Medea
(2002)–Jan Six– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
1. InleidingOver Jan Six bestaat relatief weinig literatuur. Over werk en leven vindt men het een en ander in de literatuur-historische handboeken. Het uitgebreidst is nog G.A. van Es in het vijfde deel (1952) van de onder hoofdredactie van F. Baurverschenen Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden, p. 146-150. Zie ook: P.A.F. van Veen, De soeticheydt des buyten-levens, vergheselschapt met de boucken. Het hofdicht als tak van een georgische litteratuur. Utrecht, 1985. Informatie over Jan Six als kunstmecenas treft met onder meer aan in: G. Schwartz,Rembrandt. Zijn leven, zijn schilderijen. Maarssen, 1984; en S. Alpers, De firma Rembrandt: schilder tussen handel en kunst. Amsterdam, 1989. Zie over de positie van Six in het Amsterdamse cultuurleven eveneens: G. Möller, ‘Het album Pandora van Jan Six, een 17e-eeuws poesie-album.’ In: Literatuur 1 (1984), p. 312-318. Zie over de relatie Six-Vondel-Rembrandt:J.F.M. Sterck, Oorkonden over Vondel en zijn kring. Bussum, 1918. Voor de gedichten van Vondel zij verwezen naar de zogenaamde WB-uitgave: J. v.d. Vondel, De werken. Volledige en geïllustreerde tekstuitgave. Bewerkt door J.F.M. Sterck e.a. 10 dln. + register. Amsterdam, 1927-1940. Het ‘Danckoffer’ vindt men in dl VIII, p. 698-690; het bruiloftsdicht voor Six staat afgedrukt in dl. V, p. 852-854. Het citaat uit Six' gedicht ‘Landt-leven’ is overgenomen uit: Verscheyde Nederduytsche Gedichten van Grotius, Hooft, Barlaeus, Huygens, Vondel en anderen. Versamelt door JV. JS. TVD. B. GP. CLB. Amsterdam, 1651, p. 139. Over Six' Medea: J.W.H. Konst,‘“Tot soo dolle wanhoop, en soo fel tot wraeck gedreven.” Jan Six' beeld van Medea.’ In: W. Abrahamse e.a. (red.), Kort Tijt-verdrijf. Opstellen over Nederlands toneel (vanaf ca. 1550) aangeboden aan M.B. Smits-Veldt. Amsterdam, 1996, p. 185-192. Zie ook: G. van Eemeren & H. Meeus, Genres in het ernstige renaissancetoneel der Nederlanden 1626-1650. Leuven, 1988. Van de Nederlandse Medea-drama's uit de zeventiende eeuw bestaat alleen van het stuk van Vos een moderne uitgave: J. Vos,Toneelwerken. Aran en Titus. Oene. Medea. Uitgegeven, ingeleid en van aantekeningen voorzien door W.J.C. Buitendijk. Assen, 1975. De beste inleiding tot de zeventiende-eeuwse toneelliteratuur is: M.B. Smits-Veldt, Het Nederlandse renaissancetoneel. Utrecht, 1991. Een voortreffelijke ingang tot het culturele leven rond het midden van de zeventiende eeuw biedt: W. Frijhoff & M. Spies, 1650: Bevochten eendracht. Den Haag, 1999. | |
2. HandelingsverloopOver de Medea-stof: E.M. Moormann & W. Uitterhoeve, Van Achilles tot Zeus. Thema's uit de klassieke mythologie in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater. Nijmegen, 1987, p. 166-168; W. Kleinhardt, Medea. Originalität und Variation in der Darstellung einer Rache. Eine vergleichende Studie ausgewählter Texte. Hamburg, 1962. Zie over het uitgangspunt van de ‘waarschijnlijkheid’ in de vroegmoderne toneelliteratuur: A.G. van Hamel, Zeventiende-eeuwsche opvattingen en theorieën over litteratuur in Nederland. Utrecht, 1973, p. 102-107; en A. de Haas, De wetten van het treurspel. Over ernstig toneel in Nederland, 1700-1772. Hilversum, 1998, p. 67-79. | |
[pagina 55]
| |
