Ga naar eind148
Medea
't Gedenkt my noch, hoe ik weleer uw wensch voldede.
Ga naar eind149
Jason
150[regelnummer]
Des dank ik ook de min, en uwe vrindlijkhede'.
Ga naar eind150
Medea
O, averechtsen dank!
Jason
Ik geef u garen toe.
Ga naar eind151
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Medea
Wat baat my zulken dank?
Jason
Wat wilt gy dat ik doe?
Medea
Mijn wensch zow zijn, dat gy met my van hier wowd vlieden.
Ga naar eind153
Jason
Indien het machtiger verbied, hoe kan 't geschieden?
Ga naar eind154
Medea
155[regelnummer]
Getrow te wezen? hoe! wie of u dat belet?
Ga naar eind155
Jason
De Vorst howd haven, hof, en alles naw bezet.
Ga naar eind156
Medea
Ik waar veel liever dood, als trowweloos te leven.
Jason
Vaart wel: de tijt verloopt, dies moet ik u begeven.
Ga naar eind158
Medea
Wat leef ik langer? och! waarom geniet ik 't licht?
Jason
160[regelnummer]
Mistroostige, waarom verwenscht gy dat zo licht/
Ga naar eind160
Medea
Om dat ik niet kan zien, het geen my kan behagen.
Ga naar eind161
Jason
Een ieder heeft zijn leet: ik moet het mijne dragen.
Medea
Gy hebt u lief; uw leet Medé werd weggejaagt.
Ga naar eind163
Jason
Gewislijk, 't is my leet al 't geen dat u mishaagt.
Ga naar eind164
Medea
165[regelnummer]
Hoe weinig stemt de daat en waarheit met uw woorde'.
Ga naar eind165
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jason
Gy zowd het zien, indien de Hemel my verhoorde,
Het goet dat ik u wensch...
Medea
Het kwaat dat gy my doet!
A! fi! ik heb een slang in mijne schoot gevoed,
Ga naar eind168
Gekoestert en gekweekt tot loon van 't vriendlijk kweken,
Ga naar eind169
170[regelnummer]
Die ik heb uitgered, heeft my na 't hert gesteken;
Ga naar eind170
Ondankbaarlijk, zo zeer als valsch, en onverdacht.
Ga naar eind171
Jason
Verschoon mijn schielijk gaan, Princes; ik word verwacht.
Ga naar eind172
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[derde toneel]
Medea. Enioche. Euippe.
Medea
Gy, die mijn Jason ziet, en zijn' ontrowwigheden,
Ga naar eind173
O Hemel! dien ik heb zo dikmaals aangebeden,
175[regelnummer]
Gebeden zonder baat... helaas! bedroge vrow
Ga naar eind175
Waar keert gy u? waar zoekt gy troost voor uwe row?
Ga naar eind176
De Hemel straft geen kwaat: dies smeek ik helsche geesten,
Ga naar eind177
Komt herwaarts met u vier, viert deze bruiloftsfeesten,
Ga naar eind178
Gy zult hier welkom zijn; hier eischt u een Tyran
Ga naar eind179
180[regelnummer]
Die moeder van haar kind, de vrow stelt van haar man;
Ga naar eind180
Doet dien geweldenaar een kroon van vlammen dragen,
Ga naar eind181
Een staf van gloejend gowd; hy moet my helpen klagen,
Ook heel Corinthen, dat nu lacht hem te geval,
Ga naar eind183
Doch lichtlijk om zijn end veel meer noch lachen zal;
Ga naar eind184
185[regelnummer]
Indien het zo zow zijn, zo laat ik 't u ten beste'
Ga naar eind185
Of gy 't verschonen wilt of niet; doch liefst het leste:
Ga naar eind186
De niewe bruit, voor al, die my mijn troost ontrooft;
Ga naar eind187
Onthaal haar na 't behoort; kom sier dat haatlijk hooft,
Ga naar eind188
Wasch het in tranen af, en laat haar lokken hangen
190[regelnummer]
Gepoedert met vergif, blanket met schrik de wangen:
Ga naar eind190
Doch Jason, dat hy haar niet volg; maar spaar hem vry:
Ga naar eind191
Op dat ik hem, by beurt, ook ongehoorzaam zy;
Ga naar eind192
Dat hem zijn kwelling drijv' op onbekende wegen,
Daar hem een erger volk, als in ons land, bejegen;
Ga naar eind194
195[regelnummer]
Daar hy my mist, en wenscht, en mijne raad ontbeert
Ga naar eind195
Die hem behowden heeft, toen ik hem heb geleert
Ga naar eind196
Te zayen tweedracht onder 't volk dat zich vermoorde,
Ga naar eind197
Te roven 't gowde vlies, en my. maar waar toe woorde'
Ga naar eind198
Die vruchteloos vergeefs toch alle gaan te loor?
Ga naar eind199
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
200[regelnummer]
Wat howd my, dat ik zelfs my zelven niet verhoor?
Ga naar eind200
En zelfs mijn wil volbreng? en of 't niet wow gelukken;
Ga naar eind201
Wat groter ramp als nu? wat kan my zwaarder drukken?
Ga naar eind202
Wat of ik wagen zow, die niet verliezen kan?
Ga naar eind203
Die 't al verloren heb? mijn vaderland, mijn man,
205[regelnummer]
Mijn broeder, vaders gunst, mijn maagdelijke eere
Is weg, en weet geensins van wederom te keere'.
