genegenheid is wederzijds, ook de boerenzoon heeft haar opgemerkt tussen al de anderen. Hij voelt echter ook aan dat zijn afkomst hem niet toelaat om iets meer te doen dan wat plagerij.
In ‘Bloei’ zijn de akkers in volle bloei. De oude boer houdt zich in zijn pronkkamer schuil voor de zon. Hij heeft een sluw plan uitgedokterd om zijn macht niet te moeten afstaan aan zijn zoon: hij wil een vrijkomende boerderij kopen en Louis erop “plaatsen”. Intussen is Louis zich aan het uitleven en geniet hij van zijn verliefdheid op Schellebelle. Een oude dienstmeid waarschuwt haar dat ze te ver gaat en dat de rijke boerenzoon niet voor haar bestemd is, maar Louis zelf herstelt haar vertrouwen. Het mooie weer houdt aan en de vlaschaards moeten verkocht worden. Wanneer de oude Louis met Schellebelle in de armen betrapt, vliegt hij uit. Wat meer is, hij beschouwt het voorval als een geldige reden om zijn listige besluit aan zijn vrouw, Barbele, bekend te maken. Zij verklaart hem echter voor gek en het komt tot een heftige woordenwisseling.
In het laatste hoofdstuk, ‘De slijting’, wordt er geoogst. Zeer tegen de zin van Louis stelt Vermeulen de beslissing om de vlaschaard aan te pakken alsmaar uit. Ook van verkopen komt er nog niets terecht. Vermeulen toont zich namelijk onredelijk duur en dreigt er zelfs mee om het vlas voor een jaar op zolder te houden. Wanneer een onweer dreigt, besluit Louis om de morgen daarna te slijten. Zijn boude beslissing valt samen met die van zijn vader zodat het niet tot een conflict komt. Terwijl ze op de vlasakker bezig zijn, komt Vermeulen langs. Hij beveelt om te stoppen met werken als het zou regenen. Na zijn vertrek begint het te onweren en de arbeiders moeten schuilen. De velden, vlaschaard inbegrepen, worden voor de ogen van Louis platgeslagen. Hij vindt dat niet erg, integendeel, het geeft hem voldoening te bedenken dat de pietluttige mensen in hun verwachtingen bedrogen werden. Het enige veld dat min of meer ongeschonden blijft, is het haverveld, gezaaid op de kouter die Louis had gesuggereerd voor het vlas. Vermeulen vloekt bij dit vernietigende bewijs van zijn ongelijk. Hij ziet zich gedwongen zijn stukgeslagen vlas onder de prijs te verpatsen. De volgende morgen vertrekt Vermeulen naar de openbare verkoop. Hij beveelt de slijters om het vlas recht te zetten en dan weg te gaan; ze gaan pas verder met het slijten als het weer droog is. In zijn afwezigheid geeft Louis het bevel toch gewoon verder te doen. Terwijl ze bezig zijn, koopt zijn vader de vrijkomende boerderij en trakteert hij in de herberg. Op zijn moeizame terugweg over het gladde land naar huis regent het opnieuw. Wanneer hij langs zijn vlasakker komt en merkt dat het volk tegen zijn wil in toch aan het slijten is en Louis daar staat met een ordinaire boerenmeid in de