3. Karaktertekening en gedragsethiekHet citaat van Jan Vos is ontleend aan de onder -1- (p. 352) genoemde Vos-uitgave. De uitspraak van Cornelis de Beveren is overgenomen uit: J. Kemp.Medea, off wraeck van verlaete min. Uit Seneca. Gorinchem, 1665. (p. A3v) Zie over de zeventiende-eeuwse hartstochtenleer: J.W.H. Konst, Woedende wraakghierigheidt en vruchtelooze weeklachten. De hartstochten in de Nederlandse tragedie van de zeventiende eeuw. Assen, 1993, passim. De genoemde drama's van Hooft enBredero kunnen geraadpleegd worden in de volgende edities: P.C. Hooft, Theseus en Ariadne. Met een inleiding en aantekeningen van A.J.J. de Witte. Zutphen, z.j.; G.A. Bredero,Rodd'rick ende Alphonsus. Ingeleid en toegelicht door C. Kruyskamp. Zwolle, 1968. In de analyse van Witstein van dit laatste drama komen veel thema's aan de orde die ook in het drama van Six op de voorgrond treden: S.F. Witstein, Bredero's ridder Rodderick. Groningen, 1975. Zie over de religieuze dimensies van het in het zeventiende-eeuwse drama gepresenteerde wereldbeeld bijvoorbeeld: W.A.P. Smit, Van Pascha tot Noah. Een verkenning van Vondels drama's naar continuïteit en ontwikkeling in hun grondmotief en structuur. 3 dln. Zwolle, 1965-1962, s.v. ‘zinvolheid van het godsbestuur’; en J.W.H. Konst, ‘“Dits des werrelts loop”: Fortuna, Fatum en Providentia Dei in het toneeloeuvre van Pieter Cornelisz Hooft.’ In: Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 113 (1997), p. 28-45. | |
4. De aristotelische poëticaVan Aristoteles' Poëtica en Horatius' Ars Poëtica bestaan moderne Nederlandse vertalingen: Aristoteles, Poetica. Vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door N. van der Ben & J.M. Bremer. Amsterdam, 1986; en: Horatius, Ars Poetica. Ingeleid, verantwoord, vertaald [...] door P.H. Schrijvers. Amsterdam, 1980. De drama's van Vondel kunnen het best in de onder -1- genoemde WB-editie geraadpleegd worden. Maria Stuart treft men aan in deel V,Jeptha staat afgedrukt in deel VIII. Zie over Heinsius' De Constitutione tragoediae: J.H. Meter, The literary theories of Daniel Heinsius. Assen, 1984. Over de toneelopvattingen van Vondel: J. v.d. Vondel,Poëtologisch proza. Verzameld, ingeleid en toegelicht door L. Rens. Zutphen, [1980]. Zie over de aristotelische protagonist en Oedipus-interpretaties in de zeventiende eeuw: J.W.H. Konst, ‘Vadermoord en bloedschande: visies op Oedipus' vergrijpen tussen 1600 en 1850.’ In: Nederlandse letterkunde 1 (1996), p. 138-155. | |
5. Literaire voorgangersDe Medea-drama's van Seneca en Corneille kunnen geraadpleegd worden in respectievelijk de volgende edities: Seneca, Sämtliche Tragödien. Bnd. I. Ed. Th. Thomann. Zürich enz., 1961; en P. Corneille, Théâtre complet. Texte établi avec introduction [...] par G. Couton. Bnd. I. Paris, 1993. Interessante observaties met betrekking tot Seneca's Medea-figuur vindt men in: G. Maurach, ‘Jason und Medea bei Seneca.’ In: E. Lefèvre (Hrsg.),Senecas Tragödien. Darmstadt, 1972, p. 292-320. | |
[pagina 56]
| |
6. Overlevering, opvoeringen en waarderingOver de titelillustratie van Rembrandt handelt: J.W.H. Konst, ‘1648: Rembrandt maakt een ets als illustratie voor de editie van Jan Six' treurspel Medea. De relatie tussen toneel en schilderkunst’. In: R.L. Erenstein (hoofdred.), Een theatergeschiedenis der Nederlanden. Tien eeuwen drama en theater in de Nederlanden en Vlaanderen. Amsterdam, 1996, p. 226-233. Zie ook P. Leendertz. jr., ‘Rembrandt's Faust en Medea’. In: Oud Holland 41 (1923-1924), p. 68-82. Een onmisbare studie voor de relatie tussen toneel en schilderkunst is nog steeds: S. Gudlaugsson, Ikonographische Studien über die holländische Malerei und das Theater des 17. Jahrhunderts. Würzberg, 1938. Zie over schilderijen die op Hoofts Granida teruggaan: A. McNeil Kettering,The Dutch Arcadia. Pastoral art and its audience in the golden age. Montclair (N.J.), 1983. Het drama kan in de volgende uitgave geraadpleegd worden: P.C. Hooft, Granida. Spel. Met inleiding en aantekeningen door L. v. Gemert. Een bijdrage over de melodieën door L.P. Grijp. Amsterdam, 1998. Informatie over de opvoeringen van Six'Medea werd ontleend aan: E. Oey-de Vita & M. Geesink, Academie en schouwburg. Amsterdams toneelrepertoire 1617-1665. Amsterdam, 1983. |
|