Men laat den toom vry los wanneer die niet en baat:
Ga naar eind207
Het kwaat en heeft geen heul als aan een erger kwaat.
Ga naar eind208
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[vierde toneel]
Enioche. Euippe.
Enioche
Helaas! och! ziet, zo treed een woedende lewinne;
210[regelnummer]
'k Weet haar, noch ons, geen raad; waar henen, wat
beginne':
De vlam slaat buiten 't dak, ik zie noch maat, noch end,
Ga naar eind211
Aan deze hevigheid, en ducht voor meer elend.
Ga naar eind212
Het heugt my noch, hoe ik haar dwaling hield voor ogen,
Ga naar eind213
En bad, by deze borst diez' eertijts had gezogen
215[regelnummer]
En lief gehad, zy zow veranderen van raad,
Ga naar eind215
En weren uit haar hert dat minnelijke kwaat,
Ga naar eind216
Noch op een vreemdeling niet stellen haar betrowwen.
Ga naar eind217
Maar zy, hier tegen, sprak: het zow haar noit berowwen,
't Verging dan zo als 't mocht; zy wachte, onvervaart,
Ga naar eind219
220[regelnummer]
Al wat geschieden kon: hy was haar alles waart;
Te sterven ook om hem, en zow haar niet verdrieten,
Indien zy maar een kus mocht van dien held genieten.
Mijn woorden hadden klem als winden op een rots.
Ga naar eind223
Herdacht zy 't nu, en gaf haar moed wat minder bots!
Ga naar eind224
Euippe
225[regelnummer]
Wie kan een edel hert, van smaat getergt, zo snoeren
Ga naar eind225
Dat het door ongeduld zich niet en laat vervoeren?
Ga naar eind226
Want, hoe? na dat hy haar had aan zijn rechterhand
Getrowt voor Juno, in Corcyras vruchtbaar land,
Ga naar eind228
Gelijk de koningin Areta kan getuigen,
Ga naar eind229
230[regelnummer]
Alcinoüs, en al die voor zijn schepter buigen:
Ga naar eind230
Verschove vrow te zijn van koninklijke maagt!
Ga naar eind231
Het is zo wonder niet, indien zy hevig klaagt.
Enioche
De spijt en gramschap staan in 't aangezicht te lezen;
Ga naar eind233
Zy spreekt my van haar kind niet meer gelijk voor dezen;
Ga naar eind234
235[regelnummer]
En zo eens by geval daar van gesproken werd,
Ga naar eind235
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zy zucht, als of haar iets bedroefder viel op 't hert:
Ga naar eind236
Geen rust verzacht haar row; en 't geen zy eet, met smeken
En bidden dient men 't haar, hoe weinig, in te preken:
Ga naar eind238
Door klagen afgemat wanneer zy wat beschiet;
Ga naar eind239
240[regelnummer]
Steets schriktz', of roept, of zucht, dus rust zy min
als niet:
Ga naar eind240
Noch gist'ren zag ik haar los uit het bed gevlogen
Ga naar eind241
Meest naakt, met sling'rend hair, en holle glinstrend' ogen;
Ga naar eind242
Ik vraagde wat haar dreef. zy zey my; broeders geest,
Ga naar eind243
Of die het scheen te zijn, had voor haar bed geweest;
245[regelnummer]
En had haar laten zien zijn borst, zijn bleke kaken,
Ga naar eind245
En had haar aangezeid veel schrikkelijke zaken,
Ga naar eind246
Dan weder toegelacht, en met haar raad gepleegt,
Ga naar eind247
Gelijk geheel begaan, als een die zich beweegt
Ga naar eind248
Om 't leet van anderen, dan had hy aangeboden
250[regelnummer]
Vergif, en spitse pook, geweer om meê te doden,
Ga naar eind250
Dan wederom haar kind genomen met 'er hand,
En 't tere bekkeneel gekneust aan post en wand.
Ga naar eind252
Euippe
Bedroefde! zijn hier niet in 't leven die u kwellen,
Ga naar eind253
Moet uw benawde ziel noch dode beuls bestellen?
Ga naar eind254
Enioche
255[regelnummer]
Maar laat ons binnen gaan, op dat wy onbeleeft
Niet maken dat zy oit naar ons te wachten heeft.
Rey
'k Heb menigmaal gedacht,
Of wel 't Geluk mocht wezen
Ga naar eind258
Van 't goddelijk geslacht.
260[regelnummer]
Neen, 't is een domme kracht
Ga naar eind260
Die zotte raad toelacht,
Ga naar eind261
Dat heden wert veracht
Stont gist'ren hoog gerezen.
Ga naar eind263
Dien ik een hemelsch kind
265[regelnummer]
Te wezen dacht voor dezen,
Ga naar eind265
Wanneer men 't recht bezind,
Ga naar eind266
Men vind haar doof en blind,
Ga naar eind267
En lichter dan de wind:
Zie toe, die heil bemind;
270[regelnummer]
Het hoogste moet meest vrezen.
Ga naar eind270
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
O Jason! schrikt en beeft
Hoe hoog gy werd geprezen:
Ga naar eind272
Die 't luk tot steunsel heeft,
Ga naar eind273
En zelfs geen acht en geeft,
Ga naar eind274
275[regelnummer]
Indien hy niet en sneeft,
Ga naar eind275
Hy is, van die d'er leeft,
De enigst' uitgelezen.
Ga naar eind277
|
|